Bij de jongens stond de naam Noah (afgeleid van Noach, betekenis: rust, troost) voor het zesde jaar op rij op één, gevolgd door Luca, met op de derde plaats Lucas. En ouders noemden hun pasgeboren meisje het vaakst Emma (betekenis: groot, geweldig) – de afgelopen jaren zeker niet voor het eerst.
Sinds 2022 wordt ook de meest gekozen ‘genderneutrale’ naam bijgehouden: een naam die even vaak wordt gekozen voor meisjes als voor jongens. Charlie werd in 2024 zowel 156 keer gekozen als naam voor een meisje als voor een jongen. Daarna kwamen Robin (68 meisjes en 64 jongens) en Sammy (11 meisjes en 10 jongens) in deze categorie.
Doorgaans blijven de populairste kindernamen jaren hangen in de kopgroep voordat ze uit zwang raken. Om toch sociaal-culturele ontwikkelingen te kunnen ontwaren uit de jaarlijkse lijsten van de Sociale Verzekeringsbank, is het nodig verder uit te zoomen, zegt Gerrit Bloothooft, die als gastonderzoeker verbonden is aan het Institute for Language Studies van de Universiteit Utrecht.
Het overgrote deel is tegenwoordig een modenaam: een die ouders mooi vinden en die daarna in vergetelheid raakt
Bloothooft: „Vroeger zag je grote regionale verschillen in Nederland. De protestanten in het noorden noemden hun kinderen vaker Piet en Klaas. Katholieken in het zuiden gingen voor gelatiniseerde namen als Adrianus en Cornelius.”
Maar nu ogen de toplijsten van Groningen tot Limburg, van Zuid-Holland tot Overijssel, voor een groot deel hetzelfde. „Naamgeving wordt niet langer regionaal bepaald,” zegt Bloothooft, „maar sociaal-cultureel.” De vernoemingstraditie – tussen 1820 en 1920 konden opa, vader en zoon gerust alle drie Jan heten – is vanaf de jaren zeventig minder geëerbiedigd. „Inmiddels wordt minder dan 5 procent van de baby’s met de eerste voornaam naar een familielid vernoemd.” Vaker worden opa en oma met de tweede of derde voornaam in herinnering gehouden.
Baard
Oorsprong van die ontwikkeling ligt in de jaren zestig, zegt Bloothooft. Nederlanders verlieten massaal de kerk, familiebanden werden losser, individualiteit steeds belangrijker. Voornamen werden voor ouders steeds meer een middel voor zelfexpressie. Het resultaat? Bloothooft: „Het overgrote deel van de voornamen van baby’s is tegenwoordig een modenaam: een die ouders mooi vinden en die daarna in vergetelheid raakt.”
Wie kijkt naar de populairste babynamen van 2000, ziet dat Bloothooft gelijk heeft. De top-3 voor jongens bestond uit Thomas, Max en Tim. Voor meisjes waren dat Sanne, Lisa en Fleur. Geen van die zes namen haalde afgelopen jaar de top-20: de trend waaide over.
Heten over tien jaar alle jongens met de baard in de keel dan Noah? Zo ver is het nog niet. Een kleine uitzondering op de regel van homogenisering is bijvoorbeeld Friesland, dat volgens Bloothooft altijd een „zeer eigenzinnige traditie van naamgeving” heeft gehad, geheel in lijn met de sterke culturele identiteit van de provincie. Die afwijking is ook dit jaar terug te zien. Hidde en Lieke, twee typisch Friese namen, voeren in Friesland de lijsten met populaire jongens- en meisjesnamen aan, maar komen in de Nederlandse top-10 niet voor.
Media
Toch is ook die traditie op z’n retour. Waar in de jaren vijftig ongeveer de helft van de in Friesland geboren baby’s een Friese voornaam kreeg, geldt dat volgens Bloothooft nu nog maar voor 20 procent.
Wie anno 2025 een geïnformeerde gok wil doen over de persoon die zich zojuist voorstelde, kan beter iets zeggen over het opleidingsniveau of het inkomen van de ouders. Introduceert iemand zichzelf als Floris, Pepijn of Alexander? Dan is de kans groot dat hij uit een villawijk komt. Heeft hij een Engelse naam, zoals de dit jaar populaire jongensnaam James? Dan komt hij waarschijnlijk uit een minder welgestelde wijk, want lageropgeleiden experimenteren volgens Bloothooft meer en blijken gevoeliger voor invloeden vanuit de media.
Nederlandse statushouders dreigen in financiële problemen te raken doordat er plotseling geen toeslagen meer voor hen worden aangevraagd. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is hier op 1 januari mee gestopt. Volgens het COA is het de taak van gemeenten om vluchtelingen hierbij te helpen. Gemeenten voelen zich door het besluit overvallen.
Veel statushouders (asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen) zijn afhankelijk van toeslagen. Maar lang niet alle statushouders weten hoe ze die op tijd en bij de juiste instantie moeten aanvragen. Om te voorkomen dat zij in de schulden belanden, krijgen zij hierbij in de beginperiode ondersteuning. Die kwam sinds 2015 van het COA. Zodra een statushouder een woning kreeg toegewezen, vroeg het COA huurtoeslagen aan, en voorheen ook zorgtoeslagen.
‘Niet onze taak’
Het opvangorgaan is op 1 januari gestopt met deze toeslagenhulp. „Omdat het onze taak niet is”, zegt een COA-woordvoerder. „We zijn in dit gat gesprongen, maar eigenlijk horen gemeenten dit te doen.” Het COA verwijst naar de Wet inburgering, die bepaalt dat gemeenten de eerste zes maanden verantwoordelijk zijn voor de begeleiding van inburgeraars. Ook is het door een wijziging bij de Dienst Toeslagen ingewikkelder geworden om huurtoeslagen vooraf aan te vragen. „Daarom hebben we eind 2023 de betrokken ministeries gevraagd ervoor te zorgen dat deze taak elders wordt belegd”, zegt de woordvoerder. „De ministeries hebben destijds aangegeven dit op te pakken.”
Dit lijkt nooit te zijn gebeurd: gemeenten, tevens verantwoordelijk voor bijstandsuitkeringen, zeggen dat zij onlangs volledig werden verrast door het besluit. „We kwamen er bij toeval achter”, vertelt een ambtenaar die in een grote gemeente verantwoordelijk is voor de huisvesting van statushouders. „Op Oudjaar ontvingen we een automatisch mailbericht van het COA dat zij vanaf morgen geen toeslagen meer zullen aanvragen. Terwijl wij nog van niets wisten.”
Het is volgens de ambtenaar onmogelijk deze taak op die korte termijn over te nemen. „Dat vergt normaal gesproken maanden voorbereiding. Er is al heel weinig capaciteit bij gemeenten. Nu wordt het zomaar door het COA over de schutting gegooid, terwijl er nog niets is geregeld.” Statushouders die vanaf 1 januari worden geplaatst, dreigen daardoor tussen wal en schip te vallen, met als risico dat zij geen toeslagen ontvangen en in financiële problemen raken.
Een van de gemeenten die zich „grote zorgen” maakt is Amsterdam. „Deze begeleiding is van belang om te zorgen dat statushouders die net zijn uitgestroomd naar de gemeente niet direct in financiële problemen komen”, laat de gemeente weten.
We moeten nog uitvinden hoe we dit precies gaan oplossen
‘Alsnog een grote verrassing’
Het COA bestrijdt dat gemeenten te laat zijn geïnformeerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft eind 2023 namelijk al te horen gekregen dat het COA van deze taak af wilde. „Dat klopt”, reageert de woordvoerder van de VNG. „Maar in die brief van het COA stond dat er nog afspraken zouden worden gemaakt over de invulling van de taak en dat nader onderzoek zou plaatsvinden. Het ministerie zou ons op de hoogte houden. Alleen is dat nooit gebeurd. Er is daarna nooit meer met ons over gesproken.”
Dus kwam het „alsnog als een grote verrassing” toen het COA afgelopen december de VNG informeerde dat het per 1 januari definitief stopt met de toeslagenhulp. „Het zal een grotere druk opleveren op gemeenten”, zegt de VNG-woordvoerder. „We moeten nog uitvinden hoe we dit precies gaan oplossen.”
Sommige gemeenten hebben de hulp bij toeslagen nu uitbesteed aan Vluchtelingenwerk. Een woordvoerder van de stichting: „COA legt hiermee in feite een extra taak neer bij gemeenten en Vluchtelingenwerk.” De gevolgen hiervan kunnen ingrijpend zijn, zegt de woordvoerder. „Het is heel belangrijk dat toeslagen zo snel mogelijk worden aangevraagd, want statushouders moeten direct huur betalen bij de eerste huisvesting terwijl zij nog geen inkomen hebben. Als dat niet op tijd gebeurt, worden statushouders geconfronteerd met een financieel gat.”
