Waarom is er niet een museum voor geuren? vroeg Andy Warhol zich in 1975 af terwijl hij over de vluchtigheid van geur mijmerde. De kunstenaar had een grote voorliefde voor parfum, maar ook voor de geuren van steden en plekken zoals die van New York, treinsporen en zijn favoriete boekwinkel. Hoe vluchtig en weerloos een geur daadwerkelijk is zag ik onlangs in de BBC documentaire Bottling the memory (2011), waarin parfumeur Christopher Brosius speurt naar de ‘originele’ geur van Londen. Brosius loopt door de stad, snuffelt aan bekleding van bussen en taxi’s om al snel droevig te constateren dat veel authentieke geuren zijn uitgestorven. De vieze, zwarte diesel uit de bussen in de binnenstad is weg, de leren bekleding in de Londense taxi’s verdwenen, een pub waar de geur van bier nog wordt verweven met die van sigaretten, onvindbaar.
Geurerfgoed
In het boek Neuswijzer (2023) van Inger Leemans en Caro Verbeek is het laatste hoofdstuk een pleidooi voor een museum van geurerfgoed. Geurerfgoed? Geuren die met uitsterven worden bedreigd of al zijn verdwenen. Van de geuren die we collectief waarderen en willen bewaren staat koffiedrinken en voedselbereiding hoog op het lijstje. Maar ook: lichaamsverzorging, grasmaaien, de geur van je kinderen, van je partner, je kat. Plezierige geuren verbonden aan rituelen of festiviteiten scoren eveneens hoog. Speculaas, mandarijnen, een kerstboom in huis, vuurwerk, kermis, bollenvelden, festivals.
Als zo’n geurmuseum bestond zou ik het gelijk bezoeken, maar het bestaat dus (nog) niet. Wel las ik in hetzelfde boek dat Amsterdam een geurtunnel heeft. Een veertien meter lange donkere gang in Het ARTIS-Groote Museum, ontworpen door Ton van Harreveld die doorgaans industriële geur-overlast meet en analyseert.
Het ARTIS-Groote Museum, dat zich direct naast het dierenpark bevindt, heeft als missie alle zintuigen aan te spreken, ook je reukzintuig. Dat lukt eigenlijk al voor de ingang waar de flamingo’s aan de overkant van het Artisplein een droge stokvis-achtige lucht verspreiden. Niet per se aangenaam, toch zullen veel Amsterdammers het missen als het zou verdwijnen.
Geuren waar we mee vertrouwd zijn waarderen we meer dan nieuwe, onbekende aroma’s. Zelfs indringende ‘regiogeuren’ die bij een bepaalde windrichting opsteken – dierentuinen, mest, fabrieken – kunnen bewoners op den duur dierbaar worden.
De jongen achter de kassa van het museum wijst naar boven als ik naar de geurtunnel informeer. „Je ruikt het vanzelf.” Helemaal bovenin het gebouw, op de vide van de bovenste etage hangt inderdaad een wat mossige lucht, als een natte spons uit een schoollokaal. Voor de ingang informatie over verschillende dierenneuzen, over de tunnel zelf geen uitleg. Een bewuste keuze. Het gaat hier niet om wat je ruikt, maar om wat de geur in je losmaakt.
Pindakaasvloer
Geur in musea is niet nieuw. Door de jaren heen zijn er al meerdere geurkunstwerken geëxposeerd, de bekendste is waarschijnlijk nog altijd Pindakaasvloer van Wim T. Schippers (voor het eerst uitgesmeerd in 1969). Inmiddels lijkt geur steeds vaker te worden toegevoegd aan een collectie of tentoonstelling. In het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam kon ik onlangs bunzing, vleermuis en de haven ruiken, in Het Scheepvaartmuseum is aan de tentoonstelling Amsterdam Havenstad de geur van steenkool, cacao, hout en peper toegevoegd.
Een blaassysteem slaat aan. De tunnel is opzettelijk donker. Geuren zijn een krachtige tijdmachine, ze transporteren ons direct naar een andere plek en tijd. Eerst denk ik Palmolive-shampoo te ruiken, na een paar stappen zit ik op de achterbank van een oude Kadett met een pakje Tjolk.
Bij elke stap is er een nieuwe geurbeleving, zestien verschillende in totaal. Ruik ik eucalyptus? Zweetvoeten, lijm, drop, jeneverbes, munt, pijptabak, rottende acrylverf? Ik herken ook geuren uit een ander soort geurtunnel: de begane grond van De Bijenkorf. En nog specifieker: Le Lion, les exclusifs de Chanel, een parfum dat mijn vriendin eens omschreef als een oud, tochtig huis waarin iemand al jaren samenwoont met een paar reuzenkonijnen.
Geef ik nu alsnog te veel weg van deze geurervaring? Helemaal niet. Je associaties bij een geur worden bepaald door een magische mix van onder meer cultuur, eerdere ervaringen en de context waarin je de geur ruikt. Met andere woorden: we kunnen dezelfde geurmoleculen ruiken, maar zullen nooit precies hetzelfde ervaren.
Mirthe van Doornik publiceerde recent de roman Een tafel bij het raam. Voor haar debuutroman Moeders van anderen (2018) kreeg ze de ANV debutantenprijs en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs.