N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Hein Pieper | dijkgraaf over Waterschapsverkiezingen Het waterschap moet politieker worden, klinkt het. Dijkgraaf Hein Pieper is het daar niet mee eens: „Laat er nou één orgaan zijn dat ervoor zorgt dat het thema klimaatverandering niet voortdurend in een soort politieke heksenketel verzandt.”
Met één soepele handbeweging pakt Hein Pieper twee hoge laarzen uit de achterbak van zijn auto. Bestuurdersschoenen uit, laarzen aan. Je ziet: dit doet de dijkgraaf vaker. Eind deze maand begint hij aan zijn derde periode van zes jaar als bestuurder die midden in het krachtenveld van boeren, burgers en natuurbeheerders met de zorg voor de watersystemen in het waterschap Rijn en IJssel is belast. Zijn nieuwe termijn maakt hem tot een van de nestors van het gilde. Hoe dat zo gekomen is, een theoloog in de wereld van het watermanagement, dat is een verhaal op zich. Je kunt het een mirakel noemen, in het jargon van de gelovige katholiek Pieper zelf. Maar dat verhaal zal even moeten wachten.
Eerst lopen we in het spoor van de dijkgraaf langs de Berkel bij Almen, een rivier die de twee hoofdstromen van ‘zijn’ jurisdictie, Rijn en IJssel, met elkaar verbindt. Lange tijd liep het water hier kaarsrecht, als een kanaal. Wel zo efficiënt, was de gedachte, in de tijd toen de rivier nog gebruikt werd als transportkanaal. Net zoals elders in het waterschap, bij de Groenlose Slinge, laat het waterschap het water hier weer slingeren als vanouds.
Waarom lopen we hier?
„Water dat rechtdoor stroomt gaat veel te snel, ontdekten we. Hier zie je goed wat het betekent als een rivier weer meandert. Vóór de kanalisatie, meer dan honderd jaar geleden, deed het water in de Schipbeek en de Buurserbeek [andere waterstromen in de Achterhoek, red.] er wel zestien dagen over om in de IJssel te komen. Dat is tegenwoordig bij een flinke regenbui slechts 9 uur. Zoiets speelde ook met de Berkel. Het water krijgt nu weer de kans om de bodem te infiltreren. Je ziet in de bochten en de luwtes allerlei nieuwe natuur ontstaan. En het water is schoner. Je kunt hier tegenwoordig weer heerlijk zwemmen, al mag ik dat eigenlijk niet zeggen van mijn mensen omdat het geen officieel zwemwater is.”
Een succesverhaal, zo te horen. Maar vooral voor wie het zich kan veroorloven, lijkt het. Het huis dat op deze idylle uitkijkt, stond onlangs te koop voor 1,7 miljoen euro.
„Ja, maar de Berkel stroomt óók door een achterstandswijk in Zutphen. En wat ik nu zo mooi vind, twee bewoners van een van de flats daar klopten bij de gemeente aan met de vraag of zij óók een bocht mochten. De gemeente stuurde die bewoners naar ons door. En die bocht? Die ligt er nu, met een speeltuin erbij. Hartstikke mooi en een goed voorbeeld van hoe de gemeenschap bestuurders kan bijsturen. Want eerlijk is eerlijk, hier hadden we zelf niet aan gedacht.”
Toch lijkt het veelzeggend dat deze burgers niet wisten dat ze daarvoor bij het Waterschap moesten zijn. We mogen bijna [15 maart, red.] weer stemmen, maar weten burgers wel waar jullie over gaan?
„Ja, en dan klinkt vrijwel ieder spotje ook nog hetzelfde. Droge voeten, schoon water. Tsja, wie is daar nu tegen?”
Het waterschap moet politieker worden, klinkt het dan ook. En met het verdwijnen van ‘geborgde zetels’ voor bedrijven en vijftig nieuwe deelnemende partijen ten opzichte van de vorige verkiezingen lijkt het dat ook te gaan worden. Goed nieuws?
„Dat lijkt me eerlijk gezegd een stap achteruit. Mensen kijken soms naar ons alsof we een gemeenteraad zijn. Maar dat zijn we helemaal niet. We maken geen wetten, we voeren alleen een aantal taken uit, in goed overleg met onze stakeholders, van landeigenaren en boeren tot natuur- en landschapsorganisaties. En dat geeft ons iets waar de hele wereld stikjaloers op is: een orgaan dat écht iets aan de gevolgen van klimaatverandering kan doen. Dat onderwerp is al zo gepolitiseerd. Laat er nou één orgaan zijn dat ervoor zorgt dat dit thema niet voortdurend in een soort politieke heksenketel verzandt.”
Dijkgraaf Hein Pieper: „Droge voeten. Tsja, wie is daar nu tegen?”
U weet waar u het over heeft, u was korte tijd zelf CDA-Kamerlid.
„Ik viel in die tijd van de ene in de andere verbazing. Zo viel me tijdens stemmingen op dat Kamerleden na hun stem te hebben uitgebracht van hun stoel opstonden en achter in de zaal gingen staan. Ik vroeg aan mijn collega’s: wat ís dit? Ja, Hein, vertelden ze me toen, dat doen ze zodat ze straks als eerste bij de media zijn. Nee, dat was niks voor mij.”
Toch weet u de media zelf ook te vinden. Zo schetste u in de zomer van 2020 in dagblad Trouw en De Stentor de noodzaak van een groot kunstmatig meer, op de grens van de Achterhoek en Duitsland. Nogal een knuppel in het hoenderhok.
„Ja, daar was op het waterschap en in de regio lang niet iedereen blij mee. De hydrologen en de ecologen die bij ons werken zijn dat niet gewend. Hun werk is doorgaans een kleine wijziging hier of een aanpassinkje daar. En begint de dijkgraaf ineens over een heel meer. Maar toch, we hadden net drie extreem droge zomers achter de rug. Als dat zo doorgaat moeten we het IJsselmeer leegdrinken. Ik wilde mensen anders naar dat probleem laten kijken. En ik zal je zeggen, laatst kwam één van onze hydrologen op me af. Hij zei: dat meer van jou, ik moest er eerst niets van weten. Maar misschien was het niet zo gek.”