Op de vraag of het verantwoord is om met deze taak te stoppen terwijl veel gemeenten nog niets hebben geregeld, zegt de woordvoerder van het COA: „Dat vind ik een ingewikkelde vraag. Het is nu eenmaal een taak van gemeenten.”
Dit onderzoek zullen ze zich bij het Openbaar Ministerie nog lang heugen, zei de officier van justitie van het Landelijk Parket begin december, in de rechtbank van Rotterdam. Het Parket bestrijdt nationaal en internationaal georganiseerde en zware criminaliteit, waaronder terrorisme, drugshandel en kinderporno. De 57-jarige Jan W. uit Zoetermeer stond terecht voor het verspreiden van beeldmateriaal van gewelddadig seksueel kindermisbruik via Telegram. De officier noemde de ernst van de vergrijpen ongekend: „Het huilen en krijsen van de kinderen is intens. De commentaren van verdachte en mededaders bij de beelden zijn wreed. Meedogenloos. Zoveel bizarre ellende laat niemand koud. Hartverscheurend.”
Jan W. was lid van veertig à vijftig Telegramgroepen met extreme inhoud, sommige hadden wel 1.500 leden. In meer dan de helft van de groepen werden kinder- en dierenporno gedeeld. Andere bevatten materiaal over necrofilie, nazisme en extreem geweld.
Jan W. had enkele groepen zelf opgericht en beheerde ze. Daarom was hij niet alleen onderdeel van een criminele organisatie, maar had hij ook een leidende rol. Voor het eerst werd een Telegramgroep voor kinderporno door een Nederlandse rechtbank aangemerkt als een crimineel netwerk, wat eerder alleen werd gedaan met kinderpornoplatforms op het zogeheten darkweb. Dat deel van internet is niet toegankelijk via reguliere zoekmachines. Gebruikers blijven daar doorgaans anoniem.
In de hoogte van de straf spelen de jonge leeftijd van de misbruikte kinderen en het zeer ernstige geweld een belangrijke strafverzwarende rol
Het OM signaleert dat kinderporno zich uitbreidt van het darkweb naar versleutelde chatapps zoals Telegram en Signal, een trend die het afgelopen jaar sterk is toegenomen doordat steeds meer applicaties gebruik maken van versleutelde technologie. Linda van den Oever, officier van justitie kinderporno en kindersekstoerisme bij het Landelijk Parket, benadrukt het belang van de zaak van Jan W. als precedent. Waar voorheen vooral darkweb-gebruikers werden vervolgd voor het downloaden, verspreiden of toegankelijk maken van kinderpornografie en deelname aan een criminele organisatie, gebeurt dat nu ook met gebruikers van chatapps.
Deze dinsdag verscheen een 37-jarige man uit Bodegraven voor de rechter die wordt verdacht van het delen van kinderporno via de versleutelde chatapp TeleGuard en van deelname aan een criminele organisatie, die de porno zou vervaardigen en verspreiden. Het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (TBKK) kwam de man afgelopen zomer op het spoor. De verdachte zou beelden van seksueel misbruik van (zeer) jonge kinderen hebben gedeeld in diverse groepen. In de rechtbank werd duidelijk dat de man ook wordt verdacht van seksueel misbruik van minderjarigen.
Internationaal verband
Volgens het OM functioneren chatgroepen op Telegram op vergelijkbare wijze als een darkweb-forum en wordt kinderporno vaak verspreid in internationaal georganiseerd verband. Leden werken samen om beeldmateriaal te verzamelen, te delen en om zo anoniem mogelijk te werk te gaan om uit handen van politie en justitie te blijven.
Het extreme geweld en de zeer jonge leeftijd van de kinderen in de zaak van Jan W. leken uitzonderlijk, maar Van den Oever wijst erop dat Telegramgroepen niet alleen meer, maar ook heftiger materiaal bevatten dan het darkweb. „Tijdens deze zaak werd door rechercheurs gezegd dat het materiaal zo heftig was dat ze het even weg moesten leggen.”
