Wat schrijvers te zeggen hebben over het Finse ideaal van volharding

Vier maanden na de Russische inval in Oekraïne stak ik in het Noord-Zweedse Haparanda de rivier de Torne over. Aan de overzijde wachtte de Finse stad Tornio. Het was zaterdagavond, maar de straten in Haparanda waren leeg en rustig. In Tornio was het rumoerig. Ik wurmde me de drukste kroeg die ik kon vinden binnen en raakte al gauw aan de praat met een zoon en zijn vader. Vissers. Ze hadden voor een Noorse reder een maand op zee doorgebracht en waren net teruggekomen. „Voor Noren zijn wij goedkope arbeidskrachten.” De zoon was rustig, de vader geagiteerd. Beiden hadden dorst. Op de vraag of ze zenuwachtig werden van de Russische invasie in Oekraïne schudde de zoon zijn hoofd. „We hebben in Finland al zo’n 250 duizend Russen en dat gaat prima”, verklaarde de vader nader. Toen ik opbiechtte dat ik daar niet van op de hoogte was knikte hij me geruststellend toe en wees hij naar de vloer. „We hebben ze in de grond gestopt.” De glimlach was weg. Hij keek bloedserieus.

Was het een poging de stadse Nederlander op zijn West-Europese naïviteit en onbezorgdheid te wijzen? Waarschijnlijk. Masculiene stoerdoenerij? Uiteraard. Dronken kroegpraat? Ook dat – maar geheel niet zonder historische fundering. De Finse geschiedenis is nou eenmaal bloederig. Er is zelfs een technische term in het leven geroepen voor de precaire positie die Finland geopolitiek bekleed heeft: Finlandisering.

Sinds april is het lot van Finland ook middels de NAVO met dat van ons verstrengeld geraakt. Maar hoe goed kennen we die Finnen? Noord-Europees maar niet Scandinavisch, Oost-Europees maar niet Slavisch: wie zijn die mensen in de noordoostelijke uithoek van ons continent?

Een caleidoscopisch antwoord voert langs oorlogen, nationale herinneringen, nietsontziende landschappen, vrije vrouwen en een schilderij – in die volgorde. Twee naar het Nederlands vertaalde Finse romans fungeren als gids: Zomerboek van Tove Jansson (1914–2001) en De jacht op het snoekje van Juhani Karila (1985). Het oeuvre van Jansson behoort tot de monumenten van de Finse literaire canon; Karila sleepte de afgelopen jaren in Finland meerdere prestigieuze literaire prijzen in de wacht. Maar voordat deze boeken ten tonele gevoerd worden, moet er een decor worden opgetuigd.

Geschiedenis van een schemergebied

De Finse staat is jong, haar geschiedenis complex. Militair-historisch is het land eerder verwant aan Polen en de Baltische staten dan aan West-Europa. Godsdienst-historisch lijkt het daarentegen eerder op het lutherse Zweden, dat eeuwenlang in Finland de scepter zwaaide – tot de Russen in 1808-1809 Finland annexeerde. Taal-historisch kent Finland dan weer een Centraal-Europese evenknie in Hongarije. De politieke spagaat waar Finland gedurende de tweede helft van de vorige eeuw tussen Rusland en Europa in terechtkwam leek dan weer het meest op dat van voormalig Joegoslavië.

In Finland komen een boel oude geschiedenissen samen. En toch is haar staatsrechtelijke geschiedenis een recente. In november 1917 stuurden Finse separatisten een onafhankelijkheidsverklaring naar de Russische machthebbers. Twee maanden later brak een onafhankelijkheidsoorlog uit die tot mei zou duren. Dat in diezelfde periode in Rusland een revolutie woedde, kwam de separatisten gelegen.

Finland werd onafhankelijk; Rusland transformeerde van Keizerrijk tot Sovjetstaat, maar de imperialistische ambities van de tsaren bleven hangen. Toen in 1939 de Russen opnieuw Finland dreigden binnen te vallen konden de Finnen aanvankelijk rekenen op de sympathie van het Westen. Beloften werden gemaakt, verwachtingen werden geschept en de Finnen rechtten hun rug. De Sovjets kwamen, de hulp niet.

De inval was overrompelend: 750 duizend Sovjetsoldaten staken de grens over. Op dat moment bedroeg de totale Finse bevolking zo’n 3,7 miljoen inwoners. Tegen alle verwachtingen in hielden de Finnen stand. Ze kenden het terrein, waren creatief en goed georganiseerd. De oorlog duurde in meerdere gedaanten voort tot 1944, waarna de Finnen zich plots moesten opmaken voor de volgende tegenstander: Nazi-Duitsland, dat tot even daarvoor nog een bondgenoot was geweest in de strijd tegen de Russen. Noem in Finland de naam van de Finse Maarschalk Mannerheim (1867–1951) en de gemiddelde kin zal een paar graden stijgen.

