Wat kan ik met mijn spaargeld? Zo werkt sparen op de bank

De gemiddelde Nederlander zet jaarlijks duizenden euro’s opzij aan spaargeld. Maar wat kun je eigenlijk met zo’n bedrag? Hoe meer spaargeld je hebt, hoe complexer het wordt. Tegelijkertijd zijn spaaralternatieven voor lagere bedragen in opkomst. We zetten daarom de belangrijkste vragen over sparen op een rij.

1Wat is het verschil tussen een betaal- en een spaarrekening?

We beginnen met een inkopper. Een betaalrekening is er om mee te betalen, een spaarrekening voor het sparen. Om dat te faciliteren, zijn er wat praktische verschillen: op een spaarrekening krijg je rente, op een betaalrekening (vrijwel) niet. En met een betaalrekening kun je zo geld uitgeven, bij een spaarrekening moet je het eerst overmaken naar je betaalrekening.

Waarom dit verschil? Omdat de bank geld kan verdienen aan jouw spaargeld – bijvoorbeeld door het weer uit te lenen met rente of in andere zaken te investeren. Daar krijg je een beetje van terug, maar het betekent ook dat de bank in de problemen komt als te veel mensen te snel te veel geld opnemen. Om al dat spaargeld terug te betalen, moet de bank dan leningen terugvragen – anders is er niet genoeg geld beschikbaar.

2Wat voor soorten spaarrekeningen zijn er?

De gemiddelde Nederlander heeft een ‘gewone’ spaarrekening. Daar kun je heel snel weer geld van afschrijven als je het wil. Daarom is dit minder betrouwbaar geld voor de bank en krijg je er doorgaans een lagere rente voor – de laatste jaren meestal minder dan 2 procent in Nederland.

Maar banken bieden ook andere vormen van sparen aan die iets meer opleveren, maar ook meer risico met zich meedragen. Deposito’s, bijvoorbeeld: dan leg je je geld voor langere tijd vast. Pas als die tijd is verlopen, van een maand tot een paar jaar, kun je je geld opnemen. Je krijgt dan een hogere rente.

Lang boden veel banken alleen deposito’s aan voor grote bedragen – een paar duizend euro, of zelfs een ton of meer. Tegenwoordig zijn er meer tussenvormen mogelijk. Bijvoorbeeld een rekening met ‘tijdslot’, waarbij je het opnemen van geld een paar maanden vooruit moet plannen. Dat kan ook voor kleinere bedragen. Er zijn ‘kinderspaarrekeningen’ waarbij je kind vanaf zijn of haar achttiende verjaardag toegang krijgt tot het geld, en speciale pensioenspaarrekeningen waar je pas na je pensioenleeftijd bij kan. Ook daar is de rente (iets) hoger.

3Wat voor verschillen zijn er tussen banken?

Laten we kort zijn: volgens de Autoriteit Consument & Markt (ACM) veel te weinig, althans op de spaarmarkt. Feitelijk maken vier banken de dienst uit: de zogeheten grootbanken. ING, ABN Amro, de Rabobank en de Volksbank (o.a. ASN Bank, SNS) zijn goed voor 90 procent van alle spaartegoeden. Volgens de ACM verhogen en verlagen die de rente min of meer op hetzelfde moment. Er zou niet genoeg concurrentiedruk op de banken liggen om met spaarrentes of producten te concurreren.

Wel heeft de ene bank misschien net iets andere spaarvormen dan de andere. Zo biedt Rabobank Tijdslotsparen aan, een vorm van sparen waarbij je drie maanden van tevoren moet aangeven dat je geld wilt opnemen. In ruil daarvoor krijg je een hogere rente. 

Verder zijn er naast de vier grootbanken nog andere spelers op de markt, zoals Bunq en Triodos. Die verschillen enigszins, maar vooral op de details en rentepercentages. Zo krijg je bij Bunq wekelijks rente, in plaats van per kwartaal of jaarlijks, terwijl Triodos inzet op duurzaam bankieren met je spaargeld. Bij een internationale digitale bank als Revolut kun je dan weer gemakkelijk geld in verschillende valuta’s tegelijkertijd stallen, waardoor het goedkoper wordt om internationaal betalingen te doen (je hoeft dan minder transactiekosten te betalen). Maar heel veel verschil maakt het niet.