We hebben in beton gegoten wat wel en niet natuur is. Dat is het probleem
Rivieren laten meanderen, een meer aanleggen. Water klinkt nogal maakbaar. Is het dat ook?
„Nou ja, het is vooral aanpassen hè, bijvoorbeeld aan de nieuwe realiteit van een opwarmende aarde. Hét probleem van nu is juist de doorgeschoten rationalisering. Het idee dat we de problemen wel te lijf kunnen met een nieuw protocol hier een model daar, of met big data.”
Maar bieden juist die gegevens niet de duidelijkheid die nodig is om verder te komen? U wilt toch ook weten welke stoffen er in uw water zitten?
„Ja, maar al die spreadsheets en cijfers maken bestuurders en de taal die ze spreken veel te technocratisch. Big data zijn op zich mooi, maar je moet je altijd afvragen: wat wil ik eigenlijk precies weten als ik begin met meten? Voordat je het weet ben je alleen maar bezig met compliance, of het op papier allemaal wel klopt. Terwijl juist de klimaatcrisis vraagt om een taal waarin de relatie centraal staat in plaats van de ratio. We moeten samen leren zoeken naar het bonum commune, zoals dat in mijn katholieke traditie heet. Het goede voor de gemeenschap.”
Wat betekent samen het goede zoeken in de stikstofcrisis? Daar ligt ‘het goede’ toch allang vast in verdragen die we in 1992 ondertekend hebben. We hebben ons er alleen niet aan gehouden. En daar houdt de Raad van State de overheid nu aan.
„Dat is precies het probleem, we hebben toen in beton gegoten wat wel en niet natuur is. Terwijl, wat is natuur in Nederland? Er is hier geen centimeter die niet door ons is aangetast, op een zeker moment. En de vraag is ook of de opwarming van ons klimaat intussen niet om natuur vraagt die daartegen bestand is. Ik bedoel, in 1992 was de klimaatopwarming nog iets wat eraan zat te komen, inmiddels zitten we er middenin. Bij sommige bomen en planten – de fijnspar bijvoorbeeld, de lariks – kun je je afvragen of die nog wel passen in ons nieuwe klimaat. En de oorlog in Oekraïne laat ook zien: meer voedselzekerheid is misschien zo gek nog niet. Dat je niet in alles van het buitenland afhankelijk bent. Is het wel zo verstandig om van een deel van onze boeren af te willen? Dáár moet het gesprek over gaan, niet over of we wel precies een richtlijn van dertig jaar oud weten te halen. Die cijfermatige doelen veronderstellen dat je een soort perfectie kunt bereiken. Terwijl, je kunt als bestuurders hoogstens een optimum bereiken, het meest optimale gegeven de omstandigheden en de belangen van verschillende partijen.”
Ze zien ons aankomen, daar in Brussel. Sorry, we hebben deze doelen de afgelopen jaren niet gehaald en zullen dat ook de komende jaren niet doen.
„Ik moet nog maar zien hoe daarop gereageerd wordt. In mijn ervaring is het zo dat er in Brussel best begrip bestaat, als je maar een goed verhaal hebt.”
Aan het eind van de wandeling langs de Berkel gooit Pieper zijn modderige laarzen weer in de achterbak. Hij heeft nog één mysterie op te helderen. Hoe komt een theoloog als hij in de wereld van het watermanagement terecht? „Drie dagen voor de vacature zou sluiten viel er ineens een krant in de bus die wij nooit lezen. Met daarin een vacature voor dijkgraaf. Mijn vrouw vroeg nog: is dat een betaalde functie? Ik schreef een brief en was op dat moment de 84ste kandidaat die zich meldde. Ondanks een moeizaam eerste gesprek ben ik het toch geworden. En ik ben het bijna twaalf jaar later nog steeds. Maar nog altijd hebben we geen idee wie die krant bij ons door de bus geduwd heeft.”
‘Dan moet je Biek hebben!”, zegt de rijzige, grijze vrouw in het kleedhok van het zwembad. Ze heeft zich net aangekleed na haar duik in het vijftigmeterbuitenbad van De Vliet in Leiden, en loopt nu naar de rand van het zwembad. Even later klimt er een druipnatte, kleinere vrouw met gemillimeterd haar en levendige ogen op de kant: „Wat wil je weten?” Als blijkt dat het gaat over de dreigende sluiting van het zwembad in 2012, besluit ze dat dit belangrijker is dan haar dagelijkse baantjes – ze lag er net in. Ze spoedt zich naar de kleedkamer, maar niet voordat ze zegt: „Politici hebben het altijd over gemeenschapszin, maar ze vragen zich nooit af waar die ontstaat. Nou, hier dus. Iedereen komt hier. Kinderen, hoogleraren, krabbelaars, sporters en kanaalzwemmers: Irene van der Laan (openwatermarathonzwemster, red.) zwemt hier bijna iedere dag. De Vliet is een klein dorp dat vijf maanden per jaar bestaat.”
In het ruime zwembad liggen op deze bewolkte dinsdagochtend tegen de zestig mensen, de matineuze zwemmers zijn al weg. Zeven snelle crawlers zijn in baan 1 en 2 in de weer met sporthorloges en trainingshulpstukken, en in de drie middelste banen dobberen vooral scholieren van het Leonardo College: de laatste gymles van het schooljaar is in het zwembad. Ze maken bommetjes van de lage duikplank en staan te drentelen op de hoge, om vervolgens ineens allemaal van de grote glijbaan in het ondiepe bad te willen. In baan 7 en 8 zwemt een langzame rij van zo’n vijftien man, sommigen keuvelend en met droog haar.