Personen die kinderporno downloaden of verspreiden en werken in direct contact met kinderen worden beschouwd als extra risicovol
In oktober 2023 kreeg het TBKK een melding van de Australische autoriteiten. Die hadden aanwijzingen dat een Nederlandse man via Telegram extreem gewelddadig beeldmateriaal van misbruik van een baby had verspreid, dat recent zou zijn vervaardigd. Kinderpornorechercheurs over de hele wereld doken op de zaak. De dader in het filmpje werd in de Verenigde Staten geïdentificeerd en gearresteerd. De baby werd in veiligheid gebracht. „De man die dit materiaal verspreidde, zit vandaag voor u”, zei de officier tegen de rechtbank over Jan W. die door de Nederlandse politie was geïdentificeerd en opgepakt.
„In de hoogte van de straf spelen de jonge leeftijd van de misbruikte kinderen en het zeer ernstige geweld een belangrijke strafverzwarende rol”, stelde de rechtbank in haar vonnis. Jan W. werd veroordeeld tot drieënhalf jaar cel en tbs met voorwaarden – een lagere straf dan de geëiste vier jaar, omdat de rechtbank W. verminderd toerekeningsvatbaar achtte vanwege onder meer een pedofiele stoornis en persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Een ervaren kinderpornorechercheur zei dat hij dit werk al elf jaar doet, maar dat hij zelden zo veel beelden van kinderen onder de één jaar was tegengekomen.
Telegramgroep met 1.500 leden
Laagdrempelige en gebruiksvriendelijke platforms maken het makkelijker om strafbaar materiaal te verspreiden, zegt Van den Oever. Telegram is bijvoorbeeld veel vlugger en efficiënter dan het darkweb, dat privacy zwaarder laat wegen dan snelheid. Via Telegram kunnen ook beter dan via het darkweb grote bestanden massaal worden verspreid.
Het is lastig om Telegram-gebruikers op te sporen. Toen rechercheurs in de zaak van Jan W. een Telegramgroep met 1.500 leden ontdekten, konden ze niet zomaar alle betrokkenen identificeren. Dat vereist medewerking van de dienstverlener en Telegram werkt lang niet altijd mee met opsporingsinstanties. Een Europese wet die internetbedrijven verplicht kindermisbruikmateriaal te melden, laat al twee jaar op zich wachten door verdeeldheid in Brussel over privacy.
Het OM kan niet prijsgeven hoe Jan W. is opgespoord, omdat die informatie de opsporing van anderen kan bemoeilijken. Wel bevestigt Van den Oever dat in deze zaak geen contact is geweest met Telegram.
Afgelopen september wijzigde Telegram het privacybeleid. Dit gebeurde een maand nadat de Frans-Russische oprichter Pavel Doerov in Frankrijk werd gearresteerd, op verdenking van het mogelijk maken van criminele activiteiten, waaronder het verspreiden van kinderporno. Voortaan deelt het platform IP-adressen en telefoonnummers als die worden opgevraagd via een gerechtelijk bevel.
„Wij juichen het toe dat Telegram aangeeft dat het gegevens wil verstrekken”, zegt Van den Oever, die bevestigt dat Telegram op vorderingen heeft gereageerd. „We zien nu een verschuiving, want als criminelen horen dat Telegram mee gaat werken met de autoriteiten, gaan ze naar andere apps. In die zin is sprake van een waterbedeffect.”
Lees ook
Telegram verandert beleid: gaat IP-adressen en telefoonnummers van gebruikers vaker delen
Waarschuwingsgesprekken
Intussen blijven de meldingen binnenstromen bij het TBKK in Zoetermeer, jaarlijks ongeveer zeventigduizend. „We delen de ervaring van de officier van justitie dat op chatapps meer kinderpornomateriaal is te vinden dan op het darkweb”, zegt rechercheur Annemiek van Noord van het TBKK.
Op het kantoor in Zoetermeer legt Van Noord uit dat alle meldingen van kinderporno met een vermoedelijke Nederlandse link – zoals een IP-adres of telefoonnummer – binnenkomen bij de intakeafdeling. Dan checken haar collega’s eerst of het materiaal al eerder is gemeld. Bij nieuwe beelden gaan direct alle alarmbellen af. „Er is dan een reële kans dat het om een actieve misbruiksituatie gaat. Dan zetten we alles op alles om het slachtoffer te identificeren.” Het belangrijkste doel van het TBKK is het helpen van slachtoffers en het beëindigen van het misbruik.
