
De woorden waarmee de handelsdeal tussen de EU en de VS zijn begroet, logen er deze week niet om. Termen als ‘vernedering’ en ‘nederlaag’ vlogen in het rond voor de afspraken die Ursula von der Leyen heeft gemaakt met Donald Trump.
De Amerikaanse president lijkt inderdaad zijn zin te krijgen. Inmiddels is de gemiddelde invoerheffing in de VS hoger dan na de Smoot-Hawley Wet die in het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw een handelsoorlog ontketende. Een jaar geleden was dat nog onvoorstelbaar. Anders dan destijds treffen andere landen, met uitzondering van China, geen tegenmaatregelen.
Sterker nog, om Trump te paaien hebben Japan en de EU beloofd bij elkaar opgeteld 1.300 miljard dollar in de VS te investeren in de resterende jaren van het Trump-presidentschap. Daarnaast zegde de EU toe in die drieënhalf jaar ook voor 750 miljoen dollar aan Amerikaanse energie in te kopen. En voor miljarden aan wapeninkopen te doen. Onderhandelingsresultaten waar Trump zich met recht voor op de borst lijkt te mogen kloppen.
Maar zijn victorie zou op termijn wel eens bedrieglijk kunnen zijn. Europese onderhandelaars hebben ingezet op beperking van de schade nu en kopen tijd om aan een sterkere, minder van de VS afhankelijke economie te bouwen. Ze hebben genoegen genomen met verlaging van al ingevoerde heffingen op de exportgoederen waarmee Europese bedrijven verreweg de meeste miljarden in de VS verdienen.
In de onderhandelingen is de Europese Commissie er bovendien in geslaagd om aantasting van Europese regels te voorkomen. Tot ergernis van Big Tech, dat had gewenst dat Europese beperkingen op hun handel en wandel zouden worden aangepakt. Chloorkippen en genetisch gemodificeerd voedsel mogen nog steeds de EU niet in.
De investeringsbeloftes zijn boterzacht en vooral leuk voor Trump om goede sier mee te maken. Bovendien zijn al aangekondigde investeringen van autoproducenten en farmabedrijven ingecalculeerd. Daarbuiten is het de vraag hoeveel Europese bedrijven werkelijk extra in de VS zullen investeren. Uit onderzoeken blijkt dat ze veelal meer rendement verwachten van nieuwe fabrieken in groeimarkten als India en Amerikaanse plannen juist in de kast hebben opgeborgen.
De pijn die invoerheffingen opleveren voor de Amerikanen is nog uitgebleven, maar gaat onvermijdelijk doordringen. Volgens berekeningen van het Yale Budget Lab zullen de nu afgesproken heffingen een gemiddeld Amerikaans gezin 2.500 dollar per jaar kosten. Uit een analyse van een denktank in Washington blijkt dat juist industrietakken die Trump wil stimuleren het meest lijden onder stijgende kosten van de import van onderdelen.
Bovendien leren eerdere ervaringen met heffingen dat een beschermde industrie luier wordt in innoveren en kosten besparen. Dat versterkt de urgentie van de Letta- en Draghirapporten in Europa. Vergroting van de handel binnen Europa door versterking van de interne markt zal de pijn van verminderde export naar de VS verzachten. Door het concurrentievermogen en de innovativiteit van bedrijven te versterken kan een groter concurrentievoordeel worden verkregen.
Trump mag zich dan de winnaar voelen na het sluiten van de deals, maar de Amerikanen kunnen later wel eens de grote verliezers blijken.
