Het academisch jaar gaat deze maandag van start onder een dreigend zwerk. In het hoofdlijnenakkoord zegden PVV, VVD, NSC en BBB de wetenschap forse bezuinigen aan, terwijl studenten te maken zullen krijgen met een verhoging van het collegegeld als ze hun opleiding niet snel genoeg afronden. Op deze plek is eerder betoogd dat het nieuwe kabinet niet lichtzinnig tot deze maatregelen moet overgaan; daarvoor zijn onderwijs en onderzoek te belangrijk.
Dat de Nederlandse wetenschap wat vermag, weet men in Den Haag donders goed. Het komt immers regelmatig voor dat de politiek wetenschappers inschakelt om een probleem op te lossen. Vorige week nog bijvoorbeeld publiceerden TNO en de Universiteit van Amsterdam (UvA) een rapport dat besteld was door het Interprovinciaal Overleg (IPO), een organisatie die de belangen van de provincies in Den Haag en Brussel behartigt. Hun opdracht: zoek naar een grens voor stikstofneerslag waaronder geen vergunning voor nieuwe projecten hoeft te worden aangevraagd omdat onder die grenswaarde niet met zekerheid kan worden vastgesteld waar de extra stikstofdepositie vandaan komt.
De teleurstelling was groot toen TNO en de UvA het resultaat van hun onderzoek onthulden: het is met de huidige stand van kennis niet mogelijk zo’n ondergrens vast te stellen. En dus blijf die grens waar hij nu ligt: een extra neerslag van jaarlijks 0,005 mol (zo’n 0,07 gram stikstof) op een hectare natuurgebied dat zich binnen 25 kilometer van een nieuw project bevindt.
Deze grens lag eerder op 1 mol, en er zijn wetenschappers die denken dat hij opgetrokken kan worden tot misschien wel 35 mol. Voor zowel de validiteit van de laagste als de hoogste depositiewaarde is echter geen afdoende wetenschappelijk bewijs. Kortom: hier is meer onderzoek nodig. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) stemde in, maar gaf wel de boodschap mee dat „we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om tot een ondergrens te komen”.
Het is goed dat er nader onderzoek komt, maar de stikstofcrisis duurt ondertussen voort: de natuur lijdt en infrastructurele projecten liggen stil. Het is de taak van de politiek om hier iets aan te doen. Wachten tot de wetenschap een geitenpaadje vindt, getuigt van weinig daadkracht van dit nieuwe kabinet.
Het uitbesteden aan de wetenschap van het oplossen (van een deel van) het stikstofprobleem past in een trend die al langer aan de gang is. Ook tijdens de coronapandemie leek het er soms op dat het kabinet moeilijke beslissingen liever niet zelf nam, maar overliet aan wetenschappelijke adviseurs. Natuurlijk is het begrijpelijk dat politici willen beschikken over de nieuwste inzichten voor ze een besluit nemen, maar wetenschap komt met onzekerheid, foutmarges én kost tijd. Op een gegeven moment is het aan een politicus om de knoop door te hakken.
Dit wil niet zeggen dat de universiteit zich in een ivoren toren moet terugtrekken. Wetenschap wordt betaald van belastinggeld en moet de maatschappij ten goede komen. Corien Prins, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), pleitte in een interview met NRC dan ook voor een steviger brug tussen wetenschap en beleid, maar waarschuwde er tegelijkertijd voor dat wetenschappers dan steviger in hun schoenen moeten staan.
Dat is een boodschap die de rectoren deze maandag in hun speech van de kansel kunnen laten klinken. Adviseren is prima, maar de wetenschap moet niet het werk van de politiek doen.