N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
rechtszaak Vele honderden klachten over misstanden kreeg het Huis voor Klokkenluiders afgelopen zeven jaar. Pas nu is er een eerste rechtszaak.
Het Huis voor Klokkenluiders, in 2016 met veel tromgeroffel opgericht, werkt als een trechter met een enorme mond en een heel klein tuutje. „Klokkenluiders zijn moedige mensen met het hart op de goede plaats. Met dit initiatief willen we steun, opvang en advies bieden”, zei de toenmalige voorzitter Paul Loven bij de opening. „Als dat nodig is voeren we zelf ook onderzoekstaken uit.”
De behoefte bleek enorm. Honderden melders van misstanden hebben zich sinds 2016 tot het instituut in Den Haag gewend. Alleen al in 2022, zo staat in het laatste jaarverslag, behandelde het Huis 312 adviesaanvragen van mogelijke klokkenluiders. Bij 46 van hen ging het vermoedelijk om een maatschappelijk misstand. Tot zover de mond. Maar dan het tuutje.
Sinds de oprichting heeft het Huis slechts elf onderzoeksrapporten gepubliceerd op haar website. Die gaan nauwelijks over misstanden, maar vooral over het „causaal verband tussen benadeling en melding” – het dwarszitten van klokkenluiders. In vijf rapporten is daar sprake van.
Met dat oordeel kunnen de klokkenluiders uit die vijf zaken naar de rechter om schadevergoeding te eisen, als ze tenminste nog leven en de werkgever nog bestaat. Bijna zeven jaar na invoering van de wet gebeurt dat nu voor het eerst. Daarmee is deze zaak een testcase voor het hele Nederlandse klokkenluidersbeleid.
Zaak bij Vattenfall-Nuon
Voor de rechter in Amsterdam staan dinsdagmiddag een projectmanager en een controller van Nuon, het Nederlandse energiebedrijf dat in 2009 door Vattenfall is overgenomen. Het duo eist schadevergoeding voor onder meer misgelopen promotiekansen, salarisverhogingen (van circa een ton) en bonussen (van meer dan een ton), en, uiteindelijk, dat Vattenfall hun melding over mogelijke aanbestedingsfraude fatsoenlijk onderzoekt.
Een kafkaiaanse situatie voor mijn cliënten
Bas den Ridder advocaat
Naast hen zit hun arbeidsrechtadvocaat Bas den Ridder, die de man en de vrouw al jaren bijstaat. In de bankjes daarnaast zitten twee advocaten van Zuidaskantoor Allen & Overy, namens Vattenfall.
Advocaat Den Ridder begint tegen de rechter over de „kafkaiaanse situatie” waarin zijn cliënten al een decennium verkeren. Zij zijn tegen hun zin „klokkenluiders for life” geworden, zegt hij.
De zaak begon met een vertrouwelijk gesprek in 2013 op luchthaven Schiphol, waarin de projectmanager zou zijn gevraagd om bedrijfsgevoelige informatie door te spelen aan het Duitse industrieconcern Siemens. Die kennis zou Siemens op voorsprong zetten bij de aanbesteding voor de bouw van een elektriciteitscentrale in Hamburg, een project van honderden miljoenen euro’s. Uit onderzoek van NRC, het Duitse weekblad Der Spiegel en het Zweedse dagblad Dagens Nyheter in 2019 bleek dat de twee klokkenluiders niet de enigen waren die meenden dat Siemens een voorkeursbehandeling kreeg. Vijf andere oud-werknemers, onder wie een hoge bedrijfsjurist, zagen dat ook bij andere projecten.
Nadat de twee bij diverse managers hun bezwaren hadden geuit, begon de lijdensweg. Vattenfall wilde volgens de twee de klacht zelf nauwelijks onderzoeken. Wel verklaarde het bedrijf in 2016 de twee plots boventallig, een actie die uitkeringsinstantie UWV niet accepteerde. Een passende baan werd vervolgens niet gevonden, interne bezwaarprocedures liepen op niets uit. De twee verblijven sinds die tijd in limbo: op de loonlijst, maar thuis zonder werk.
