Wat vindt NRC | Goede doelen moeten kritischer kijken naar fiscale trucs weldoeners

Filantropie

Commentaar

Dat beleggingsmaatschappij HAL Investments historisch nauwe banden heeft met Rotterdam, behoeft nauwelijks toelichting. Het bedrijf komt voort uit Holland-Amerika Lijn, dat decennialang cruciale zeeverbindingen tussen Rotterdam en Amerikaanse steden onderhield. De laatste jaren heeft de familie Van der Vorm, die het bedrijf groot maakte, zich ontpopt als belangrijkste weldoener van de stad. Dat zij via charitatieve instellingen, zoals de stichting Droom en Daad, de thuishaven „nóg mooier en sterker” wil maken is positief. Afgezet tegen bijvoorbeeld de Verenigde Staten, waar ‘teruggeven’ aan de samenleving door succesvolle ondernemers bijkans als morele plicht wordt gezien, heeft Nederland maar een bescheiden filantropische cultuur. De Van der Vorms lieten al bijna 800 miljoen overmaken aan goede doelen. Dat is ongekend. De bestemming van al dat geld varieert van huisvesting voor Syrische statushouders tot de onlangs aangekondigde miljoenengift voor een veelbelovend toekomstig onderkomen van het Nederlands Fotomuseum.

Dat dat geld via ingewikkelde constructies vanuit belastingparadijzen naar Rotterdam komt, is evenwel problematisch. De familie Van der Vorm ontwijkt via brievenbusfirma’s en inschrijvingen op plekken als Bermuda en de Maagdeneilanden op grote schaal belastingen in Nederland, zo bleek deze week uit onderzoek van NRC. Een tot nu toe onbekende stichting in Luxemburg blijkt de link tussen het filantropische werk en de belastingontwijking.

Belastingontduiking is verboden. Belastingontwijking – of, eufemistischer, ‘belastingoptimalisatie’ – is dat niet. Mede door overheidsbeleid om internationale bedrijven met gunstige belastingregels naar Nederland te trekken, is een hele bedrijfstak opgetuigd die zich bezighoudt met het vinden van mazen in het belastingnet. Vanuit bedrijfseconomisch perspectief is het nog wel te begrijpen dat bedrijven alle manieren verkennen om de kosten te drukken. Maar maatschappelijk gezien is dit zeer onwenselijk. Niet voor niets heeft de club van rijke industrielanden OESO van belastingharmonisatie de laatste jaren een speerpunt gemaakt.

Terecht bestaat in veel Europese landen weinig tolerantie voor belastingontwijking. Het graduele verschil met belastingontduiking is voor gewone burgers die een blauwe enveloppe verwachten betekenisloos: zij betalen belasting, dus waarom die bedrijven niet? Bedrijven zijn deel van de samenleving, ze vergaren er hun rijkdom en profiteren van collectieve voorzieningen. Om die op peil te houden en de regierol van de staat niet verder uit te hollen, zou een bedrijf in het land waar het zijn geld verdient belasting moeten betalen. Frankrijk geeft het goede voorbeeld door steeds vaker zulke eisen te stellen, ook aan techbedrijven.

Tegen dit licht is het teleurstellend dat in Rotterdam bij de gemeente maar ook bij de begunstigde instellingen nauwelijks vragen worden gesteld over de fiscale constructies van hun mecenassen. De burgemeester zei eerder dat hij dat „volstrekt irrelevant” vond. De ambtelijke top hield zelfs een integriteitsonderzoek naar de stichtingen tegen. Dit roept de vraag op of de afhankelijkheidsrelatie van de gemeente niet te groot is geworden. Kunstinstellingen in binnen- en buitenland zijn recent kritischer gaan kijken naar donaties van bedrijven die hun geld verdienden met vervuilende of verslavende producten. Ook anderszins mag van die bedrijven maatschappelijk verantwoord gedrag gevraagd worden.

Met filantropie is in beginsel niets mis, maar het is geen aflaat. Vermogenden die de samenleving waarin ze geopereerd hebben mooier willen maken, moeten daartoe worden aangemoedigd. Zij het pas nadat die samenleving voor de noodzakelijke herverdeling belasting heeft kunnen heffen, juist ook ten behoeve van de sectoren waarin de weldoeners uit de Rotterdamse haven actief zijn.