Wat vindt NRC | De hervormingen van paus Franciscus waren eerste stappen richting hervorming van de Rooms-Katholieke Kerk

Sede Vacante. En dus: voor wie stijgt straks de witte rook op nu paus Franciscus is overleden? De keuze die de kardinalen zullen maken is van betekenis, ook voor niet- en andersgelovigen. De paus staat immers aan het hoofd van ruim 1,3 miljard rooms-katholieken, van wie velen waarde hechten aan wat hij over talloze ethische kwesties vindt en zegt. Zijn moreel gezag is daarmee groter dan menigeen in het geseculariseerde Nederland wellicht beseft of zou willen.

Toen Franciscus in 2013 tot paus werd benoemd, werd hij onthaald als een hervormer. De Argentijnse jezuïet en straatpastoor Jorge Mario Bergoglio zou meer in het echte leven staan dan zijn voorganger Benedictus XVI. Hij begon veelbelovend: op het Sint Pieterplein sprak hij gelovigen toe met een toegankelijk ‘buonasera’ – goedenavond!

Franciscus bepaalde dat gescheiden en burgerlijk hertrouwde katholieken ter communie mogen gaan. Hij zei dat „homoseksuele mensen er recht op [hebben] in een gezin te zijn. Ze zijn kinderen van God”. Daarmee erkende hij impliciet civiele verbintenissen. Hij stelde een vrouw aan als ‘minister van kloosterzaken’, en sprak in zijn autobiografie – die eerder dit jaar verscheen – over het „ontmannen” van de Kerk.

Kleine stapjes waren het voor wie graag had gezien dat Franciscus de Rooms-Katholieke Kerk de 21ste eeuw had binnengeloodst, en geen fundamentele wijzigingen. Begrijpelijk langzaam wellicht in het licht van een wereldkerk die ook gelovigen in conservatievere landen bedient – waar de kerkgemeenschap groeit – en die onder kardinalen en bisschoppen bovendien nog altijd conservatieve oppositie kent.

Franciscus legde verder sterk de nadruk op naastenliefde (zijn eerste bezoek ging naar het Siciliaanse eilandje Lampedusa, waar bootvluchtelingen aankomen), op broederliefde voor andere geloven, en wees op de gevaren van klimaatverandering. Hij bepleitte soberheid, en leefde daar zelf naar door niet in het Apostolisch Paleis in Vaticaanstad zijn intrek te nemen, maar in een residentie voor geestelijken. Hij streed bovendien tegen het klerikalisme; priesters moesten uit hun ivoren toren komen, en de kerk diende vooral een pastorale en luisterende kerk te zijn.

In dat laatste faalde Franciscus. Over het grootste schandaal binnen de Rooms-Katholieke Kerk – het wijdverspreide misbruik van jongeren door geestelijken, van bisschoppen tot nonnen – luisterde hij wel, maar hoorde hij niet.

Franciscus betuigde schaamte en berouw. Aan daadkracht ontbrak het echter: de reactie van de Rooms-Katholieke Kerk op nieuwe misbruikzaken bleef toedekken, het beschermen van het instituut en het ontkennen dat de hiërarchische en gesloten wereld van geestelijken debet kan zijn. En aan doortastend beleid om met slachtoffers om te gaan, ontbreekt het nog altijd. Dat het orgaan dat binnen het Vaticaan meldingen verzamelt, die cijfers niet wil delen met de onderzoekscommissie die Franciscus in 2014 instelde naar misbruik, is tekenend.

Franciscus’ opvolger zal moeten beginnen met de nultorerantie voor seksueel misbruik om te zetten in daden, en een mentaliteitswijziging af te dwingen van aan de top van de kerk. Dat lijkt een te wereldse aangelegenheid voor iemand die wordt gekozen om zijn geestelijk leiderschap. Maar is om moreel geloofwaardig te zijn noodzakelijk.