Goffert, Nijmegen
Foto Bram Belloni
Krommerijn, Utrecht
Foto Bram Belloni
De Vliet is een van de ongeveer 230 openbare buitenzwembaden van Nederland. Die cijfers komen uit 2021, het is niet duidelijk hoeveel het er nu precies zijn. Dat is ongeveer een derde van de totaal 625 openbare zwembaden, die geëxploiteerd worden door gemeenten of stichtingen. Eén buitenbad per 78.000 inwoners dus – ineens doemt door deze cijfers het absurde beeld op van een hete zomerdag, met tienduizenden mensen in en rond een blauwe rechthoek water omzoomd met gras en wat struiken. Een onzinnig beeld natuurlijk; op warme dagen komen er in een bad als De Vliet bijna vierduizend mensen. De rest zwemt niet of zoekt verkoeling aan het strand of bij rivieren en meren voor zover de wet, blauwalg, ganzenpoep en bijbehorende parasieten dat toelaten.
Opwinding
Buitenzwembad De Vliet is een van de baden in het net uitgekomen fotoboek van journalist Jim Jansen (die eerder ook al Zwemmersgeluk schreef) en fotograaf Bram Belloni: De mooiste 50 meter buitenbaden van Nederland. Een niet-zwemmende collega die het boek doorbladerde mompelde: „Zwembaden zijn niet echt mooi, hè. Ze lijken ook allemaal zo op elkaar.” Maar voor zwemmers – en volgens onderzoek zwemt meer dan de helft van Nederland in ieder geval soms – is het een heerlijk boek. Bij het zien van de foto’s herleef je de koude ochtenden waarop tegenzin in het water omsloeg in die bijzondere, volle rust die zwemmen teweegbrengt; door onderdompeling, de plotselinge lichtheid, het ritme van je slag en je ademhaling, alles badend in lichtblauw. Of, verder terug, herinner je je de uitzinnige opwinding van het kind dat over de hete tegels naar het water rent, om erin te springen, naar het trapje en opnieuw, en opnieuw, en opnieuw. Achterwaartse duik, voorwaartse koprol, net zolang tot alleen een spekblok van een dubbeltje de ergste vermoeidheid kon verdrijven.
Spook van sluiting
Het boek gaat over die magie, in dit geval ervaren door de makers tijdens een jaloersmakende roadtrip langs de parels onder de buitenbaden; de vijftigmeterbaden. Ze treffen er schoolklassen aan, vaste clubs ochtendzwemmers, solitaire baantjestrekkers, gezinnen en een zwemmende burgemeester. De nadruk ligt op de foto’s, met ernaast een korte karakterisering van het zwembad. Jim Jansen selecteerde door „oproepen te doen in de zwembadenbranche”, zegt hij. Meest genoemd: De Houtvaart in Haarlem, gebouwd in 1927. Jansen schrijft in de inleiding dat een buitenbad veel meer is dan een plek om een half uur baantjes te trekken of even te dobberen met je kind. „Het zijn ontmoetingsplekken voor karakterdiverse mensen met een voorliefde voor activiteit.”
Eén oude vrouw in badpak zegt meer dan twintig spandoeken
Bij meerdere zwembaden doemt het spook van sluiting op, dat altijd rondwaart langs deze openbare voorzieningen. Het Baafje in Heiloo zit in de gevarenzone, De Crommenije in Krommenie is eerder gered, net als Zoutwaterbad K.P. Zijl in Loppersum en zwembad De Vliet. Bij veel baden springen vrijwilligers bij. De exploitatie is kostbaar, vrijwel alle gemeenten staan onder grote financiële druk, en de zaak tegen het buitenbad is makkelijk: meer dan de helft van het jaar dicht, hoge onderhoudskosten, wisselende bezoekersaantallen, en meer een plek voor individuen dan voor verenigingen die goed kunnen lobbyen. Daar gaat het boek niet over, en toch ook wel. „Dit boek is een ode aan die bijzondere plekken, geen pamflet om de bedreigde buitenbaden van sluiting te redden”, zegt Jansen. „Maar tussen de regels is te lezen dat het er niet goed voorstaat met de buitenbaden in Nederland.” Een openbaar zwembad dat dicht gaat, is voor altijd weg. „Geen gemeente die ooit nog een zwembad gaat openen.”
Bosbad, Amersfoort
Foto Bram Belloni
Op het terras van De Vliet zegt Biek Teeuwisse (67), inmiddels droog, dat het zwembad haar leven heeft gered. „Ik ben een hartpatiënt en moest bewegen van de dokter. Dan moet je iets kiezen dat je leuk vindt, en dat je bijna altijd kan doen. Zoals dit.” Dus toen ze in 2012 hoorde dat het nieuwe gemeentebestuur het bad wilde sluiten, kwam ze in actie. Ze haalde een paar duizend handtekeningen op bij het bad zelf, en bedacht een flashmob, „dat was toen in”. Ook schreef ze een lied dat de zwemmers zouden zingen bij het gemeentehuis voorafgaand aan de bezuinigingsvergadering. In badpak. „Niet iedereen was in zwemkleding, en de schrijver Maarten ’t Hart had zijn badjas aan. Maar een oude vrouw in badpak zegt meer dan twintig spandoeken.” Dus op de melodie van ‘Oh, Waterlooplein’ zongen ze ‘Red zwembad De Vliet (padadadada)’. Ze kent de tekst nog uit het hoofd en zingt een couplet: Je kleinzoon, buurvrouw, baas, je broer/ De stille en de ouwehoer/ de duivel en zijn ouwe moer/ die gaan naar De Vliet.
Boschbad, Apeldoorn
Foto Bram Belloni
Oosterbad, Aalsmeer
Foto Bram Belloni
Het is gelukt. Voorlopig. De Vliet is open met inzet van een groep vrijwilligers, die in voor- en naseizoen de ochtenden en de namiddagen draaien; soms is er dan maar één iemand van de gemeente. „Het is een kwetsbare constructie. Maar het zwembad is inmiddels ook weer gerenoveerd. Dus we houden hoop.”
Diplomaat Marc Kuipers wordt de volgende Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Hij begint op 1 januari 2026 en volgt Pieter-Jaap Aalbersberg op, die in september stopt. De ministerraad heeft vrijdag ingestemd met de voordracht van Kuipers door demissionair minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC).
