Wat is het geheim van de Waddenthriller?

De veerboot doet het al: helderheid scheppen. De achterlating van de vaste wal, de nadering van het eiland: de eilandbezoeker voelt het ingewikkelde, drukke, woelige, onoverzichtelijke leven achter de schroef verdwijnen, voor de boeg gloort een afgebakende, afgesloten, overzichtelijke wereld.

Neem de boot naar een Waddeneiland en je voelt meteen: dit is het duidelijkste landschap van Nederland. Alles wat er is, kun je zien – vanaf een hoge duin zie je zo alle eilandranden. En waar je niets kunt zien, daar vált ook niets te zien: lege zee. ‘Een gebied waar het land onzichtbaar overgaat in de hemel, ik wilde een hoofd zo leeg als dat uitzicht’, mijmert schrijver Jaap Robben in Wantij, het verslag van zijn wandeling naar Schiermonnikoog: hij ging wadlopen.

Hij zag het Wad nóg leger, nog openlijker: als bij laagwater, tweemaal per dag, de zee zich terugtrekt, onthult de bodem van de Waddenzee zich zo aan het oog. En legt een route bloot voor de wadloper. O ja, de zeebodem: die was de veerbootpassagier toch ontgaan. Maar zag die dan wel het duidelijkste landschap? Misschien moet je eerder van het verraderlijkste landschap spreken. De wadloper moet nota bene geoefend zijn, de weg kennen, en hij moet zich haasten, voor het tij weer keert – je wilt niet verrast worden door het zeewater.

Wie het Wad verheerlijkt om de schijnbare overzichtelijkheid, zit toch mis. Een leeg uitzicht betekent niet dat er niets is. Niet voor niets voelde Jaap Robben zich aangetrokken door de leegte én nog iets anders – het niets kreeg een zekere lading, op foto’s ‘waarop je de stilte haast kunt zien. Ik voelde dat er in die drooggevallen weidsheid iets op mij lag te wachten.’


Lees ook dit interview:

‘De moordenaar vind ik niet interessant’

‘De moordenaar vind ik niet interessant’

Literaire kwaliteit

Wat is het geheim van de ‘Waddenthriller’? Schrijver Mathijs Deen (1962) is de bedenker van dit eenmansgenre: er zijn er nu drie, allemaal van Deen. Dit voorjaar ontving deel twee, De duiker, de Gouden Strop voor het beste spannende boek van het afgelopen jaar – maar misschien nog wel opvallender is dat afgelopen najaar de jury van de Boon, de Vlaamse prijs voor literaire fictie en non-fictie, hetzelfde boek ook al op haar longlist zette. Een thriller tussen de literaire romans, dat zie je eigenlijk nooit.

Ten onrechte was dat niet: je kon over De duiker al vaststellen dat Deen de grenzen van het thrillergenre moeiteloos overschreed, en zich op het terrein van de literatuur begaf. Enerzijds was het een compromisloze krimi, waarin rechercheur Liewe Cupido zich ontfermde over een politiezaak en een kluwen informatie langzaamaan ontwarde. Anderzijds ging het verhaal ook over wat zich onder de oppervlakte ophield: beweegredenen, voorgeschiedenissen, persoonlijkheden en gevoelens. Al die zaken die zich aan het blote oog onttrekken en zich tussen de woorden van al die zwijgzame types ophouden. ‘Zoek de stiltes’, was de belangrijkste les voor verhoren die Liewe Cupido tijdens zijn opleiding meekreeg, zo werd al gememoreerd in deel één, De Hollander. ‘Daar vind je de patronen.’

Aandacht voor wat zich tussen de regels afspeelt – dat is onmiskenbaar een literaire kwaliteit. Maar is dat ook dé kwaliteit van Deens boeken? Nee, het geheim van de Waddenthriller is: de Wadden.