Ten einde raad klopten ze in 2016 aan bij het nieuwe Huis voor Klokkenluiders voor steun. Waar Vattenfall immers ruime middelen had om rapporten te laten opstellen en dure advocaten in te huren, hadden de klokkenluiders dat niet. Het Huis oordeelde vier jaar later dat de twee een „terecht vermoeden” van een misstand hadden van „maatschappelijk belang”. Het stelde ook een direct verband vast tussen hun melding en hun kwalijke behandeling.
Het rapport was een opsteker, maar niet meer dan dat. Voor de werknemers veranderde niets. De advocaat tegen de rechter: „De hele zaak trekt een zware wissel op mijn cliënten. Ze hebben hier niet voor gekozen, maar worden weggezet als agressieve weigerachtige figuren die met iedereen ruzie hebben.”
Na tien jaar nog muurvast
De advocaat van Vattenfall begint inderdaad tegenover de rechter over een weigerachtige houding van het duo, stroeve communicatie en diep wantrouwen, en citeert uit boze e-mails. „De verhouding heeft een dieptepunt bereikt.” Maar van misgelopen inkomsten zou geen sprake zijn. Dat de klokkenluiders nog thuis zitten, komt door hun compromisloze opstelling, stelt de advocaat.
De rechter is het daar niet mee eens. Ze neemt het oordeel van het Huis over de benadeling van de klokkenluiders over, maar over de hoogte van de schadevergoeding wil zij advies inwinnen van een gespecialiseerd bureau.
Desondanks blijven de twee partijen mijlenver uit elkaar. Vattenfall wil „het verleden achter zich laten”, de klokkenluiders zijn onverminderd boos en willen genoegdoening, erkenning en vooral: de waarheid boven tafel. Ze kondigen alvast nieuwe procedures aan, los van de uitkomst van deze zaak. De projectmanager tegen de rechter: „We kregen gelijk van het Huis voor Klokkenluiders. De vraag blijft: worden klokkenluiders in Nederland echt beschermd, ja of nee?” En daarmee zit de zaak tien jaar na de melding – ondanks alle onderzoeken, rechtszaken en gesprekken – nog steeds muurvast.
Van het Huis voor Klokkenluiders, bedoeld om dit soort impasses te doorbreken, was niemand aanwezig.
Een nachtmerrie, noemt de politie het zelf: van alle 62.000 politiemensen werden namen, e-mailadressen en functies deze week buitgemaakt door een hacker. Vooralsnog lijkt het erop dat er geen privé of onderzoeksgegevens zijn gelekt. Maar hoe kwamen kwaadwillende hackers binnen bij een organisatie als de politie? En hoe erg is dat?
Hoe de hackers binnen zijn gekomen, is niet duidelijk. Dave Maasland, directeur beveiligingsbedrijf ESET, denkt dat toegang mogelijk is verschaft via een account van een medewerker die op een phisingmail is ingegaan. Zeker is het niet. Het kan volgens hem ook een slimme hacker zijn, die zich al dan niet in Nederland bevindt. „Er kunnen zelfs buitenlandse overheden achter zitten.”
Is de politie zo lek als een mandje? Dat zou ik niet zeggen, zegt Maasland. „Maar cyberveiligheid voor een organisatie als de politie is complex. Ze moeten zich wapenen tegen verveelde tieners, tegen de georganiseerde misdaad en tegen hacks vanuit het buitenland, waar vaak met veel expertise wordt gewerkt. Je kan wel concluderen dat ze zich beter moeten beveiligen.”
Lijst met contactpersonen
De politie deelt zo weinig informatie over de hack dat de ernst zich lastig laat inschatten, zegt cybersecurity expert Rickey Gevers. Op basis van de informatie die nu bekend is, lijkt een business email compromise (BEC) het meest waarschijnlijk, denkt hij. Dat is een vorm van cybercriminaliteit waarbij een kwaadwillende hacker een mailbox binnendringt en de lijst met contactpersonen down- loadt. Het doel daarvan is overtuigende phisingmails te produceren of moeilijk van echt te onderscheiden nepfacturen versturen.