Als NCTV-baas fungeert Kuipers straks als ’s lands nationale veiligheidsadviseur. Het wordt onder meer zijn taak om naar het grote publiek te communiceren over dreigingen en de kans op aanslagen. De zeer publieke functie is voor Kuipers de volgende baan in een lange carrière als topambtenaar in Den Haag. Eerder werkte hij als inspecteur-generaal bij de arbeidsinspectie, plaatsvervangend directeur-generaal bij de AIVD en bij het ministerie van Justitie. Momenteel is Kuipers consul-generaal in de Japanse stad Osaka.
Kuipers spreekt in een schriftelijke verklaring over „een tijd van hybride dreiging„, waarbij samenwerking „tussen overheid, professionals en samenleving essentieel” is. Hij wil „verder werken aan een open en weerbaar Nederland”.
Vijfde man
Kuipers is de vijfde man die leiding geeft over de terrorismebestrijdingsdienst van de Nederlandse overheid, een instantie die in 2004 werd opgericht. Eerder vervulde onder meer huidig demissionair premier Dick Schoof deze functie. Schoof en huidig NCTV-baas Aalbersberg moeten binnenkort voor de rechter getuigen in de strafzaak tegen de van spionage verdachte Abderrahim El M. Hij werkte dertig jaar als topanalist bij de NCTV op het gebied van jihadisme en salafisme en zou volgens het Openbaar Ministerie staatsgeheime informatie naar Marokko hebben overgebracht.
In 2021 bracht NRC op basis van eigen onderzoek dat de NCTV zich heeft bemoeid met strafrechtelijke vervolging en toezicht in individuele zaken. Dit heeft geleid tot spanningen met het OM, dat de coördinator hier meermaals op heeft aangesproken. Zo bleef de NCTV, ook na weigering van het OM wegens onvoldoende gronden, aandringen op vervolging van de directeur van het islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.
Tussen het vertrek van Aalbersberg en het aantreden van Kuipers, van september tot januari, neemt Wieke Vink tijdelijk de positie van NCTV waar.
Lees ook
Het onderzoek uit 2021. De NCTV: autonome terreurbestrijder of loopjongen van de minister?
Wat is leuker dan in een bootje stappen, door de havens van Rotterdam varen, wijzen en zeggen: dat is van mij, en dat, en dat ook? Wim Pijbes, directeur van de filantropische stichting Droom en Daad ziet voor zich hoe hij binnenkort met zijn gasten langs het door hem aangekochte Rotterdamse vastgoed vaart, „net zoals Tate doet in Londen”. „Op Katendrecht hebben we Fenix, Santos, Provimi bijna. Verderop opent in oktober het Veerhuis.”
‘We’, dat is het particuliere vermogensfonds Droom en Daad, gefinancierd door de van oorsprong Rotterdamse familie Van der Vorm. Die familie – vanuit Monaco geleid door Martijn van der Vorm – is een van de rijkste van Nederland en staat aan het hoofd van de HAL Holding, een beursgenoteerd bedrijf met een beurswaarde van bijna 11,5 miljard euro in 2024. Ex-Rijksmuseumdirecteur Pijbes koopt voor Droom en Daad op grote schaal vastgoed aan en verbouwt dat tot culturele hotspots.
Zo opende half mei in Rotterdam het Fenix Kunstmuseum voor Migratie en vorige maand het Parkpaviljoen, een „ontmoetingsplaats voor rust en inspiratie”. En de stichting opent dit jaar in Rotterdam nóg drie culturele instellingen: het Veerhuis, het Tramhuis en pakhuis Santos met daarin het Nederlands Fotomuseum. De koop van de Provimi-fabriek op Katendrecht, een wijk in Rotterdam-Zuid, kan volgens Pijbes elk ogenblik zijn beslag krijgen. Daar komt een ‘Danshuis’ met jaarlijks zestigduizend beoogde bezoekers.
NRC brengt de activiteiten van Droom en Daad op het gebied van kunst en cultuur, vastgoed en politiek voor het eerst in kaart. Met het particuliere miljoenenfonds hebben Van der Vorm en Pijbes in Rotterdam als venture philantropists een intransparant monopolie verworven, met – zo zal blijken – ook nadelige maatschappelijke gevolgen.
Het Fenix Museum op Katendrecht.
Het Droom en Daad-pand Muziekwerf vlakbij het Hofplein.
Foto Hedayatullah Amid, Foto Walter Herfst
Vloeibaar aardgas
Wim Pijbes leidde het Rijksmuseum Amsterdam van 2008 tot 2016 door een woelige verbouwing. Enige tijd na zijn vertrek krijgt hij een telefoontje van Martijn van der Vorm: of hij koffie wil drinken. Van der Vorm zoekt een directeur voor de net opgerichte stichting Droom en Daad. Ze kennen elkaar al langer, Pijbes is sinds 2013 commissaris bij Broadview Holding, een dochterbedrijf van HAL dat is gespecialiseerd in vloeibaar aardgas en materiaaltechnologie.
In januari 2017 gaat Pijbes aan de slag. „Ik begon met een rondje langs honderd culturele instellingen”, vertelt hij half mei in zijn kantoor aan de Parkstraat in Rotterdam. „Ik hoorde de losse ideeën, noden en wensen aan en vroeg: ‘En wat zou je doen als je een miljoen kreeg?’” De antwoorden, zegt hij, waren „ontnuchterend”. „Gaten dichten. Niemand kwam met plannen voor iets groots, iets goeds.”
Dat ‘grote’ en ‘goede’ realiseert Droom en Daad sindsdien zelf. Dat kan dankzij de diepe zakken van de stichting. Hoe diep die zijn, wil Pijbes niet zeggen. „Ons vermogen komt van de Mare Foundation in Luxemburg. Daar is niets schimmigs aan.” Maar gevraagd naar documenten, zegt hij: „Dat gaat je geen bal aan.”
Luxemburg is een van de landen waar de familie Van der Vorm al decennia de in Nederland vergaarde miljoenenwinsten buiten het zicht van de Belastingdienst onderbrengt in brievenbusfirma’s – zoals de Mare Foundation. NRContdekte in 2023 dat een deel van de weggesluisde winsten via de Mare Foundation terugvloeit naar Droom en Daad.
