Energiek loopt Mart de Kruif de betonnen wenteltrap in het NRC-gebouw op. Een etage hoger aangekomen keert de oud-landmachtgeneraal (1958) zich om en kijkt naar zijn twee gesprekspartners die op een afstandje volgen. „Weet je”, vraagt hij, „waarom wenteltrappen al sinds de Middeleeuwen vaak rechtsdraaiend zijn?” Langzaam begint De Kruif met zijn rechterarm een hakkende beweging te maken: „Dan is het veel gemakkelijker om aanvallers die van beneden komen, af te weren. Aanvallers sloegen met hun zwaard in de rechterhand vaak tegen de spil van de trap.”
NRC heeft De Kruif gevraagd om in debat te gaan met Tim Sweijs (1982), directeur onderzoek van denktank The Hague Centre for Strategic Studies en verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie. Het onderwerp: Welke lessen moet Nederland trekken uit het verloop van de oorlog in Oekraïne, een conflict waarbij ons land gezien de massieve wapenleveranties zeer nauw betrokken is?
De militair en de strategisch denker blijken het opvallend vaak eens:
Over de „beperkte” toegevoegde waarde van de 24 F-16’s die Nederland aan Oekraïne levert.
Over Rusland dat na een dramatische start van het offensief in het voorjaar van 2022 snel bijleert.
Over de snelle innovaties van onder meer autonome wapensystemen (drones) die ethische vragen oproepen.
En over het centralisme dat de Nederlandse krijgsmacht dwars zit.
Lessen trekken uit de Oekraïne–oorlog. Is dat überhaupt zinvol? Lessen trekken komt neer op het proberen de vorige oorlog te winnen, luidt een populair gezegde onder militair historici.
De Kruif: „Dat gevaar zit er altijd in, daar moet je je van bewust zijn. Toch kunnen we niet anders. Ik heb het vaak genoeg meegemaakt: Je komt terug van een patrouille, je komt de poort in, alle veertig of zeventig mannen en vrouwen zitten bij elkaar en iedereen vraagt zich af wat er de volgende keer beter kan. Dat is je drill als het ware.”
Sweijs: „Eens. Toch is de beste manier om je voor te bereiden op de volgende oorlog om een actuele oorlog van nabij te bestuderen. Daarom sturen militaire organisaties – ook Nederlandse – waarnemers naar oorlogen en conflicten, zoals momenteel in Oekraïne. Eerder hielden de Chinezen en de Russen nauwlettend de Amerikaanse oorlogen tegen Irak in de gaten.
„De belangrijkste les die wij in ons boek trekken uit de Oekraïne-oorlog is, dat je het fenomeen oorlog niet meer kunt wegwensen. Hoe verschrikkelijk ook, oorlog moet onderdeel zijn van onze wereldbeschouwing, anders kun je je er niet op voorbereiden. Dat deden we lange tijd niet, ondanks de annexatie van de Krim door Rusland in 2014, ondanks het neerschieten van de MH-17, en ondanks voortdurende uitlatingen van Poetin dat Oekraïne bij Rusland hoorde. We beschouwden oorlog als irrationeel en daarmee irreëel. Dat kan niet meer.”
De Kruif: „En verder moet je qua lessen trekken een onderscheid maken tussen winnaars en verliezers. De eersten zijn daar meestal veel slechter in dan de verliezers, logisch want hun belang bij die lessen is veel groter. Duitsland is daar een sprekend voorbeeld van. Als verliezer van de Eerste Wereldoorlog trok het lessen waarmee het Frankrijk in 1940 wist te overrompelen. Rusland laat het nu ook zien. Het was de verliezer van de eerste fase van de oorlog in Oekraïne, voorjaar 2022, toen het beginoffensief dramatisch verliep. Dat gebeurde mede omdat Moskou had gedacht dat de aanval op Oekraïne net zo gladjes zou verlopen als de inname van de Krim. Toen die aanname niet bleek te kloppen, wisten de Russen daar goed lessen uit te trekken. Inmiddels zijn bijvoorbeeld hun aanvoerlijnen en andere logistiek veel beter georganiseerd, worden innovaties toegepast zoals met glijbommen, en hebben commandanten ter plekke meer verantwoordelijkheid gekregen. Eerst werden die helemaal niet vertrouwd en kwamen de generaals uit Moskou zelf naar het slagveld.”
Welke lessen vallen daaruit te trekken voor de Nederlandse krijgsmacht?
Sweijs: „Hoe belangrijk die decentrale verantwoordelijkheid is. Juist op dat lagere niveau gedijt een heel belangrijke activiteit in deze oorlog: innovatie, zoals bij de doorontwikkeling en inzet van drones. Met name aan Oekraïense kant zie je dat. Daar krijgen eenheden op het slagveld heel veel ruimte om hun eigen drones te ontwikkelen en hiervoor compleet eigen productielijnen te organiseren. Dat werkt veel sneller dan alles centraal aanpakken.
„Overigens worden daarbij soms gevoelige grenzen overschreden. Je ziet namelijk een shift naar autonomie. Zo worden momenteel drones ingezet met voorgeprogrammeerde doelwitten. Eenmaal boven het slagveld kunnen ze zelf beslissen wanneer ze het doelwit uitschakelen. Die ontwikkeling ligt hier bij ons – terecht – gevoelig omdat we graag willen dat mensen het laatste woord hebben.”
De Kruif: „De snelste ontwikkelingen in de oorlog zie je inderdaad bij innovaties op de lagere niveaus. Voor Nederland valt daar veel van te leren, omdat wij last hebben van enorm centralisme. Dat kom je nu keihard tegen in het nadenken over materieel dat we de komende tien, vijftien jaar nodig hebben Organiseren we dat centraal, zoals nu gebeurt? Of zeggen we tegen de marine, luchtmacht en landmacht: Dit is je budget voor de komende tien, vijftien jaar. Wat wil je bereiken en wat voor spullen heb je daarvoor nodig? Wil je vijfhonderd onderwaterdrones? Ok, als je daarvoor met een goed verhaal komt, krijg je die. Want jij bent de specialist.