Het nationale geheugen

Wat betekenen deze herinneringen aan oorlog vandaag de dag nog voor de Finse blik op de wereld? Ik vraag het de Finse schrijver en historicus Hendrik Meinander (1960), hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Helsinki, wiens boek A History of Finland (2011) in vijftien talen is verschenen. „Mocht het weer echt mis gaan dan staan we er alleen voor”, zegt Meinander. „Dat weten we.” Beloften en sympathieën zijn aardig en dienen een doel op zich, maar in 1939 bleken ze loos toen het erop aankwam – en die herinnering leeft. De noodzakelijkheid van deze weerbaarheid wordt in Finland dan ook al generaties lang gecultiveerd.

Dat bleek ook wel toen Finland in 2017 zijn honderdjarige onafhankelijkheid vierde. De Finnen konden op talloze plekken terecht voor concerten en straatbanketten. Kinderen konden op de foto met bekende ijshockeyspelers; veel sauna’s waren die dag gratis te betreden. Maar dat was slechts een enkele dag. In de dagelijkse praktijk heeft de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog geleid tot een militair apparaat dat, met reservisten meegerekend, een miljoen mensen omvat. En dat terwijl er maar 5,6 miljoen Finnen zijn. Oftewel: ongeveer 30 procent van alle volwassen, niet-pensioengerechtigde Finnen heeft een band met het leger. Een recente pol wees uit dat 83 procent van de bevolking bereid zegt te zijn te vechten bij een invasie. Ter vergelijking: volgens een onderzoek van Motivaction uit mei 2022 ligt dat cijfer in Nederland rond de zestien procent.

En het recente NAVO-lidmaatschap dan? Verandert dat niets? „Jawel, maar we weten niet hoelang de NAVO zal blijven bestaan”, zegt Meinander. Zijn antwoord is veelzeggend voor de Finse blik. Ingeklemd tussen Europa en Rusland ligt de Finse waarheid in het kwetsbare midden, daar waar de wijzer altijd naar links of naar rechts kan uitslaan, daar waar voorbereiding de regel is, zelfredzaamheid de norm, volharding het ideaal. Voor dat laatste hebben de Finnen een specifiek woord: sisu.


Lees ook
De nieuwe Scandinavische ontdekking: het indringende ontworstelingsverhaal van Pirkko Saisio

Pirrko Saisio Foto Laura Malmivaara

Karakter en landschap

Maar die sisu is ouder dan Finlands recentste oorlogen. Althans, dat zou je kunnen afleiden uit die twee Finse romans die in de afgelopen jaren naar het Nederlands zijn vertaald: Juhani Karila’s De jacht op het snoekje (2022) en Tove Janssons Zomerboek (2020). Toen 9000 v. Chr. de eerste mensen vanuit het Oosten het huidige Finland bereikten, wachtten een ruig landschap en een nietsontziende winter hen op. In deze twee boeken is het onverzettelijke, opstandige karakter van de hoofdpersonen niet het gevolg van oorlog, Stalinistische grootheidswaanzin of grillige geopolitieke balansen. De onverzettelijkheid van deze hoofdpersonen kent een andere leermeester: een natuur die even wijds als nietsontziend is. Deze stugheid is ouder dan geopolitiek.

Aan het begin van zijn boek is Karila (1985) helder over de beboste achtergronden waartegen zijn personages gevormd zijn: „Een horizon die zo afschuwelijk verlaten is dat het mensen doet zwijgen en mythes doet floreren. Die mythes, die voeden zich met angst.” De rest van zijn roman zou als een nuancering van die horizon kunnen worden gelezen. In zijn magisch-realistische verhaal straft het hoofdpersonage Elina zichzelf door jaarlijks naar haar geboortestreek af te reizen om daar de strijd aan te gaan met een snoek. Karila’s personages leven in een wereld die van absurditeiten aan elkaar hangt, maar geen enkele van deze absurditeiten lijken zijn personages te verbazen. De wereld overdondert en verbaast nou eenmaal – dat is de les van de horizon.

De stilte van zijn personages is daarom geen angstvallige. Hun zwijgzame, ogenschijnlijk onberoerde houding is een manier om de horizon van repliek te bedienen: ‘Misschien denk ’k nog ’t meest dat de wereld niet zou mogen winnen,’ laat de hoofdpersoon Elina zich halverwege het boek opeens ontvallen.

