‘Dit verhaal is nog niet af, dit is nog maar een begin.”Het was de conclusie die Ninie Susanti Tejowasono, een van de leden van de Indonesische restitutiecommissie, in NRC verwoordde na zijn bezoek aan de vorige week geopende expositie Repatriëring, de terugkeer van stille getuigen van beschavingen van de Archipel. Hij ging ervan uit dat er in Jakarta „nog meer uitgebreide tentoonstellingen in het Nationaal Museum” te verwachten zijn.
Dat is geen vreemde veronderstelling voor wie bedenkt dat op deze expositie in de Indonesische hoofdstad nog maar 152 objecten te zien waren van de 478 kunstwerken waarvan de terugkeer deze zomer werd toegezegd. En er liggen nog meer verzoeken uit Indonesië; de collectie van de Nederlandse onderzoeker Eugène Dubois bestaat alleen al uit zo’n 40.000 voorwerpen. Nederland heeft naar schatting in totaal 300.000 koloniale voorwerpen in de rijkscollectie, die onder meer in beheer liggen bij het Nationaal Museum van Wereldculturen, Museum Bronbeek en het Rijksmuseum.
Een vervolg op het ‘begin’ is ook de vorige week teruggevonden sabel van de Javaanse prins en onafhankelijkheidsstrijder Diponegoro (1785-1855). Indonesië wist niet dat dit wapen bestond; het lag in een bunker onder de grond in het depot van museum Bronbeek.
Vorig jaar vroeg de Indonesische regering al wel de teugels van het paard van Diponegoro terug, en in 2020 ging zijn kris, een rituele dolk, al naar het Nationaal Museum in Jakarta. Gezien de status die Diponegoro heeft in Indonesië, en de manier waarop het Nationaal Museum daar zijn nalatenschap presenteert, valt te verwachten dat Indonesië ook deze sabel aan zijn nationale collectie zal willen toevoegen.
Saillant detail: het wapen is deels van Nederlandse makelij, en waarschijnlijk heeft Diponegoro het wapen op het slagveld verloren. Het is niet chique daarop het accent te leggen, en ook moeilijk vol te houden dat Nederland de sabel dankzij het koloniale geweld ‘eerlijk’ heeft meegenomen.
Het ligt meer voor de hand dat hier vanuit empathie geredeneerd zal worden. Duitsland loopt hierbij voorop met het teruggeven van de beelden uit Benin in 2021. Het Verenigd Koninkrijk heeft er, eufemistisch gesteld, wat meer moeite mee. Deze week gaf de Britse premier Rishi Sunak een goed voorbeeld van hoe je het gesprek over restitutie niet aan moet gaan. De Griekse premier Kyriakos Mitsotakis sneed het onderwerp van de ‘Elgin Marbles’ (de Parthenonfriezen) nog maar weer eens aan. De Marbles zijn tot zijn ergernis nog steeds in het British Museum in Londen.
Tegenover de BBC verklaarde hij dat de huidige situatie vergelijkbaar is met „het doormidden snijden van de Mona Lisa”. Prompt zegde Sunak zijn geplande ontmoeting met Mitsotakis af. Het bestuur van het British Museum, waar veel van de grootste schatten bestaan uit roofkunst, wil een opener houding aannemen als het gaat om restitutie. Maar daarin vindt het vooralsnog Sunak en zijn Conservatieve Partij op zijn weg.
Conservatieve partijen zien wel vaker een verband tussen het bezitten van kunst en landsbelang, en hebben de neiging om de gevolgen van kolonisatie niet als louter negatief te zien. Laat dit een les zijn voor Nederland. Wacht een verzoek van de Indonesische staat om Diponegoro’s sabel terug te vragen niet af, maar biedt die namens de Nederlandse staat aan. Dat past bij de tijdgeest en bij een houding waar fatsoenlijk omgaan met het verleden belangrijker is dan bezit.