Van de jaarlijks tienduizenden meldingen kan de politie slechts een klein deel onderzoeken. Dat resulteert in zeshonderd interventies per jaar, volgens het OM. Die interventies zijn gerichte acties, zoals waarschuwingsgesprekken aan huis of een strafzaak tegen een verdachte. „Dat is het maximale dat met onze capaciteit behaald kan worden, omdat behalve de kwantiteit ook de ingewikkeldheid van de zaken toeneemt,” aldus Van den Oever. Dit komt doordat criminelen steeds vaker geavanceerde technologieën zoals versleutelde communicatie en het darkweb gebruiken, wat opsporing bemoeilijkt.
De focus ligt daarom op de zwaarste misdrijven rondom kinderporno. Misbruikzaken waarbij de dader zelf direct is betrokken krijgen prioriteit. Daaronder valt ook misbruik van kinderen elders ter wereld via livestreams. Daarna wordt prioriteit gegeven aan netwerken en sleutelspelers die grootschalige verspreiding van kinderporno mogelijk maken. Daarnaast analyseert het TBKK de meldingen op specifieke signalen. „Bijvoorbeeld als e-mailadressen gelinkt kunnen worden aan een basisschool”, legt Van Noord uit. Personen die kinderporno downloaden of verspreiden en werken in direct contact met kinderen – bijvoorbeeld scoutingleiders – worden beschouwd als extra risicovol.
Puzzelstukjes
Het TBKK pakt de zwaarste zaken op. Tientallen per jaar, volgens Van den Oever. Van Noord benadrukt dat internationale samenwerking essentieel is voor veel zaken. „Het internet kent geen grenzen”, zegt ze, zoals in de zaak van Jan W. „Een Nederlander deelt materiaal dat heel recent is gemaakt in Amerika en dat komt via hem terecht in Australië. Al die puzzelstukjes moeten we bij elkaar krijgen.”
Van Noord noemt Europol en Interpol cruciaal. „Europol is echt de spin in het web om informatie tussen politiediensten te delen. Ook Interpol is belangrijk, bijvoorbeeld door materiaal te verzamelen en ons onderzoek te ondersteunen. Deze organisaties hebben specialisten en technische experts die specifiek op dit thema werken.”
Over de meldingen zegt Van Noord: „Het gebeurt helaas te vaak dat een simpele melding leidt tot een veel groter verhaal. Zo wisten we bij Jan W. dat hij niet zelf had gefilmd, maar dat het wel nieuw materiaal was. Toen we een inval deden en alles in beslag namen, werd de omvang van de zaak pas duidelijk. Zulke zaken ontdek je pas op het moment dat je binnenstapt.”
In de hoogte van de straf spelen de jonge leeftijd van de misbruikte kinderen en het zeer ernstige geweld een belangrijke strafverzwarende rol
Het TBKK kan echter niet alles oppakken. „We krijgen ook veel meldingen die laag geprioriteerd zijn, waarbij wij inschatten dat er niet direct een kind in gevaar is.” zegt Van Noord. Dat zijn vaak de zaken van downloaders en verspreiders die worden beschouwd als minder risicovol. „We kunnen veel meer mensen identificeren dan we überhaupt kunnen opsporen en vervolgen. Van de zaken die blijven liggen, slaan we de informatie op in de politiesystemen,” geeft Van den Oever aan.
„We vinden het belangrijk om ook in dit soort gevallen iets te doen”, zegt Van Noord. Daarom heeft het TBKK afgelopen november een landelijke actieweek georganiseerd, waarin agenten langsgingen bij 150 mensen die kinderporno in hun bezit hadden om ze te waarschuwen te stoppen met het downloaden van kinderporno. Bij deze personen is het risico als laag ingeschat, omdat ze bijvoorbeeld geen recidivisten zijn of en niet met kinderen werken. De boodschap was dat degenen die kinderpornografisch materiaal bezitten, downloaden of verspreiden daarmee moeten stoppen en dat ze anders worden opgepakt.
„Zelfs als je alleen kijkt zonder zelf materiaal te maken, ben je strafbaar en houd je het systeem in stand”, zegt Van Noord. En ze benadrukt de gevolgen: „Het ergste is dat het materiaal maar rond blijft gaan, daardoor wordt het slachtoffer telkens opnieuw slachtoffer.”