De Mare Foundation heeft een Nederlandse ANBI-status, waardoor giften eraan aftrekbaar zijn van de belasting. Volgens de jaarrekeningen ontvangt Mare honderden miljoenen van „een verbonden partij”. Dat is de familie Van der Vorm. De stichting heeft maar één doel, blijkt uit de statuten in de Luxemburgse Kamer van Koophandel: het financieren van Droom en Daad en De Verre Bergen (het tweede in Rotterdam actieve vermogensfonds van Van der Vorm). Externe aanvragen worden niet in behandeling genomen. Sinds de oprichting van Droom en Daad is circa 450 miljoen euro vanuit Luxemburg overgemaakt naar de twee filantropische fondsen in Rotterdam.
Ook Droom en Daad heeft een ANBI-status, en is daarom verplicht openheid te geven over inkomsten en activiteiten. Maar omdat het een vermogensfonds is, hoeft het geen balans te publiceren. Uit het enige jaarstuk dat Droom en Daad publiceert – over 2024 – blijkt niet hoeveel de stichting precies van Mare ontvangt, hoeveel kapitaal in vastgoed zit, hoeveel wordt belegd. De naam Mare wordt nergens genoemd.
Fluitend op de fiets
De hyperactieve, 63-jarige Pijbes gaat naar eigen zeggen elke dag „fluitend op de fiets van en naar zijn werk”. Onderweg komt hij van alles tegen, ook panden in meer of minder deplorabele staat. Dan borrelen er ideeën op voor nieuwe stichtingen, talenten, ambities.
Inmiddels staan 87 culturele instellingen op de lijst van door Droom en Daad gesteunde initiatieven. Sommige, zoals kunstinstituut Melly of het International Filmfestival Rotterdam (IFFR), krijgen meerjarige financiële steun. Over de omvang daarvan wil Pijbes niets zeggen. Wel publiceert Droom en Daad op één A4’tje een algemeen bedrag aan donaties aan culturele instellingen: in 2024 was dat ruim 26 miljoen, in 2023 bijna 50 miljoen euro. Ter vergelijking: de gemeente Rotterdam geeft jaarlijks circa 92 miljoen uit aan cultuur.
Aan sommige donaties zijn voorwaarden verbonden, zoals aan een gift van 80 miljoen euro in 2024 aan Museum Boijmans Van Beuningen. Bij een bouwvertraging van een jaar geeft Droom en Daad geen 80 maar 70 miljoen – blijkt uit een brief van Martijn van der Vorm in 2024 aan het Rotterdamse college en de museumdirectie. „Tuurlijk”, zegt Pijbes desgevraagd. „Ik wil wel druk op de ketel houden.”
Veel begunstigden die NRC spreekt, vinden het fantastisch wat Droom en Daad doet. Het Nederlands Fotomuseum kreeg in 2023 38 miljoen euro. Directeur Birgit Donker (onlangs op non-actief gesteld na meldingen tegen haar) zegt in april tegen NRC: „Er is geen inhoudelijke bemoeienis [van Droom en Daad] en hun vertrouwen in onze aanpak is ongekend groot.” Rob Riemen, directeur van het eveneens begunstigde Nexus Instituut: „Droom en Daad is een van de weinige culturele fondsen die de geest van de Nederlandse Republiek overeind houdt, en zich gelukkig niet heeft laten vergiftigen door de benepen geest van bureaucratisering en politisering waar het gros van fondsen en instituties last van hebben.”
Bij cultuursubsidies vanuit overheden zijn er procedures, codes (onafhankelijk bestuur, fair pay, diversiteit & inclusie) en onafhankelijke beoordelingscommissies. Bij Droom en Daad zijn de donaties ingegeven door de smaak, het oordeel en de persoonlijke voorkeuren van Wim Pijbes. Parken, design, muziek, dans, theater, film, beeldende kunst, literatuur, tuinen en architectuur: op al deze gebieden heeft hij expertise, vertelt Pijbes. Hij werkt niet met adviseurs of commissies. Heel soms belt hij iemand voor ruggespraak.
De plek van het Tramhuis (elders in renovatie).
Foto Walter Herfst
Gedicht van Aboutaleb
Hoewel volgens de statuten van Droom en Daad alleen Rotterdamse cultuurmakers in aanmerking komen voor ondersteuning, staat er één Amsterdamse kunstenaar op de lijst van personen of instellingen die steun krijgen van Droom en Daad: Tinkebell. Zij krijgt geld voor sociaal-maatschappelijk onderzoek in Colombia. Pijbes: „Soms moet je iets geks doen.”
Ahmed Aboutaleb, van 2009 tot oktober 2024 burgemeester van Rotterdam, staat niet op de donatielijst. Toch wordt hij in 2023 op uitnodiging van Pijbes gastredacteur van een dichtbundel, namens een dochterstichting van Droom en Daad, het Veerhuis. De bundel, Zomer, bevat naast commentaren van de burgemeester ook een gedicht van hem: „Laten we een wandeling maken in het park / we hoeven niks te zeggen / de stilte is genoeg / om elkaar te verstaan” – luidt de eerste strofe.
Volgens Pijbes treedt hier geen belangenverstrengeling op. „Ik vind het helemaal prima dat de burgemeester van deze stad, die toevallig een heel goede dichter is, zo’n bundel samenstelt. Ik laat ook weleens een bewindspersoon een opening doen. Die staat dan ook in de spotlights.”
Aboutaleb spreekt door de jaren heen lovend over de activiteiten van Van der Vorm. In 2018 meldt hij de gemeenteraad „trots” te zijn op de Rotterdamse traditie van filantropie: „Stichting Droom en Daad heeft als doel de stad Rotterdam nog mooier en beter te maken.”
In 2020 ontdekt het Rotterdamse journalistieke onderzoeksplatform Vers Beton dat op het stadhuis een ‘stuurgroep filantropie’ bestaat, waarin de twee directeuren van Van der Vorms vermogensfondsen – De Verre Bergen en Droom en Daad – deals sluiten voordat de gemeenteraad er zijn zegje over kan doen. Volgens Vers Beton „koopt” Van der Vorm zo macht in het stadhuis.