Streekroman

In het autobiografische brievenboek Brieven uit Genua (2016) schreef Ilja Leonard Pfeijffer dat hij het gevonden had: het wezenlijke kenmerk van een goed boek, het belangrijkste bestanddeel van een roman. ‘Ik dacht altijd dat het stijl was’, schreef hij. ‘Dat is ook zo, maar dat is het niet. Stijl is de voorwaarde, niet de kern. Hetzelfde geldt voor structuur. Technische beperkingen mogen niet in de weg staan.’ (En die vinkt Deen moeiteloos af: de Waddenthrillers bevatten geen slechte zinnen en steken verfijnd in elkaar als Zwitserse uurwerken.) ‘Sommigen denken dat het de inhoud is. Maar wat is de inhoud anders dan de roman zelf?’, schreef Pfeijffer. Specifieker dan: het onderwerp? ‘De actuele of anderszins herkenbare thematiek kan een valse belofte van nut inhouden die de lezer verleidt om aan het boek te beginnen, maar zij verklaart niet waarom hij wordt gefascineerd en gegrepen en niet meer in staat is het boek weg te leggen.’

Aandacht voor wat zich tussen de regels afspeelt – dat is onmiskenbaar een literaire kwaliteit

Het geheim is, aldus Pfeijffer, ‘het decor’. Hij haalt Gabriel García Márquez aan, die zei dat elke goede roman een streekroman is – waarmee die volgens Pfeijffer hetzelfde bedoelde: ‘Elke goede roman speelt zich heel erg ergens af. Zelfs als die plek fictief is, beschrijft de schrijver hem in zoveel details, geuren en kleuren dat het lijkt alsof hij er is opgegroeid. Als de lezer na lectuur het gevoel heeft dat hij er geweest is, is het boek geslaagd.’

Maar: wat houdt dit idee méér in dan wat we al kennen uit het basisboek verhaalanalyse? Wie op school proza interpreteerde, leerde behalve over vertelperspectieven en wat ‘motieven’ waren ook over de ‘ruimte’ waarin de handeling zich afspeelde. Dezelfde dialoog kan bijvoorbeeld een totaal andere betekenis krijgen wanneer die in een winkel en in een slaapkamer gevoerd wordt (‘Wat kost dat?’ ‘Voor jou is het gratis’). De ruimte waarin een verhaal zich afspeelt heeft invloed. Denk ook aan ‘couleur locale’; de sfeerbepalende details waar Pfeijffer het over heeft.

Aan zijn theorie is, met de Waddenthrillers in de hand, nog wel een argument toe te voegen. Het ‘heel erg zich ergens afspelen’ gaat niet alleen om geuren en kleuren, maar zit ’m ook in het vangen van de essentie van het betreffende decor. Het decor kan grote symbolische betekenis krijgen, het verhaal ondersteunen, sterker: het kan er een onvervreemdbaar onderdeel van worden, misschien bepaalt het decor zelfs de kern van het verhaal.

Mislukte reddingsoperatie

Dat is, zou je kunnen beweren, aan de hand in de Waddenthrillers: die gaan over de Wadden. De redder, het onlangs verschenen derde deel in Deens reeks, is aan de oppervlakte ook weer een krimi. Er spoelen menselijke resten aan van de kapitein van een sleepboot, die eenentwintig jaar eerder in zwaar weer terechtkwam en zonk. De bemanning werd uit het water gered, behalve de kapitein, terwijl er nota bene twee reddingsboten aanwezig waren, een Nederlandse en een Duitse – en nu gaat de recherche-ter-zee onderzoeken wat daar is gebeurd. Dat zet Deen weer vakkundig krimiachtig op, al ligt dit politieonderzoek ook niet onmiddellijk voor de hand: een mislukte reddingsoperatie is niet meteen een vergrijp. Maar Deen introduceert een handvol eigenaardigheden (er is een schotwond gevonden in het stoffelijk overschot, en een vreemd doorgesneden band van diens zwemvest) en een kluwen aan verknoopte verhaallijntjes met een heleboel eilandbewoners, die weigeren het achterste van hun tong te laten zien.

Wat jarenlang voor overzichtelijk werd gehouden, blijkt weer stukken gecompliceerder wanneer rechercheur Liewe Cupido (en diens kompaan Xander Rimbach) zich ermee komen bemoeien – de Waddenthrillers gáán over die schijnbare overzichtelijkheid, en over de onzichtbare onderstromen.

Cruciaal in De Hollander (2022), over een op drift geraakte, verdronken wadloper, was de onbegrensdheid van het Wad: er zijn Nederlandse en Duitse Waddeneilanden en dus ook gescheiden verantwoordelijkheden. Waar de landgrens precies loopt, is op de woelige golven niet altijd uit te maken, noch eronder. En in De duiker (2023)traineerde de zwijgzaamheid van de eilanders het onderzoek naar de onnatuurlijke dood van een duiker. De Wadden kennen kleine, gesloten gemeenschappen, waar iedereen alles van elkaar weet én waar de kaken stevig op elkaar blijven.