Een ander soort horizon tekent zich af op de eilanden waar het boek van Tove Jansson (1914–2001) zich afspeelt: ‘Binnen hun kusten fungeert alles volgens rituelen die door hun eeuwige herhaling onwrikbaar zijn geworden.’ In dit werk brengt een vrouw de zomer samen met haar kleindochter Sophia door in de Finse archipel. Hun gesprekken zijn speels maar nooit zonder ernst, brutaal maar altijd bescheiden – de onderwerpen lopen uiteen. Ja, ook ijseenden vergissen zich wel eens. En ja, als je een langpootmug wil helpen, breekt-ie altijd minstens twee poten, vaak drie, hoe voorzichtig je ook te werk gaat. En zeker, na de zomer schenkt God sterke mensen een meedogenloze storm: ‘Het water steeg; in zijn grenzeloze welwillendheid harkte God grote watermassa’s naar het eiland en die stegen tot boven de buitenste rotsen, tot over het gras en het mos en en ze raasden tussen de jeneverstruiken en Sophia’s harde zomervoeten dreunden over de grond terwijl ze heen en weer rende en God prees. Alles werd snel en scherp en eindelijk gebeurde er wat!’

Die ‘eeuwige herhaling’ waar Jansson over schrijft is een verwijzing naar Die ewige Wiederkunft, een concept van de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844–1900). Jansson had zijn werk nauwlettend gelezen – zoals veel van haar Finse generatiegenoten. Haar literaire wereld was een plek waar tegenslag en absurditeit je vrienden zijn, vrienden die je moet groeten, opzoeken, waar je mee moet leren lachen, die je soms een flinke stomp moet verkopen – alsof je hen weer zal moeten ondergaan. En weer. En weer. En weer. In deze wereld – net als in die van Karila – is zwijgen een manier om de tegenslag te begroeten. Laat je voeten maar dreunen.


Lees ook
deze recensie

De levenslessen van een Finse grootmoeder

Janssons boek werd in 2020 al eens op prachtige wijze door Hannah van Wieringen gerecenseerd in deze krant. Haar conclusie over Janssons wereld: ‘Geluk is er even helder als hard en ligt dicht tegen een diep ontzag voor de schepping aan.’ Deze grillige wereld, met duistere winters, harde wind en vijandige legers is niet mals – zij is inderdaad ontzagwekkend. Tegen deze strijd is geen enkele militaire alliantie opgewassen.

Finse vrouwen

De twee boeken bieden echter ook een ander soort venster op Finland. In beide boeken zijn mannen achtergrondfiguren; ze staan achter de toonbank, schilderen een hekje, adviseren elkaar over vishengels. Inderdaad is de Finse vrouwenemancipatie in Europa ongeëvenaard. Stap uit het station in Helsinki en je ziet vrouwelijke bouwvakkers en buschauffeurs. Wij wachten op onze eerste vrouwelijke premier. In Finland wachten ze op hun vierde. „De geschiedenis van de vrouwenbeweging in Finland is ontzettend complex”, stelt Meinander tijdens ons gesprek. „Maar wat in ieder geval meeweegt is dat de Russische machthebbers gedurende de negentiende eeuw welwillend stonden tegenover hun organisatie.” Zo bezien is Rusland niet louter slecht geweest, geeft hij toe. En oorlog, hoe weerzinwekkend ook, is een effectieve katalysator voor de emancipatie van vrouwen op de werkvloer, straat en elders. In Janssons boek verschijnt op een gegeven moment een man pontificaal in beeld. Grootmoeder vraagt hem: ben je bang? Hij verdwijnt. Zij roeit verder richting haar eigen dood.


Lees ook
Mensen ontmoeten is zo’n slordige bedoening

Mensen ontmoeten is zo’n slordige bedoening

In 2006 organiseerde Ateneum, het nationaal kunsthistorisch museum in Helsinki, de verkiezing van het ‘nationale schilderij’. Verkozen werden niet een van Akseli Gallen-Kallella’s heroïsche taferelen, Eero Järnefelts romantische landschappen of Helene Schjerfbecks expressionistische zelfportretten. Verkozen werd het macabere De gewonde engel (1903) van Hugo Simberg (1873–1917).

Op dit doek staan drie figuren afgebeeld. Twee jongens, niet ouder dan 16, dragen een gewonde engel op een geïmproviseerde brancard. De voorste jongen stapt met een terneergeslagen blik naar voren. De engel is gewond aan het hoofd, bloed kleeft aan haar vleugel. En toch is het de achterste jongen die de aandacht trekt. Zijdelings kijkt hij de toeschouwer aan. Zijn blik laveert tussen tussen ernst, plicht en bezorgdheid. Die blik heb ik eerder gezien – precies zo had de vader mij aangekeken toen hij naar de grond onder het café wees. Hij had zich schrap gezet. Weer.



Leeslijst