Stop it Now is er voor iedereen die zich zorgen maakt over seksuele gevoelens en/of gedrag richting minderjarigen. Telefoon (anoniem): 0800 2666436. Chat via stopitnow.nl
De Oekraïense klas van docent Bart de Hoon moet een verhaaltjessom uitrekenen. Hoeveel procent korting heeft Joke gekregen als ze 110 euro betaalt voor een spijkerbroek die eerst 125 euro kostte? De Hoon geeft geen wiskunde, maar Nederlands. Met verhaaltjessommen kun je de taal goed oefenen. Hij helpt zijn leerlingen vast een handje door op het stiftbord de getallen in een zogenaamde ‘verhoudingstabel’ te zetten, waarmee je percentages makkelijker kunt uitrekenen.
„Min 15 euro?” zegt een leerling.
„Snap je mijn vraag?”, vraagt De Hoon vriendelijk. Als het meisje zegt van niet, begint hij het nog ’n keer uit te leggen.
Oksana de Koning, die achterin het lokaal meekijkt met de les aan ‘klas zeven’ (de brugklas), onderbreekt hem. Zij is wiskundedocent op deze school in Breda voor uit Oekraïne gevluchte tieners. Ze komt ook uit Oekraïne maar is al langer in het land en getrouwd met een Nederlandse man. „In Oekraïne hebben we een heel andere manier om percentages uit te rekenen”, zegt ze tegen De Hoon.
„Oké,” zegt hij tegen zijn leerlingen, „reken het maar uit op jouw manier. Zeg maar wat ik op moet schrijven. Sofiia?”
In vloeiend Nederlands maakt Sofiia (12) razendsnel de berekening – De Hoon kan haar bijna niet bijhouden met zijn stift. Ze deelt 110 door 125, dat doet ze keer 100, is 88 procent en 100 min 88 is 12 procent.
„Ja, 12 procent korting”, zegt De Hoon. „Oké, hartstikke goed!”
Hoewel de les in het Nederlands wordt gegeven, hangen achterin de klas allerlei posters in het Oekraïens. Over algebra, over geometrie, er is ook een lesrooster in het Oekraïens aan de muur geplakt.
Hoe kan het dat het ministerie van Asiel en Migratie zegt: je moet terug, en OCW zegt: je moet beter integreren
Oekraïense lesmethoden
Het is typerend voor deze speciale variant van de ‘internationale schakelklas’ (ISK) van Curio, genaamd ISK+. Regionaal opleidingscentrum Curio biedt onder andere vmbo- en mbo- en ISK-onderwijs aan in West-Brabant. Wat de nieuwkomersschool voor het basisonderwijs is, is een ISK voor het voortgezet onderwijs. Daar worden tieners die nog geen Nederlands kunnen in anderhalf tot twee jaar voorbereid om in te stromen op een reguliere Nederlandse middelbare school of mbo.
Op een ISK krijg je in principe uitsluitend in het Nederlands les, maar op de ISK+ in Breda – met zo’n 85 leerlingen – wordt een aanzienlijk deel van de lessen in het Oekraïens aangeboden. En zelfs met Oekraïense lesmethoden. Dat gebeurde eerst onder de zogenaamde TOV-regeling van de Nederlandse overheid. TOV staat voor tijdelijke onderwijsvoorziening. De regeling werd kort na het begin van de Oekraïneoorlog in 2022 in het leven geroepen zodat er snel scholen konden worden opgericht voor de vele Oekraïense kinderen die plotseling naar Nederland kwamen. Die scholen mochten afwijken van bepaalde wettelijke eisen. Zo mochten er onbevoegde leraren voor de klas staan, mochten kinderen minder lesuren krijgen en was het toegestaan om in het Oekraïens les te geven.
Begin dit schooljaar heeft de overheid de TOV-regeling stopgezet. Ze wilde af van de aparte ‘Oekraïnescholen’. Een belangrijke reden daarvoor was dat het beter zou zijn voor de integratie als Oekraïense kinderen naar reguliere nieuwkomersscholen en ISK’s zouden gaan. Er zitten nu ruim twintigduizend uit Oekraïne gevluchte leerlingen in het Nederlandse onderwijs, waarvan ongeveer de helft op een nieuwkomersschool of ISK.