4Wat doet inflatie met mijn spaargeld?

Simpel gezegd: door inflatie wordt je spaargeld minder waard. Dat betekent dat je het jaarlijkse percentage aan rente op je rekening eigenlijk moet afstrepen tegen inflatie. Als je 1,5 procent rente krijgt, maar de inflatie is dat jaar 3 procent, dan is je spaargeld dus feitelijk 1,5 procent minder waard dan het jaar ervoor. 

5Hoe werkt rente precies en hoe wordt die bepaald?

Rente is simpelweg een percentage van een geleende som geld die je betaald krijgt bovenop de lening zelf. En het geld dat jij op je spaarrekening hebt, is eigenlijk een soort lening aan de bank, die dat geld weer kan gebruiken om leningen te verstrekken aan anderen.

Rentes worden grotendeels bepaald door marktfactoren. Hoeveel spaargeld is er in omloop, en hoeveel vraag is er naar leningen? Als er weinig aanbod van geld is en veel vraag, dan gaat de rente omhoog. Andersom zakt die juist.

Om ervoor te zorgen dat die schommelingen niet te hard gaan, zijn er centrale banken. Bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank in Nederland en de Europese Centrale Bank in Europa. Deze centrale banken zijn een soort veilige basisoptie, waar een bank altijd geld kan stallen als het nodig is. Omdat zij bepalen hoeveel rente andere banken moeten betalen als ze geld lenen van de centrale bank, en hoeveel rente banken krijgen als ze juist geld bij de centrale bank stallen, bepalen de centrale banken feitelijk ook de basisrente voor de hele markt.

Wat de bank precies met jouw spaargeld doet, varieert. Grootbanken lenen doorgaans veel geld uit aan bedrijven en voor hypotheken. Andere banken stallen het geld gewoon bij een centrale bank. Vaak beloven dergelijke banken een hogere rente, iets minder dan wat de centrale bank zelf aan je bank betaalt. Alleen staat jouw geld dan alleen rente te vergaren; de bank kan het niet inzetten voor hypotheken of leningen elders. Leningen en hypotheken zijn nodig om het economisch verkeer gaande te houden.

6Kan ik mijn spaargeld ook op een buitenlandse rekening zetten?

Ja, dat kan. Een klein deel van alle Nederlanders doet dat ook: 1,8 procent had in 2023 geld op een buitenlandse bank binnen Europa staan. Dat heeft vooral te maken met de hogere spaarrentes in die landen.

Tot 100.000 euro is je spaargeld op zo’n bank gewoon beschermd via het Europese depositogarantiestelsel: als er iets met de bank gebeurt, dan kun jij dat geld terugkrijgen. Daarboven loop je dus risico, mocht de bank omvallen. Dat geldt overigens ook voor Nederlandse banken.

Let wel op dat dit depositogarantiestelsel niet altijd geldt voor banken buiten de EU. Controleer bij dergelijke banken altijd wat voor garanties ze bieden – anders ben je bij tegenslag je geld kwijt.


Lees ook

Gelokt door hoge rentes zetten Nederlanders steeds meer spaargeld op buitenlandse rekeningen

Een filiaal van de Duitse bank AG in Berlijn.

7Heeft het nut mijn spaargeld te spreiden over meer banken?

Bang dat je je geld kwijtraakt als er een bank omvalt, zoals dreigde te gebeuren bij de val van de IJslandse bank Icesave in 2008? Dankzij het hierboven beschreven depositogarantiestelsel is de eerste 100.000 euro die op je bankrekening staat verzekerd – die krijg je sowieso terug als er iets fout gaat bij de bank.

