Elk jaar verschijnen er Nederlandstalige boeken over de Verenigde Staten, maar nooit zoveel als wanneer de presidentsverkiezingen in aantocht zijn. Dat is het moment waarop de Amerikaanse kiezers het allermeest zouden kunnen leren van redelijke buitenlanders. De oogst van dit jaar is nèt te vroeg verschenen om de laatste twee tournures in de campagne mee te nemen: de aanslag op Donald Trump en het min of meer vrijwillig terugtreden van Joe Biden. Geeft niet, de boeken zijn nadrukkelijk geschreven om de politieke geschiedenis in een bredere context te plaatsen. In de aanloop naar de Democratische Partijconventie, die aanstaande maandag begint, een overzicht in vier typen.
De causeur
‘Ja, daar zijn we weer. Nog steeds vanuit mijn camper in de Rocky Mountains.’ Tussen 1986 en 2005 was Charles Groenhuijsen dertien jaar lang voor de NOS correspondent in de VS en hoewel hij allang is afgelost, wil hij van geen wijken weten. In een camper doet hij nog altijd stand-uppers, legt hij nog altijd aan de kijkers uit hoe het land in elkaar zit. Er is wat om gesmaald op tv en sociale media, maar het verlangen om duiten in het zakje te blijven doen (‘Kamala Harris is zeg maar de rechtervleugel van D66’) is voor iedere oud-correspondent invoelbaar.
Jarenlang gewerkt om dat grote land onder de knie te krijgen, en dan zou je gewoon weer in Nederland verder moeten? No way. Daarom schrijft Groenhuijsen elke paar jaar een nieuw Amerika-boek. De verdeelde staten van Amerika is het meest recente en hij doet daarin precies hetzelfde als voor de camera in zijn camper: keuvelen.
Dat Groenhuijsen vrijwel alles naschrijft van Amerikaanse media en boeken (‘Wie daar informatie over wil, kan me mailen’, zegt hij in zijn nawoord) is teleurstellend. Dat zijn ‘persoonlijke voorkeur’ bij de Democraten ligt, maakt het boek ook niet verrassender.
Maar het grootste minpunt is de wijdlopigheid van de alwetende causeur, en de slordigheid die daarvan het gevolg is. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit: ‘In grote delen van het land zijn in het onderwijs de meeste leerlingen al gekleurd’, schrijft Groenhuijsen. ‘In zeven staten (…) is de bevolking al „majority minority”. Dat is ook de reden dat veel blanken stemmen op rechtse politici die daar met harde hand tegen willen optreden. Kiezers vragen zich af waar al deze mensen moeten wonen. Wat gaat ons dit allemaal kosten. Houd ik mijn baan nog wel.’
Hier vermengt de auteur racisme en weerzin tegen (illegale) migratie op een manier die bijna beledigend is; welke kiezers vragen zich af waar ‘gekleurde’ Amerikanen moeten wonen? Daarnaast sluipen er ook feitelijke fouten in het boek (‘zwarte kerken spelen amper mee in dit politieke spel’), die gevolg zijn van Groenhuijsens ‘persoonlijke voorkeur’, slordigheid en vooral van zijn tevredenheid over zichzelf als Amerika-fluisteraar.
De journalist
Steven De Foer werkt meer dan dertig jaar voor De Standaard en kwam in 2001 in de VS om de nasleep van ‘11 september’ te verslaan. Zijn boek De saboteurs doet op de omslag een prikkelende belofte: ‘Hoe de partij van Lincoln afgleed tot die van Trump.’ Het is een reeks profielen van Amerikanen die een grote rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de conservatieve politiek die de Republikeinse Partij zozeer is gaan domineren, dat andersdenkenden de partij uitgaan of eruit verjaagd worden. Het begint bij vliegheld Charles Lindbergh, met zijn ongezonde belangstelling voor nazi-Duitsland, en eindigt bij Trump, van wie De Foer het belangrijk vindt dat hij ‘niet in het Witte Huis belandt, maar in de gevangenis’.
Interessante en informatieve portretten, en De Foer gebruikt tenminste zijn eigen waarnemingen als correspondent om zijn betoog kracht bij te zetten. Hij heeft beslist te weinig oog voor de grote invloed van religie op het Amerikaanse conservatisme. Waarom wel een hoofdstuk wijden aan volksmenner Rush Limbaugh, en niet aan Jerry Falwell? De televisiedominee en zijn Moral Majority moeten het doen met een zuinige passage in het hoofdstuk over Ronald Reagan.
Bij al zijn nuttige en leesbare werk schiet De Foer tekort in zijn belofte over ‘hoe komt het’. In het hoofdstuk over Trump hoopt hij ‘te hebben aangetoond dat sabotage van de democratie al minstens tachtig jaar in de genen van deze partij zit’. Ja, hij heeft laten zien dat Trump niet de eerste destructieve kracht binnen de Republikeinse Partij is. Presidentskandidaat Barry Goldwater, zeloot Pat Buchanan (‘uitvinder van het Trumpisme’), politieke saboteurs Newt Gingrich en Karl Rove, de nihilistische senator Mitch McConnell – ze hebben allemaal een duistere rol gespeeld in de Amerikaanse politiek van de afgelopen eeuw. Maar hoe de partij zichzelf in die periode opmaakte voor een leider met autocratische voornemens, valt na lezing van De saboteurs niet na te vertellen.
Dat Trump na het dieptepunt van zijn populariteit – de eerste dagen na de bestorming van het Capitool – is herrezen als onbetwist partijleider, ligt volgens De Foer aan de lafheid van zijn partijgenoten, aan de persoonlijkheidscultus rond Trump en aan het ‘teruggekeerde geloof dat hij kan winnen’. Waar is in deze opsomming het Republikeinse genenpakket?