Een ‘belevinarium’
Een voorbeeld van zo’n deal is de aankoop in 2020 van de Fenix II-loods, het huidige Fenix Museum. Al in 2018 maakt Pijbes de aankoop bekend in het televisieprogramma De Wereld Draait Door. Er komt iets tussen een museum en een ervaringsplek in, vertelt hij: een „belevinarium”. „De gemeenteraad moet er toch nog over stemmen?”, vraagt presentator Matthijs van Nieuwkerk. „Klopt”, zegt Pijbes, „maar het college van B en W heeft de aankoop vorige week al goedgekeurd.”
In de stuurgroep filantropie zitten hoge ambtenaren, geen gemeenteraadsleden. Raadslid Ruud van der Velden, voorheen fractievoorzitter Partij voor de Dieren en nu onafhankelijk, stelt er geregeld vragen over in de gemeenteraad: waarom bestaan er geen ‘beslisnota’s’ – nota’s met alle transacties tussen gemeente en aankopende partij – over verkopen aan Droom en Daad? Waarom ontbreekt financiële transparantie? Waarom is de zogenoemde Wet Bibob niet toegepast? Die Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, aangenomen in 2003, vereist dat de herkomst van gelden bij vastgoedtransacties wordt onderzocht.
Inmiddels zijn elf, vaak reusachtige panden in bezit van Droom en Daad
Weet Aboutaleb wat de herkomst is van het geld van Van der Vorm, vraagt Van der Velden in juli 2023 in de gemeenteraad. „Nee”, antwoordt de burgemeester. „Dat weet ik niet en hoef ik ook niet te weten.”
Op herhaalde vragen van NRC aan Aboutaleb over zijn banden met Droom en Daad, komt geen antwoord. De huidige burgemeester Carola Schouten wil evenmin met NRC spreken, maar beantwoordt schriftelijk vragen via haar woordvoerder. Over haar visie op filantropie, schrijft Schouten: „De gemeente Rotterdam is blij met en dankbaar voor alle filantropische initiatieven in de stad. Dat zijn er vele, waaronder die van stichting Droom en Daad.”
De stuurgroep filantropie is nog steeds actief. Axel Dees, woordvoerder van het college van Rotterdam, schrijft dat het „gebruikelijk” is om met de directieleden van de twee vermogensfondsen „op verschillende momenten en op verschillende niveaus te spreken”. Dat gebeurt, aldus Dees, „bij alle partijen die projecten of initiatieven hebben in de stad”.
Maar voor andere partijen, zo blijkt, is het veel lastiger om toegang te krijgen tot het stadhuis.
Ratten en schimmel
„Stenen”, antwoordt Pijbes, als Harry-Jan Bus hem vraagt waar zijn interesses liggen. Bus, directeur van Theater Walhalla, vertelt het gesprek na in zijn kantoor op Katendrecht. Pijbes is net aangesteld bij Droom en Daad, en Bus leidt hem rond door de wijk. Ze kijken met name naar de Fenix II-loods, waar dan de Fenix Food Factory zit, een populaire culinaire hub.
Met het aankopen van ‘stenen’ begint Pijbes in 2018, een jaar nadat hij is aangetreden als directeur van Droom en Daad. Uit koop- en erfpachtaktes die NRC opvraagt bij het Kadaster, blijkt dat hij in ruim zeven jaar voor meer dan 40,5 miljoen euro vastgoed koopt in Rotterdam en één keer in Schiedam. Dat bedrag is exclusief de tientallen, zo niet honderden miljoenen aan renovatiekosten. Inmiddels zijn elf, vaak reusachtige panden in bezit van Droom en Daad, waaronder rijks- en gemeentelijke monumenten. Drie andere gebouwen staan op de nominatie om aangekocht te worden, de Provimi-fabriek op Katendrecht voorop.
Het Droom en Daad-pand Batavierhuis (voor muzikanten).
Foto Walter Herfst
Een deel van het vastgoed is gemeentelijk bezit, zoals de Fenix II-loods, het Parkpaviljoen en het Veerhuis. Droom en Daad betaalt voor alle drie de panden 0 euro. Ook de eeuwigdurende erfpacht koopt de stichting af. Voor het Veerhuis (430 m2) bedraagt die 1 euro, voor het Parkpaviljoen (240 m2) zeventigduizend euro, en bij de in redelijke staat verkerende Fenix II-loods (17.000 m2) 5,2 miljoen euro. De verkoopprijs van het eveneens gemeentelijke, zwaar verwaarloosde en kolossale Katoenveem in het westelijk havengebied is nog onbekend. Het pand staat al wel op de website van Droom en Daad als bezit.
De meeste van de gemeentelijke panden zijn niet in goede staat. „Bij Droom en Daad”, zegt Pijbes, „hebben we een abonnement op incourante, soms in heel slechte staat verkerende panden. Die strijd gaan we aan. Want Wim weet wat-ie wil. Als je de middelen hebt, dan kan dat. Dus ik denk: waarom niet?”
Het Veerhuis bijvoorbeeld, zit vol ratten en schimmel. Het pand – schrijft Aboutaleb in 2021 in een brief aan de gemeenteraad – staat nog net niet op „totale instorting”. Pijbes wil er een schrijvershuis vestigen, waar schrijvers en dichters in alle rust kunnen werken. Op de begane grond komt horeca. Pijbes’ initiatief „komt als geroepen”, aldus Aboutaleb in zijn brief.
De Kadernota Vastgoed van de gemeente uit 2024 schrijft voor dat gemeentelijke panden in principe openbaar verkocht moeten worden. „Ik tender niet. Nooit”, zegt Pijbes. „Ik bel en zeg: ‘noem je prijs’.” „Snelheid”, benadrukt hij, „is onze kracht.” Volgens woordvoerder Dees van de gemeente is tenderen niet verplicht „als de afdeling vastgoed, de wethouder, of het college van B en W hiervoor toestemming geeft”. En dat gebeurt steeds bij Droom en Daad. Taxatierapporten wil de gemeente niet overleggen, omdat – zo stelt een woordvoerder van wethouder Chantal Zeegers van Klimaat, Bouwen en Wonen – „de taxatie concurrentiegevoelige informatie bevat”.