Daarom wordt spreiden vaak aangeraden als je meer dan dat verzekerde bedrag bezit. Heb je namelijk 200.000 euro op een Rabobank-rekening staan en valt de Rabobank om, dan krijg je maar 100.000 euro terug. Heb je echter 100.000 euro bij de Rabobank en 100.000 euro bij de ABN Amro, dan krijg je in principe altijd je geld terug – ook als beide banken tegelijkertijd failliet gaan.

Het depositogarantiestelsel geldt voor zowel persoonlijke rekeningen als zakelijke rekeningen. Waar wel verschil in zit, is hoe die 100.000 euro precies wordt berekend. Is jouw bedrijf een eenmanszaak, dan worden jouw bezittingen in privé en zakelijk bij elkaar opgeteld en krijg je in totaal 100.000 euro terug. Is het bedrijf een bv, dan krijg je 100.000 euro terug voor je persoonlijke rekening en nogmaals 100.000 euro voor je zakelijke rekening.


Lees ook

Zo haal je het uiterste uit je spaargeld

Zo haal je het uiterste uit je spaargeld

8Wat is een deposito?

Jouw spaargeld is dus eigenlijk een lening aan de bank. Maar als jij op elk moment je spaargeld kan opnemen, dan neemt de bank een risico. Je zou immers geld kunnen opnemen, net op het moment dat de bank dat geld wilde uitlenen aan iemand anders.

Een deposito is daar een oplossing voor. Je geeft je spaargeld dan voor een bepaalde periode aan de bank. Pas aan het einde van die periode kun je het weer terugkrijgen. Omdat dit ‘betrouwbaarder’ geld is voor de bank, hoort daar ook een hogere rente bij. Overigens bieden niet alle banken de mogelijkheid van een deposito.

Lang kon je eigenlijk alleen geld in een deposito plaatsen als je véél spaargeld had, bijvoorbeeld een ton of meer. Maar banken hebben steeds meer mogelijkheden om ook een klein beetje geld in een deposito te stoppen – doorgaans onder een naam als Depositosparen of Spaar Deposito.

9Wat voor belastingen zijn er op spaargeld?

Je kent het waarschijnlijk wel van de belastingaangifte: box 3 is waar je alle inkomsten vanuit sparen en beleggen moet bijhouden. Er is een stukje van je vermogen waar je geen belasting over hoeft te betalen, het ‘heffingsvrij vermogen’ – op dit moment 57.684 euro, vanaf volgend jaar een stuk lager: 51.396 euro.

Al het geld dat je méér hebt dan die grens, wordt niet zomaar belast. De overheid rekent je af op het geld dat ze denken dat je aan je vermogen hebt verdiend. Daarvoor berekenen ze een gemiddeld rendement dat je waarschijnlijk behaald hebt. Je vermogen kan bestaan uit alleen spaargeld, maar de overheid kijkt ook naar beleggingen zoals aandelen en verrekent alles met je schulden.

Een rekensom

Wil je weten hoeveel belasting je zult moeten betalen in box 3? Reken dan eerst uit over welk deel van je vermogen überhaupt belasting wordt geïnd. Je telt je beleggingen en je spaargeld bij elkaar op. Dan kijk je naar je schulden (behalve je hypotheekschuld): alles boven een drempel van 3.800 euro (voor alleenstaanden) of 7.600 euro (als je een fiscaal partner hebt) kan worden afgetrokken van je spaargeld. De Belastingdienst gebruikt de uitkomst van deze som om uit te rekenen hoeveel rendement (dus rente en winst op beleggingen) je waarschijnlijk dit jaar behaald hebt.

Ingewikkeld? Behoorlijk. Want je betaalt niet over die hele som belasting. Over het al eerder genoemde ‘heffingsvrij vermogen’, dit jaar een bedrag van 57.684 euro, wordt geen belasting geheven. Je betaalt dus uiteindelijk belasting over slechts een percentage van dat waarschijnlijk behaalde rendement. Stel dat je 100.000 euro aan spaargeld hebt, dan hou je nog 42.316 euro over als je het heffingsvrije vermogen daarvan aftrekt. 42.316 van 100.000 is 43 procent. Je betaalt dus belasting over 43 procent van je geschatte rendement. Die belasting is nu zo’n 36 procent, ofwel: er wordt belasting geheven over 36 procent van 43 procent van je spaargeld.

