Wat vindt NRC | Geldgebrek mag niet louter een excuus zijn voor vertraging van de Lelylijn en de Nedersaksenlijn

Wie vanuit Groningen naar Schiphol reist, moet via Meppel. Wie vanuit Leeuwarden naar Utrecht en verder wil, ook. Maar als tussen Zwolle en Meppel het spoor eruit ligt, ligt het treinverkeer tussen Noord-Nederland en de rest van het land stil. Vertraging het afgelopen jaar: gemiddeld negen uur per week.

Wie in Emmeloord woont en naar Lelystad of Heerenveen wil – de dichtstbijzijnde steden met een station – pakt de bus. Die gaat twee keer per uur, en de rit kost 40 tot 50 minuten. De bus is sowieso het vervoersmiddel in de Noordoostpolder voor wie geen rijbewijs heeft. Er ligt geen spoor. In 1947 werd de eerste stippellijn getekend om Flevoland en het noorden te verbinden, toen nog de Zuiderzeelijn genoemd, nu de Lelylijn.

Tussen Veendam en Emmen ontbreekt 34,5 kilometer spoor, er ligt alleen een klein stukje stoomspoor. Die luttele kilometers zouden Groningen rechtstreeks met Almelo verbinden. Een gebied waar het aantal inwoners en banen afneemt. Waar, als er niets verandert, de „uitdagingen alleen maar groter worden”, staat er in een van de jongste rapporten over deze Nedersaksenlijn.

De vertraging kwam tot nu toe steeds door botsende belangen in de noordelijke provincies en andere prioriteiten in politiek Den Haag. Onder het vorige kabinet werd het merendeel van de infrastructurele miljarden gereserveerd voor de Randstad en Eindhoven en omgeving. Daar waar investeringen gekoppeld konden worden aan de woningvraag.

Provincies worden aangekeken om bij te dragen – door een kabinet dat bezuinigt op het geld dat naar provincies gaat

Het is daarom te prijzen dat het kabinet in het regeerakkoord beide spoorlijnen noemt. Te meer omdat, zo werd vorig jaar immers geconstateerd, er „onwenselijke verschillen” zijn ontstaan tussen regio’s. Het gevoel bestaat dat de overheid er „niet voor iedereen is in dit land”. Het mantra ‘elke regio telt’ kan door deze verbindingen worden waargemaakt.

Des te zorgelijker is de disclaimer die staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur, PVV) deze week meteen meegaf. Tegen het Dagblad van het Noorden sprak hij over „een hels karwei”. Er is geld gereserveerd (3 miljard euro), maar beide spoorlijnen zullen aanzienlijk meer kosten. De provincies worden aangekeken – door een kabinet dat bezuinigt op het geld dat naar provincies gaat. De Europese Unie zou moeten helpen – vindt een kabinet dat minder wil afdragen aan Europa.

Terecht maakt men zich in het Noorden zorgen. Kans bestaat dat geld het excuus wordt om opnieuw niets te doen. Of dat de twee spoorlijnen tegen elkaar worden uitgespeeld, terwijl de belangen anders zijn. De Nedersaksenlijn versterkt een hele regio: de baten zijn misschien niet voor het hele land, maar de kosten zijn ook lager. De Lelylijn is duurder, de risico’s groter, maar de opbrengst is wellicht dat de druk op de oververhitte woningmarkt in de Randstad kleiner wordt als mensen verder van hun werk kunnen wonen.

Al moeten de noordelijke provincies zich wel afvragen of dat hún doel is. Rust, ruimte en noaberschop zijn immers waardevol. Een stabiele en kortere reistijd kan ook gerealiseerd worden door flessenhals Meppel snel op te lossen.


Lees ook

Grote projecten hebben verstrekkende en onomkeerbare gevolgen voor de inrichting van Nederland, waarschuwt Rijksadviseur Wouter Veldhuis

Rijksadviseur Wouter Veldhuis: „Vraag maar eens aan de mensen in Heerenveen zelf waar ze meer behoefte aan hebben.”

Belangrijker is dat kabinet en Kamer deze treinverbindingen niet louter zien als een kostenpost. Zoals de tekst luidt nabij het monument van Cornelis Lely op de Afsluitdijk: „Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.” Een spoorlijn betekent verbinding, tussen mensen en regio’s.