Muziekles aan kinderen
Lage verkoopsommen en lage erfpachtprijzen zijn nadelig voor de gemeente – er vloeit minder overdrachtsbelasting naar de kas.
Ook van kerkgenootschappen koopt Droom en Daad panden aan voor schappelijke prijzen. De Doopsgezinde Gemeente vindt het zo sympathiek dat Droom en Daad in hun kerkgebouw muziekles wil geven aan kinderen, dat ze niet kiezen voor een marktconforme prijs. Ze verkopen de kerk plus pastorie, monumentaal orgel en toebehoren aan Droom en Daad voor 1.950.000 euro.
‘Ik tender niet. Nooit. Ik bel en ik zeg: noem je prijs. Snelheid is onze kracht’
Voor die kerk heeft Pijbes een bestemming. Maar niet voor het parochiehuis van de Oud-Katholieke Paradijskerk aan de Nieuwe Binnenweg. Op 28 december 2022 koopt hij dit pand voor 700.000 euro – ruim onder de WOZ-waarde die na de jaarwisseling op 932.000 euro ligt.
De aankoop ging snel, vertelt Pijbes. „Ik werd vlak voor Kerst gebeld door Minke Weeda, directeur van het naastgelegen poppodium Rotown. ‘Wim’, zegt ze, ‘de kerk wil het pand naast ons verkopen. Maar de projectontwikkelaar is afgehaakt. Wij zijn als de dood dat er woningen in komen. Dan is het einde oefening met onze nachtvergunning. Kun jij iets doen?’” Pijbes: „Ik ga met de kerk in gesprek en een week daarna kopen wij het pand. Niet dat we daar direct een bestemming voor hadden, behalve dan Rotown te beschermen voor mogelijke claims.”
Met zijn schijnbaar ongelimiteerde geldbronnen bouwt Droom en Daad landmarks in de stad en behoedt het panden – zoals het Veerhuis – voor totaal verval. De keerzijde is dat uitgewerkte voorstellen van anderen – gevestigde culturele instellingen of burgers – afketsen.
Het Veerhuis, bedoeld voor schrijvers, gaat open in oktober.
Foto Walter Herfst
Een voorbeeld is de Fenix II-loods. In 2012 komt een groep Rotterdammers en cultuurmakers, verenigd onder de naam ‘Dutch Montmartre’, met een plan voor „een dynamisch museum” in de loods. Op het dak komen tweehonderd woningen – een eis van de gemeente. In 2016 ontwikkelt een consortium van ondernemers van de Fenix Food Factory een vergelijkbaar plan – ook met het verplichte aantal huurwoningen op het dak. Investeerders worden gevonden, architectenbureau MVRDV tekent voor het ontwerp. Er volgen gesprekken met de gemeente. Die reageert enthousiast, zeggen de ondernemers. In 2017 stuurt het consortium het plan naar het stadhuis.
Dan blijft het stil. Een van de ondernemers, die anoniem wil blijven: „Wij kregen uiteindelijk een telefoontje van de gemeente: ons plan was kwijtgeraakt in de postkamer.”
Glimmend uitzichtpunt
Ook Dutch Montmartre vangt bot. Daarom stuurt de groep op de openingsdag van het Fenix Museum, 15 mei dit jaar, een brief aan college, gemeenteraad, Droom en Daad en ambtenaren. „Terwijl wij [met ons voorstel] destijds geen doorgang kregen, kreeg Droom en Daad – zonder openbare aanbesteding of transparant participatieproces – wel toegang […] tot substantiële gemeentelijke samenwerking”, schrijft de groep. „Volgens welke criteria wordt bepaald wie wel of geen toegang krijgt tot publieke ruimte en erfgoed?”
Het cluster stadsontwikkeling van de gemeente stelt in een reactie dat de verkoop van de Fenix II-loods „democratisch” is gegaan. Maar stukken waaruit de afwikkeling met andere gegadigden blijkt, wil stadsontwikkeling niet overleggen.
De loods gaat in 2018 – dan nog officieus – naar Droom en Daad. De gemeentelijke eis van woningen is geschrapt. In plaats daarvan komt op het dak een glimmend uitzichtpunt: de ‘Tornado’.
Behalve woningen, stranden ook culturele initiatieven. Museum Rotterdam bijvoorbeeld, is sinds 2020 nagenoeg dakloos. In opdracht van de gemeente doen verkenners twee jaar onderzoek naar de ideale vestigingsplaats van een vernieuwd stadsmuseum. Zij wijzen in 2022 veevoederfabriek Provimi op Katendrecht als „voorkeurslocatie” aan.
Maar Provimi gaat naar Droom en Daad. Er komt een ‘Danshuis’. Het ontwerp, van hetzelfde architectenbureau als het Fenix Museum, is al klaar. Pijbes in 2023 tegen de Volkskrant: „Je hebt minstens 50 miljoen euro nodig om daar iets te kunnen neerzetten. Laat anderen maar komen met hun plannen. Wij hebben de financiering al rond.”
Designwarenhuis
Museum Rotterdam kijkt ook naar koffiepakhuis Santos als vestigingslocatie, een rijksmonument van circa negenduizend vierkante meter. Toenmalig directeur Paul van de Laar, bijzonder hoogleraar stadsgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, werkt een businesscase uit met een creatief ondernemer en een particulier investeerder. „Vanuit de gemeente kreeg ik nul samenwerking”, zegt Van de Laar. „Die liet het aan de markt. Als culturele instelling maak je dan geen enkele kans.”
De gemeente verkoopt Santos in 2021 aan de Hamburgse projectontwikkelaar Alexander Garbe voor een kleine 870.000 euro. Garbe wil er een designwarenhuis vestigen. „Ridicuul”, noemt Van de Laar de verkoopprijs: die was voor Museum Rotterdam ook een optie geweest.
Volgens een woordvoerder van stadsontwikkeling drukte de noodzakelijke investering van „vele miljoenen” de waarde van het pand. Er bestond „een renovatieopgave voor de buitenkant” en het was binnen „niet geschikt” voor het beoogd gebruik: een designwarenhuis. Tegelijk schrijft ze: „[Santos] was gezien de leeftijd (bouwjaar 1903) in relatief goede staat met een aantal aandachtspunten.”
