Wat vindt NRC | Het is voor iedereen belangrijk dat een kind buiten kan spelen

Het jaarlijkse onderzoek van Jantje Beton, dat vorige week uitkwam, zou iedereen in Nederland moeten alarmeren. Want dat kinderen steeds minder buitenspelen, lijkt inmiddels een zorgelijk gegeven. Huiswerk en gamen vragen ook tijd, en buiten zijn er – zeggen kinderen zelf – te weinig ándere kinderen om mee te spelen.

Het alarmerende aan dit onderzoek is dat het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd dat elke dag buitenspeelt sinds 2022 is gehalveerd tot slechts 13 procent. En zij doen dat tweeënhalf uur minder per week. Elf procent speelt nooit buiten.

„Niet buitenspelen”, zegt Jantje Beton, „zorgt voor ernstige fysieke en mentale klachten onder kinderen, zoals overgewicht, slechtziendheid, depressie en slapeloosheid. Als het zo doorgaat, verliezen we een hele generatie aan ‘binnenzitten’.”

Gelukkig is de oplossing makkelijk: genoeg veilige speelplekken, gewoon op straat en in de buurt. Want kinderen willen wel naar buiten, blijkt uit het onderzoek van Jantje Beton, maar ouders noemen het gebrek aan speelplekken onder meer als reden om hen thuis te houden.

Helaas delft het spelende kind in de strijd om de ruimte maar al te vaak het onderspit. Onderzoeksprogramma Pointer signaleerde onlangs dat weinig nieuwe scholen voldoen aan de minimaal vijf vierkante meter aan schoolplein per basisschoolleerling. En het programma toog naar Emmeloord, waar een speelveld wordt gehalveerd omdat er huizen en parkeerplaatsen komen. Elders komen bomen ervoor terug, maar dat is ‘kijkgroen’ – zoals een bewoner het noemde.

Of neem alle ruzies over voetbalkooien, waarbij om geluidshinder tegen te gaan de speeltijd wordt beperkt. Maar spelen gaat nu eenmaal gepaard met opwinding en gegil. Wie vroeger een balletje op straat trapte, kan zich dat hopelijk nog herinneren. Kan zich hopelijk nog herinneren hoe het was om op stráát te spelen.


Lees ook
Spelen de kinderen eens buiten, komen er klachten over lawaai. De harde strijd om een voetbalkooi

De voetbalkooi aan de Nicolaas Beetsstraat in Amsterdam Oud-West.

Dat is allang geen speelplek meer, maar het domein van de auto, met een bijrol voor de fiets. Het Nederlands Kampioenschap Stoepranden wordt, zo lang dat nog kan, op een grasveld gehouden.

Iédere bestuurder, iedere politicus en iedere burger zou hierdoor moeten worden wakker geschud. De zorgkosten nemen al toe. Veel inwoners van Nederland zijn al te dik. De mentale klachten van de in coronatijd opgegroeide jeugd zijn al te ernstig. Het groeiend aantal bijziende kinderen vormt volgens oogartsen al een epidemie.

En, zo blijkt deze dinsdag uit een artikel in NRC, met de motoriek van kinderen is het ook steeds slechter gesteld. Ze kunnen geen bal vangen, niet mikken, vinden evenwichtsoefeningen lastig. Kinderen die niet goed kunnen bewegen, doen dat vervolgens ook weer minder. Volgens de Gezondheidsraad is ‘inactiviteit’ de belangrijkste oorzaak van diabetes type 2, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker.


Lees ook
Van wie is de straat?

Spelende kinderen op straat in Utrecht, 1950. Nu leren we kinderen dat „de straat gevaarlijk is”, zegt hoogleraar Te  Brömmelstroet. „Dat ze daar eigenlijk niet mogen komen en al zeker niet mogen spelen.”

Waar is de maatschappelijke woede? Ook in NRC blikte Maartje van Putten, oud-voorzitter van Stop de Kindermoord, terug op de jaren zeventig en de succesvolle acties om aandacht te vragen voor de vele verkeersdoden door de opmars van de auto. Door de fiets toen ruimer baan te geven, nam het aantal dodelijke verkeersongelukken af.

Die woede is nu – nog – beperkt. Maar het is noodzakelijker dan ooit om, met alle vraagstukken van ruimtelijke ordening die spelen, het kind zijn speelruimte terug te geven.


Lees ook
Geen bal kunnen vangen, of niet kunnen balanceren op een bank: veel kinderen hebben een slechte motoriek

De motoriek van kinderen op de  Antoniusschool in Kudelstaart wordt getest onder leiding van gymleraar Mathijs van Rijn.