Zorgen bij gemeente
Afgelopen oktober schreefNRC over een voormalige Oekraïneschool in het Overijsselse Vilsteren die een reguliere nieuwkomersschool was geworden. De Oekraïense kinderen zaten nu in de klas met asielzoekers uit andere landen, hun Oekraïense tolk was weg en ze mochten onderling niet meer zoveel in hun moedertaal praten.
Bij Curio wilden ze niet aan die veranderingen. „De TOV-regeling liep af en wij zeiden van: als we nou alleen maar in het Nederlands les mogen geven aan die Oekraïense leerlingen, dan weten wij al wat er gaat gebeuren”, zegt Rob Neutelings, bestuursvoorzitter van Curio, in een vergaderruimte op de locatie Breda. „Dan gaat er weer een aantal thuis zitten.” Naast hem zit Joost de Jongh, ISK-directeur bij Curio.
Die thuiszitters waren de reden dat Curio in 2022 een aparte Oekraïneschool oprichtte. In Breda zit een opvang voor Oekraïense vluchtelingen, maar veel van de (leerplichtige) tieners stroomden aan het begin van de oorlog niet in op de reguliere ISK. De gemeente maakte zich zorgen. Ze volgden vaak thuis online Oekraïens onderwijs. Neutelings: „En waarom gingen ze niet naar school? Omdat ze zoiets hadden van: wij hoeven geen Nederlands te leren, want we gaan terug naar Oekraïne.” Hij wijst erop dat Oekraïners nog steeds een tijdelijke verblijfsstatus hebben in Nederland. Onder de zogenaamde Richtlijn Tijdelijke Bescherming mogen Oekraïeners verblijven en werken in EU-lidstaten zonder verblijfsvergunning.
Op verzoek van de gemeente tuigde Curio toen onder de TOV-regeling de ISK+ op. „We hebben wel gewoon bevoegde leraren voor de klas gezet en geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om minder uren les te geven”, zegt De Jongh. Van de mogelijkheid om in het Oekraïens les te geven maakten ze wel dankbaar gebruik. Daarvoor hebben ze zelfs de (Oekraïense) diploma’s van uit Oekraïne gevluchte docenten door DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) laten valideren.
Gesprek met ministerie
De leerlingen volgen vakken uit het Oekraïense curriculum en vakken in het Nederlands, zoals burgerschap, loopbaanoriëntatie en natuurlijk Nederlands. De ISK+ houdt ook de Oekraïense klassenindeling aan, van klas zes tot en met klas elf. Waarbij klas zes is wat in Nederland groep acht heet en klas elf de vijfde klas van de middelbare school.
Eigenlijk moest de ISK+ vanaf dit schooljaar alles in het Nederlands aanbieden óf sluiten, vanwege het opheffen van de TOV-regeling. Maar Curio is daarover in gesprek gegaan met het ministerie van Onderwijs (OCW). Neutelings: „Hoe kan het nou dat je vanuit het ministerie van Asiel en Migratie tegen de Oekraïners zegt: je moet terug, want je hebt een tijdelijke verblijfsstatus. En dat OCW zegt: je moet beter integreren. Dat is gewoon niet te rijmen met elkaar.”
Bij OCW konden ze het hun ook niet uitleggen, volgens Neutelings. Daarom vroeg Curio om een jaar uitstel, want de tijdelijke verblijfsstatus was immers ook weer met een jaar verlengd.
De ISK+ mag nu een jaar langer door, maar moet van het ministerie wel meer in het Nederlands lesgeven. Eerst was twee derde van de lessen in het Oekraïens, maar dat wordt nu dus niet meer gehaald. Ook was er veel druk op het ministerie nodig voordat Curio groen licht kreeg: CDA-leider Henri Bontenbal stelde Kamervragen, de Bredase gemeenteraad stemde unaniem voor een motie om de school open te houden, en de Oekraïense ambassadeur Oleksandr Karasevych bracht een bezoek aan de school.
Uit een onderzoek van eerder dit jaar in opdracht van OCW blijkt dat een op de acht Oekraïense leerlingen in de basisschoolleeftijd nog steeds niet is ingeschreven in het Nederlandse onderwijs. Voor kinderen die naar de middelbare school moeten is dat een op de twintig. De onderzoekers noemen dat „zorgelijk”. Het blijkt daarnaast ook dat onder Oekraïense leerlingen die wel staan ingeschreven nog steeds veel verzuim plaatsvindt.