De historicus
Frans Verhagen heeft van de VS een winkeltje gemaakt. Hij schrijft er opiniestukken over, ook in NRC, hij publiceert er boeken over. Achterin zijn jongste boek, De Amerikaanse president, verwijst hij onder het kopje ‘verder lezen’ naar maar liefst drie van zijn eigen boeken, behalve naar zijn meer recente boek Het Amerikaanse presidentschap (2020), dat warempel bijna dezelfde ondertitel heeft als zijn jongste boek: ‘geschiedenis van het machtigste ambt ter wereld’.
Het geeft natuurlijk niets als je je kennis recyclet; econoom Arnold Heertje werd rijk met elk jaar een nét even iets ander lesboek over zijn vakgebied. En in deze kloeke pil staat veel lezenswaardigs over de wetteksten en de uitleg daarvan omtrent het presidentschap, maar ook interessante noties over de rol van lobbyisten en campagnemanagers. Het lijkt er wel op dat Verhagen niet goed begrijpt wat een wedge issue is, een fenomeen dat bekend werd ten tijde van het presidentschap van Bill Clinton, dankzij diens Republikeinse opponent Newt Gingrich. Die begreep dat je kiezers kon losweken van de partij van je tegenstander door de nadruk te leggen op kwesties die binnen de partij van de tegenstander omstreden zijn. Daarmee drijf je een wig, een wedge, in de breuklijnen van de tegenpartij, in de hoop dat de afvallers op jouw partij zullen stemmen. Verhagen denkt dat een wedge issue een kwestie is ‘waar je enkel voor of tegen kunt zijn, zonder nuances’. Maar dat is een kleine kanttekening bij een boek in drie delen: het presidentschap, alle presidenten en alle verkiezingen, waarvan het eerste deel beslist het nuttigst is.
De insider
Het beste boek is van Michiel Vos, de correspondent die een beetje wordt onderschat omdat hij doorgaans op radio en tv wordt aangekondigd als „de schoonzoon van Nancy Pelosi”. Laat dat zijn onderscheidende kenmerk zijn, het doet niets af aan de scherpte van zijn waarnemingen en de dynamiek van zijn schrijfstijl. Veel Amerikaanse zinnetjes, veel dialogen, een prettige nonchalance. Maar vooral: de kennis van een insider, die aan de hand van zijn schoonmoeder en al even politiek-schrandere vrouw, documentairemaker Alexandra Pelosi, in de binnenste cirkel van het Witte Huis en het Congres kan verkeren. Het levert een berg van prikkelende inzichten op, die helemaal afhankelijk zijn van wat Vos ziet en denkt, niet van wat andere journalisten schrijven. Het voelt knisperend origineel, zeker vergeleken met de andere boeken.
Vos neemt ons mee naar de wereld van de Amerikaanse fundraisers, de plek waar politici het geld voor hun campagnes inzamelen, waar een zekere ‘ijle lucht’ hangt, zoals een hedgefund-vriend van Vos (‘mijn hedgie’) hem uitlegt. ‘Je bent omgeven door succesvolle, rijke mensen met een zeker besteedbaar inkomen, disposable income genoemd, of platter gezegd: „fuck you money”.’ De hiërarchie van het geld is onthutsend, onontkoombaar en doorslaggevend. Mensen die meer dan 100.000 dollar voor een kandidaat inzamelen, heten bundlers en staan vooraan bij bijeenkomsten met de kandidaat. Een echtpaar van heel succesvolle Democratische donoren kan een senator bij hen thuis uitnodigen voor een niet meer dan tien minuten durend privéconcert van operazangeres Jessye Norman – omdat ze ook ruimhartig geld geven aan de Metropolitan Opera.
De gulste donateurs worden beloond zodra de politicus is verkozen. ‘Heb je ooit een arme Amerikaanse ambassadeur ontmoet’, zegt een andere insider tegen Vos. Nee, want je wordt ambassadeur als je de president een gunst hebt bewezen. Zo staat het boek vol met betekenisvolle notities. Over ‘sure’ als ideale opening bij een eerste ontmoeting: het suggereert kennis en zelfverzekerdheid. Over het moment waarop de ask wordt gesteld: de vraag naar geld, en waarvoor dat nodig is. Over het woord ‘optional’, dat klinkt alsof je een keuze hebt, maar dat vooral betekent dat je extra moet betalen. En over het cynisme van journalistiek. ‘Onder de tien doden wordt niet meer gebeld’, schrijft Vos over verslag doen van schietpartijen. ‘Niemand in Nederland belt ooit over schietpartijen in de South Side van Chicago of in „bepaalde buurten” van Philly’ – lees: schietpartijen met vooral zwarte slachtoffers.
Zelfs zijn waarnemingen over Donald Trump zijn authentieker en dus interessanter dan die van de andere schrijvers. Voor een documentaire die Alexandra Pelosi maakte, ging Vos mee naar het Witte Huis waar Trump een artikel uit de Grondwet zou voorlezen. Het is wel bekend dat de voormalige president moeite heeft met lezen. Tijdens de opnames wordt hij steeds ongemakkelijker. Rinkelt daar een telefoon? Zet uit dat ding! Het lijkt wel een andere taal, vind je niet? Wat ritselt jullie papier!
En als het is gelukt. ‘Dat ging geweldig. Ik was geweldig.’ Vos in de VS is het enige boek waarvan je Amerikanen zou toewensen dat ze het konden lezen. Hij is de enige die iets origineels schrijft, vanuit een geheel eigen standpunt en met een aanstekelijk optimisme dat Amerikaanser aanvoelt dan alle boeken waarin het permanent vijf voor twaalf voor de democratie is.
Lees ook
Waarom de verre horizon weer lonkt voor Amerikanen