Voor dat geschatte rendement maakt de Belastingdienst elk jaar overigens een nieuwe inschatting. Ze berekenen een gemiddelde spaarrente en een gemiddeld rendement op beleggen.

De overheid werd de afgelopen jaren door de rechter herhaaldelijk op de vingers getikt over dit zogenoemde fictieve rendement. Want lang niet iedereen krijgt 1,44 procent rente over zijn spaargeld. Of 6 procent rendement op aandelen. Vanaf deze zomer mogen spaarders bezwaar aantekenen en hun echte rendement aangeven als dat lager is dan waar de overheid vanuit gaat. De Belastingdienst gaat pas vanaf 2028 zelf ook kijken naar het echte rendement op sparen en beleggen.

Wil je weten wat deze berekeningen voor jou betekenen? Probeer het dan zelf met deze tool.

10Vanaf wanneer kan je spaargeld beleggen?

Vroeger had je vaak veel geld nodig om aandelen te kopen. Met de opkomst van beleggingsapps is die drempel heel laag: met een paar tientjes kun je al gaan beleggen. Wil je beleggen met behulp van een adviseur, dan zul je vaak veel meer vermogen nodig hebben – in sommige gevallen enkele honderdduizenden euro’s.

11Wat moet de Belastingdienst weten over je beleggingen?

Beleggingen die je privé doet, moeten in box 3 worden aangegeven. Op je aangifte moet je aangeven hoeveel geld je precies belegd hebt als privépersoon. En of je dividend hebt ontvangen. Dat geldt ook voor cryptovaluta en andere beleggingen zoals in goud, kunst of vastgoed.

Een zogenoemd groenfonds of groenspaarrekening is een vorm waarbij geïnvesteerd geld wordt uitgeleend aan duurzame projecten. Dit soort investeringen leveren vaak wat minder rendement op. Daar staat tegenover dat er een hogere belastingvrijstelling is voor groene beleggingen. Deze verloopt in 2027.

12Wat voor vormen van beleggen zijn er?

Bij beleggen denken mensen al snel aan aandelen. Dat zijn een soort briefjes waarop staat dat jij een deel van een bedrijf bezit – al zijn die briefjes al lang niet meer fysiek. Ook zijn er obligaties: koop je een obligatie, dan leen je feitelijk geld uit aan de verstrekker (vaak een bedrijf of overheid). Die betaalt jou weer rente. 

Buiten deze relatief simpele beleggingsvormen zijn er nog veel meer, complexere constructies. Van fondsen en ETF’s – ‘mandjes’ met obligaties en aandelen – tot derivaten als futures die inspelen op de vermoedelijke toekomst van beurskoersen.

Beleggen kan via je bank of via beleggingsapps als DeGiro en Brand New Day. Het verschil zit doorgaans vooral in de kosten en in de mogelijkheden. Zo kan bij de bank een vermogensbeheerder het beheren van je beleggingen jou uit handen nemen, en kan je daar natuurlijk ook afzonderlijke rekeningen openen naast je beleggingen. Doe je het handelen zelf, dan moet je je wel goed laten informeren – dat is niet altijd even gemakkelijk.


Lees ook

Aandelen, beursindices, bearmarkt: wat betekent het ook alweer? Even terug naar de economische basis

Illustratie Thomas Schats

13Wat zijn de risico’s van beleggen?

Over beleggen wordt vaak gezegd: doe het alleen met geld dat je niet per se nodig hebt. Je moet altijd een buffer hanteren. Het Nibud (onafhankelijk voorlichtingsinstituut) heeft een goede rekentool om te bepalen of je genoeg buffer hebt voor onvoorziene uitgaven. Dat is geld dat je het beste achter de hand kan houden.