Ik zie juist hoe goed kinderen al Nederlands spreken. Mijn zorg is juist dat hun Oekraïense taalvaardigheden achterop raken
Voor Oekraïne is het heel belangrijk dat de leerlingen in Europa Oekraïense les krijgen, zegt de plaatsvervangend ambassadeur Anatolii Solovei via een videoverbinding. „Door het hele land praat ik met Oekraïense kinderen en ik zie juist hoe goed ze al geïntegreerd zijn en hoe goed ze al Nederlands spreken. Mijn zorg is juist dat hun Oekraïense taalvaardigheden achterop raken en het moeilijker voor ze wordt om hun weg in het Oekraïense onderwijssysteem te vervolgen.”
Volgens Solovei willen de meeste Oekraïners in Nederland niets liever dan uiteindelijk weer terugkeren naar Oekraïne. „Dus onze gemeenschappelijk taak, die van de Oekraïense staat en die van de landen waar ze naar gevlucht zijn, is ervoor zorgen dat ze hun identiteit en hun binding met het Oekraïense onderwijssysteem niet verliezen.”
Oekraïense weekendscholen
Solovei ziet ook de complexiteit van het probleem dat hij aankaart, want hij begrijpt dat Nederland wil dat de Oekraïense kinderen ook goed kunnen meekomen in het Nederlandse onderwijs. Hij wil daarom graag inzetten op Oekraïense weekendscholen. Er bestaan er in Nederland al vijftien, waar zo’n zeshonderd Oekraïense kinderen heen gaan. Zes daarvan waren er al voor de oorlog, negen zijn daarna geopend. „En de vraag groeit alleen maar.”
Vooral aan het begin van de oorlog volgden veel uit Oekraïne gevluchte kinderen in de avonduren online Oekraïens onderwijs, naast Nederlands onderwijs. Sommigen doen dat nog steeds, zoals Dana (12) in de NRC-reportage over de nieuwkomersschool in Vilsteren. Het is erg vermoeiend, vertelde ze. „Ik doe alleen de toetsen, maar die zijn te moeilijk doordat ik het niet red om mijn huiswerk te maken.”
Solovei erkent het gevaar van overbelasting, maar denkt dat dat vooral op de loer ligt als de kinderen zowel het gehele Nederlandse als het gehele Oekraïense curriculum moeten volgen. „De weekendscholen zijn meer recreatief van aard.” Volgens Solovei vormen ze een goed alternatief om de Oekraïense taal levendig te houden onder de kinderen en ze te onderwijzen over de geschiedenis en cultuur van hun moederland.
Aan het begin van de oorlog was het inderdaad zo dat zo’n beetje alle Oekraïense leerlingen en hun ouders terug naar Oekraïne wilden, zeggen Neutelings en De Jongh. Zij hebben dat wel zien veranderen met het voortduren van de oorlog. Niet alleen kozen sommige Oekraïense kinderen doelbewust niet voor de ISK+, maar voor de reguliere ISK. En waar de leraren op de ISK+ vorig jaar nog weleens discussie hadden over de lessen Nederlands, vragen sommige kinderen nu juist om méér Nederlandse lessen.
‘Zelfredzaamheid en participatie’
OCW gaat er, met het oog op het verloop van de oorlog, in ieder geval vanuit dat Oekraïners dermate langer in Nederland zullen blijven dat het belangrijk is dat zij zo goed mogelijk kunnen „deelnemen aan de Nederlandse samenleving”, schrijft een woordvoerder in antwoord op vragen van NRC. „Het volgen van onderwijs op een school in Nederland is daarvoor essentieel.” Volgens haar is er over het afschaffen van de TOV-regeling wel degelijk contact geweest met het ministerie van Asiel en Migratie. Dat schrijft in een mail aan NRC: „Het kabinet zet al geruime tijd in op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Hiermee worden ontheemden in staat gesteld bij te dragen aan de Nederlandse maatschappij door bijvoorbeeld te werken en onderwijs te volgen.”
In de vergaderruimte op de ISK+ in Breda begrijpen Neutelings en De Jongh er niks van. Die laatste wijst erop dat de verblijfsstatus van Oekraïners recent weer met een jaar is verlengd, tot maart 2026. „Waarom moeten wij komend schooljaar dan stoppen?!”
Lees ook
De ‘Oekraïnescholen’ zijn nu ‘nieuwkomersscholen’: ‘Met tolk Olga snapte ik veel meer’