Toch komt er geen warenhuis. Twee jaar later verkoopt Garbe Santos namelijk voor 21,6 miljoen euro door aan het Nederlands Fotomuseum: bijna 20,8 miljoen euro meer dan in 2021. Directeur Birgit Donker zet haar naam op 3 augustus 2023 onder de koopakte en tekent dezelfde dag een akte waarin ze het grondeigendom aan Droom en Daad „verkoopt” voor 21,6 miljoen. De prijs voor het grondeigendom wordt verrekend met een schenking van 38 miljoen van Droom en Daad aan het museum.
Pijbes zegt desgevraagd „niets” te weten van de lage aankoopprijs uit 2021. De akte uit 2021 heeft hij „niet” gezien. Donker stelt in verschillende media dat het museum eigenaar is van Santos. Pijbes: „Ik weet niet hoe dat juridisch heet, maar beschouw ons als bruikleengever.” Als het museum ooit vertrekt, valt het pand automatisch toe aan Droom en Daad.
Het Fotomuseum neemt – zo staat in de koopakte – het complete bouwplan van Garbe over, inclusief goudgeel gestulpt dak. De oudbouw wordt ‘opgetopt’ met drie nieuwe verdiepingen voor horeca en zestien short-stay appartementen.
Door overname van Garbe’s complete ontwerp komen ook die appartementen – luxe studio’s van maximaal 25 vierkante meter², met vergulde kranen en wc-rolhouders – onder beheer van het Fotomuseum. Het museum verhuurt niet tegen een cultureel tarief, maar wordt, via een intermediair, commercieel verhuurder. De opbrengsten vloeien, zo bevestigt Donker schriftelijk, naar het Fotomuseum: „Sinds eind vorig jaar wordt hier al gelogeerd en genereren wij extra inkomsten als huur van de short stay-exploitant.”
De appartementen zijn voor 107 tot 269 euro per nacht te boeken, via sites als Booking en Airbnb. Gasten laten recensies achter die soms niet mals zijn. Er is niemand in het pand bereikbaar in geval van calamiteiten, gasten klagen over bouwherrie en „dode dieren” op het gezamenlijke balkon.
Filantrokapitalisten
In zijn boek Winners Take All (2018) beschrijft politiek analist Anand Giridharadas hoe wereldwijd ‘filantrokapitalisten’ culturele en maatschappelijke projecten financieren, liefst in eigen initiatieven met een belastingtechnisch gunstig verdienmodel. Vastgoed en kunst onderbrengen in een stichting is zo’n verdienmodel.
In een vertrouwelijk rapport uit 2017, in handen van NRC, schrijven Pijbes en de directeur van het fonds De Verre Bergen aan de gemeente: „Rotterdam kan de eerste stad van Europa zijn die 21ste-eeuwse filantropie omarmt. En dat op een schaal die veel verder strekt dan losse gebouwen of projecten.”
Gevraagd naar wat hij bedoelt met „21ste-eeuwse filantropie”, antwoordt Pijbes: „Venture philanthropy”. In deze uit het durfkapitalisme ontstane vorm van filantropie worden goede doelen gesteund die op lange termijn rendement opleveren. Anders dan vroegere filantropen houdt de venture-filantroop altijd de regie.
Burgemeester Aboutaleb omarmde de 21ste-eeuwse filantrokapitalisten. Ook bouwwethouder Zeegers is enthousiast. In 2024 wordt bekend dat Droom en Daad ook de openbare ruimte op Katendrecht opknapt: een nieuwe fietsenstalling, de ruimte rond het toekomstige Danshuis en het park ernaast. „Het goede nieuws”, zegt Zeegers tegen het AD: „Dit alles kost de gemeente geen euro.”
In de door VVD en Leefbaar Rotterdam gedomineerde gemeenteraad overheerst blijdschap over de giften van Droom en Daad. Alleen Ruud van der Velden van de PvdD en, vanaf 2023, Theo Coşkun zijn kritisch. Coşkun is fractievoorzitter van de eveneens kleine SP. In mei 2024 vraagt hij in een raadsvergadering of cultuurwethouder Said Kasmi (D66) wel de werkelijke wethouder van Cultuur is. Of is dat Wim Pijbes?
Beeldend kunstenaar Anne Wenzel: „Voor de gemeente heeft cultuur geen urgentie, dat zie je aan hun gebrekkige visie.” Hoogleraar Van de Laar: „Gelukkig vullen de filantropische fondsen van Van der Vorm het gat op dat de gemeente bewust heeft laten ontstaan. Het bestuurlijk onvermogen van deze stad op cultureel gebied is zeer zorgwekkend.”
Op zijn werkkamer in het stadhuis werpt wethouder Kasmi de kritiek verre van zich. „Willen we als overheid alles financieren?”, zegt hij. „Nee, want dat kunnen we niet.” „Ik zie echt geen probleem in filantropen die stellen: ‘Wij willen wel iets terugdoen voor de samenleving’. Waarom moet alles met subsidie gaan in de cultuursector?”
In de raad vinden Leefbaar Rotterdam en VVD de donaties van Van der Vorm zo prachtig, dat ze afgelopen oktober zoeken naar een ‘blijvend bedankje’. Het voorstel: doop Museum Boijmans Van Beuningen om tot Museum Boijmans Van Beuningen Van der Vorm.
Kasmi belooft het voor te leggen aan Van der Vorm en Pijbes. Een half jaar later zegt hij zich dat „niet” te herinneren. „Ik weet bijna zeker dat Van der Vorm niet zit te wachten op zijn naam aan de gevel van het museum.” Burgemeester Aboutaleb, zegt hij, heeft namens het college een bedankbrief aan Van der Vorm gestuurd. Kasmi heeft zelf ook nog een „bedankappje” gestuurd.
„Het gaat de familie niet om henzelf”, benadrukt Kasmi. „‘Wat voor goeds kunnen we doen voor Rotterdam?’ vragen ze me. ‘We hebben hier namelijk heel veel geld verdiend.’”