Die twee karakteristieke Wadden-verraderlijkheden worden verenigd in De redder. Weer speelt er iets onduidelijks rond gedeelde verantwoordelijkheden tussen de Nederlanders en de Duitsers, weer broeit er onder de oppervlakte van alles in de eilandgemeenschappen. De stormnacht met de Pollux is nog niet vergeten: een van de opvarenden van de reddingsboot die uitvoer van Norderney, Atte Germer, blijkt zich de vermiste kapitein flink te hebben aangetrokken, twintig jaar later lijkt hij door schuldgevoel gekweld te worden over de mislukte redding. Tegelijk is de beeltenis van een van de andere redders, de trotse en prominente Michael Waagmann, vereeuwigd in een monument voor de redders; iets waar wenkbrauwen over opgetrokken worden: een redder doet gewoon zijn werk, die wordt niet geëerd. Tegelijk lijken er verschillende versies te bestaan over wat er in de stormnacht gebeurde: de bemanning van de andere reddingsboot, van Ameland, herinnert zich iets anders – of lijkt dat te doen.

Redderscomplex

Dat verhaal heeft in Liewe Cupido een dankbaar publiek, om persoonlijke redenen. Hij verloor als jonge man zijn vader, een visser die verongelukte op zee, net op een dag dat hij Liewe had gevraagd in te vallen als matroos. Die zei nee – was alles anders gelopen, als hij…? Bij het redderscomplex van de mannen op de reddingsboot kan Cupido zich dus wel iets voorstellen – en ook bij de zwijgzaamheid waartoe de bijbehorende schaamte leidde. In de kleine, verknoopte gemeenschap die de Wadden zijn, komt hij telkens weer onbekenden tegen die zijn naam herkennen en hem achteloos confronteren met het noodlottige ongeluk. Dat doet wat.

Zo voorzag Mathijs Deen zijn protagonist ook nog van drijfveren en een psychologische achtergrond die sterk samenhangen met de Wadden. Vaders en zonen heb je overal; een vader die verongelukte op zee en een zoon die zijn reddersonmacht probeert te compenseren een stuk minder. De titels van de eerdere Waddenthrillers sloegen al in meerdere of mindere mate op Liewe Cupido; De redder misschien nog wel het meest. Al zet Deen hem ook niet vol in de schijnwerper: laat hem maar betijen in de marge, laat zijn verhaal maar bescheiden in dienst staan van de zaken die hij oplost. Maar in zijn rechercheursverlangen om tot een sluitend verhaal te komen, kunnen we ook de wens van de mens Liewe Cupido herkennen.

Helderheid, overzicht – het blijkt een illusie. Hoewel de complexe puzzel in De redder uiteindelijk weer ingenieus gelegd wordt, zit er ook een schaduwkant aan de uitkomst van de cold case rond de Pollux. ‘Het is lang geleden, we veranderen er niets meer aan’, zegt nota bene de weduwe van de teruggevonden kapitein. ‘En om de hele zaak op te rakelen, dat doet meer kwaad dan goed.’ De oude wonden die weer openliggen hebben een zelfdoding tot gevolg. Hoe wenselijk is helderheid dan eigenlijk?

‘Zonder verhaal kunnen we de wereld niet begrijpen’, was de les die Liewe Cupido zich in De Hollander herinnerde van zijn opleider, maar daar had zij al een kanttekening bij: ‘als je dit maar onthoudt: verwar duidelijkheid nooit met waarheid’. Want de waarheid zit toch telkens ingewikkeld en onduidelijk in elkaar; en zo levert de waarheidsvinding van Cupido eigenlijk altijd weer een nieuwe vraag en een nieuwe kwestie op. (Het einde van De redder heeft ook weer een rafelrandje, die de mogelijkheid van een vierde Waddenthriller openlaat: hoera!) Daarmee is de Waddenthriller uiteindelijk toch minder een krimi, die met antwoorden hoort te eindigen, en meer een literaire roman. Meer als de echte Wadden: de schijnbare overzichtelijkheid is verraderlijk.