Aandelenkoersen fluctueren veel. Stop je al je geld in aandelen van één bedrijf of één sector, dan kun je het kwijtraken als dat bedrijf failliet gaat of die sector begint te krimpen. Daarom wordt vaak aangeraden om je geld te spreiden over verschillende sectoren, bedrijven en typen beleggingen.

De sommen geld in je portefeuille zijn eigenlijk fictief. Je bezit met een aandeel gewoon een papiertje, dat soms meer, en soms minder waard is. Verkoop je dat papiertje op een moment dat dat minder waard is dan de oorspronkelijke aankoop, dan ben je geld kwijt. Maar kan je je het veroorloven om te wachten, dan kun je er op termijn juist aan verdienen. Winst of verlies vertaalt zich pas in reëel geld als je verkoopt.

Realiseer je daarbij dat elk mens een andere risicotolerantie heeft. Wil je veel rendement opbouwen, dan kan het aanlokkelijk zijn om veel geld in agressieve aandelen te stoppen. Maar je maakt dan wel meer kans om je geld kwijt te raken. Kun je daar slecht tegen, dan zijn er behoudendere opties.

Ten slotte is het goed om te weten dat aandelenbeurzen in Nederland onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten. Die zorgt ervoor dat handelaren op de beurs zich aan de regels houden.

14Hoe zit het met sparen voor je pensioen?

In Nederland sparen we nog altijd voor ons pensioen via pensioenfondsen, gezamenlijke potjes beleggingsgelden waaruit weer wordt uitgekeerd aan mensen die op dit moment de AOW-leeftijd hebben. Vaak ben je via je werkgever aan een pensioenfonds verbonden. Dat gaat automatisch: je kiest in zo’n geval niet zelf voor een pensioenfonds. In totaal zit er nu zo’n 1.500 miljard euro in Nederlandse pensioenfondsen.

Dit systeem kampt met problemen vanwege de vergrijzing. Er zijn steeds meer ouderen die uitkeringen moeten krijgen uit het fonds en steeds minder jongeren die er juist voor betalen. Daarom is de nieuwe pensioenwet in 2023 aangenomen.

Met het nieuwe pensioenstelsel, dat de komende jaren wordt ingevoerd, verandert dat. Het pensioen wordt nu persoonlijk, een potje gebonden aan een individu. De eisen voor pensioenverstrekkers worden verlaagd – ze hoeven niet meer zulke grote buffers aan te houden. Aan de andere kant raken pensioenen zo steeds meer verbonden aan de beurskoersen. Dat betekent dat de waarde van je pensioen flink kan schommelen. Pensioenfondsen houden ook op met het geven van beloftes over de toekomstige uitkering.

15Kan ik ook zelf pensioen opbouwen?

Naast pensioen opbouwen via je werk, kun je er ook voor kiezen om zelf geld in je pensioen te stoppen. Bijvoorbeeld als je zzp’er bent, of aanvullend pensioen wil.

Ook kunnen er gaten in je pensioen ontstaan, bijvoorbeeld als je een paar maanden werkloos bent. Een optie om zo’n gat te vullen is een zogenoemde lijfrente, een aparte rekening waar je telkens wat geld in bijlegt. Je kan pas vanaf een bepaalde tijdsspanne aanspraak maken op dit geld – doorgaans als je AOW ingaat. Dat levert vaak belastingvoordeel op, omdat de belasting pas verrekend wordt als je de lijfrente gaat ontvangen. Op dat moment heb je vaak een lager inkomen en hoef je dus ook minder belasting af te dragen – je valt onder een lager tarief. Ten slotte wordt een lijfrente niet belast onder box 3.

In totaal mag je jaarlijks 30 procent van je inkomen in een pensioenproduct stoppen (tot vorig jaar was dat nog 13,3 procent). Dat heet de jaarruimte. Dit geldt ook met terugwerkende kracht: niet-gebruikte jaarruimte kun je tot 10 jaar meenemen.


Lees ook

Extra pensioen opbouwen? Dat is niet altijd verstandig

Extra pensioen opbouwen? Dat is niet altijd verstandig