„Dat raakt overigens aan nog iets belangrijks, en dat is de kwestie van leiderschap en weerbaarheid. Rusten we officieren in diverse rangen en standen genoeg uit voor die weerbaarheid en verantwoordelijkheid? Ik heb daar vragen bij. Door alle bezuinigingen van de laatste tien jaar zijn veel opleidingen teruggebracht tot het aanleren van vaardigheden: je moet, kort gezegd een kanon kunnen afschieten. Officieren en onderofficieren zijn cruciaal voor de weerbaarheid, maar hun training in ethiek en normbesef is verwaarloosd. We zijn door de kaalslag gewend geraakt om dingen goed te doen – de kazerne schoonhouden, een oefening goed afronden etcetera – maar niet om het goede doen, bijvoorbeeld in onverwachte omstandigheden.”
Lees ook
Oekraïne smacht naar de F-16’s – zelfs verouderde westerse vliegtuigen kunnen zich meten met de Russische
Vorig voorjaar besloot Nederland Oekraïne F-16’s te geven. Gaat dat helpen?
Sweijs: „Alle beetjes helpen. Maar het zal niets fundamenteels veranderen aan wat inmiddels een militair gegeven is in deze oorlog: het feit dat geen van beide partijen in staat is overwicht in de lucht te bereiken. Van beide kanten kan men effectief elkaars vliegtuigen uit de lucht schieten, Rusland met diverse soorten luchtverdedigingsraketten en Oekraïne met onder meer onze Patriots, die dus een wezenlijke bijdrage leveren aan de strijd.
„Voor het Westen is dat gebrek aan luchtoverwicht een heel nieuwe ervaring waarmee het nog moet leren omgaan. In eerdere conflicten zoals op de Balkan en in Afghanistan, Irak en Syrië was dat overwicht met de F-16’s er gewoon.”
De Kruif: „De rol van luchtstrijdkrachten is inderdaad aan het kantelen. Dat heeft te maken met wat Tim zegt: beide partijen kunnen elkaars gevechtsvliegtuigen uit de lucht schieten, maar ook met de toegenomen rol van langeafstandsraketten. Vanaf de grond kan Oekraïne met Himars-raketten doelen op de grond zo’n tachtig kilometer verderop uitschakelen. Daar heb je geen F-16 voor nodig.
„De rol van de F-16’s wordt hoe dan ook zeer beperkt. Van de 65 toestellen die door de NAVO-bondgenoten aan Oekraïne beloofd zijn, hangen er hooguit 12 constant, elk uur in de lucht. Dat is het, meer is het niet. Daarmee vergeleken hebben onbemande systemen zoals drones, in de lucht, maar ook op zee, enorme betekenis gekregen – en gaan ze die nog meer krijgen. Ze zijn veel goedkoper, militair personeel loopt geen risico, en tegen zwermen drones is het moeilijk verdedigen. Wat dat betekent voor onze F-35’s, peperdure toestellen, is nog niet te duiden.”
Er bestaat huiver om de eigen, toch al rafelige krijgsmacht uit te kleden voor een militaire operatie met ongewisse afloop in het oosten. Snappen jullie dat?
De Kruif: „Dat snap ik. Het is een klassiek voorbeeld van het kiezen tussen twee kwaden: Hou ik alles hier en geef ik Oekraïne niets van de middelen die het nodig heeft om deze oorlog te kunnen winnen? Of stuur ik zo veel mogelijk om een vrij land te helpen tegen een agressor, en neem ik een bewust risico door mezelf ‘kaal’ te plukken? We hebben voor het tweede scenario gekozen en daarmee het risico genomen kwetsbaar te zijn. Dat konden we doen vanwege de veiligheidsgarantie van de Verenigde Staten. We zullen heel rap moeten zijn met het versterken van eigen capaciteiten. Want we zijn nu wel heel kwetsbaar geworden. Voordat je bijvoorbeeld een nieuwe tank hebt, ben je zeven jaar verder.”
Sweijs: „We sturen onze militaire middelen naar een oorlog die Rusland heel graag wil winnen, zo is gebleken, en waarvoor het bereid is ontzettend grote aantallen mensen en materiaal op te offeren, en zichzelf te verzwakken. Je fixeert, je bindt Rusland als het ware vast op een plek hier tweeduizend kilometer vandaan. Dat is een strategische overweging die je moet meenemen in dit debat.
„Overigens, en dan kijk ik naar jou, Mart: Hebben wij nou werkelijk alles weggeven? Hebben wij bijvoorbeeld al onze Patriot-systemen weggegeven aan Oekraïne?”
De Kruif: „Ja, Tim, we hebben al onze Patriots weggegeven, voor zover ik daar zicht op heb. We hadden vier systemen, waarvan drie bemand, en een als logistieke voorraad. Deze laatste wordt achtergehouden voor bijvoorbeeld periodieke upgrades van computersystemen. Tel daarbij op alle pantserhouwitsers, munitievoorraden en ander materiaal dat naar Oekraïne is gegaan, dan moet je concluderen dat we buitengewoon kwetsbaar zijn geworden. Een Duitse generaal zei mij ooit: ‘Wij kunnen hooguit twee dagen vechten’. Toen zei ik: ‘Wij hooguit twee uur’. Een Belgische generaal die erbij stond, zei: ‘En wij: twee minuten’.”
Lees ook
‘Rusland zal Europa blijven destabiliseren. Europese leiders moeten investeren in defensie’