Een BEC-aanval gebeurt heel vaak, zegt Gevers. Zijn bedrijf Responders staat bedrijven bij die doelwit zijn geworden van een hack. Vaak gaat dat om een BEC-aanval. Precieze aantallen zijn er niet omdat lang niet alle bedrijven naar buiten brengen dat ze slachtoffer werden. Voor cyberexperts is het redelijk makkelijk te achterhalen of het om een BEC-aanval gaat, of om een aanval specifiek gericht op een specifiek bedrijf, in dit geval de politie, zegt Gevers.
Stagiair bij de groenteboer
Goede cyberbeveiliging is voor iedereen belangrijk maar voor sommige organisaties nóg belangrijker, zegt Maasland. „Ben je een kleine MKB-organisatie dan moet je de beveiliging anders inrichten dan een advocatenkantoor. Bij een groentenboer is het niet zo heel erg als de stagiair bij alle adresgegevens kan. Voor een groot advocatenkantoor is het misschien niet handig als elke stagiair alle adresgegevens kan downloaden.”
Belangrijk is ervoor te zorgen dat ze niet verder komen. Dus niet in de woonkamer. Niet in de slaapkamer. En zeker niet bij de kluis
Binnen zulke organisaties moeten veiligheidsexperts opereren alsóf ze gehackt zijn, zegt Maasland. „Ze moeten dagelijks bezig met het opsporen van de hacks, met het blussen van digitale branden.” Binnenkomen is voor een hacker eigenlijk nooit een probleem, legt hij uit. Net als bij een gewone diefstal lukt dat als je echt wil. Ze forceren een deur of tikken een ruitje in. Zo komt een hacker relatief makkelijk binnen bij de administratie-afdeling waar medewerkers de hele tijd bezig zijn bijlages in mails te openen. Maasland: „Belangrijk is ervoor te zorgen dat ze niet verder komen. Dus niet in de woonkamer. Niet in de slaapkamer. En zeker niet bij de kluis.”
De ene aanval erger dan de andere
Gevers vindt dat de politie zo helder mogelijk moet zijn over wat er is gebeurd. „Een BEC-aanval is wel heel vervelend maar minder ernstig dan veel andere cyberaanvallen. Dus daarmee kan je al veel onrust wegnemen.” Ook Maasland wijst op het belang van zo goed mogelijk informatie verschaffen. „Agenten willen nu vooral weten: wie, wat en waarom. Zij moeten goed geïnformeerd worden en blíjven, zeker de gevoelige teams. Dat houdt voorlopig niet op. Want mogelijk duiken de gegevens op op het internet. Zeker als ze gecombineerd worden met gegevens uit andere hacks, kan er een vollediger plaatje ontstaan dat gevaarlijk is voor individuele politiemensen. Dan moeten er vervolgstappen worden ondernomen.”
De aanval laat zien dat ook de politie slachtoffer kan zijn, zegt Rejo Zenger, beleidsadviseur bij Bits of Freedom. Dat betekent volgens hem dat de politie voorzichtig moet zijn met burgergegevens en niet meer moet opslaan dan strikt noodzakelijk. „Want nu zijn het gegevens van politiemensen die zijn gelekt. Nog vervelender wordt het als gegevens van verdachten, ooggetuigen of slachtoffers op straat liggen.”
Honderd procent beveiligen bestaat niet, zegt ook Zenger. Wel moeten we als land investeren in het verstevigen van een veilige digitale infrastructuur. Dat gebeurt lang niet altijd, zegt hij, en hij wijst op een Europees voorstel om digitaal seksueel misbruik van kinderen en jongeren tegen te gaan. „Op zich een nobel streven”, zegt Zenger. Maar onderdeel daarvan is de versleuteling van digitale gegevens verzwakken door een achterdeurtje in te bouwen. Dat levert een groot risico op, want het verzwakt het systeem. „Deze politiehack laat zien hoe fragiel de infrastructuur is. We moeten zeker geen maatregelen nemen die die infrastructuur verzwakken.”
Minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) heeft zijn ambtenaren onder druk gezet om omstreden informatie van Schiphol en KLM te gebruiken voor het berekenen van het maximaal aantal vliegbewegingen op Schiphol. De topambtenaar op dit dossier heeft zich naar aanleiding daarvan ziek gemeld.
Madlener heeft op grond van die berekeningen de door zijn voorganger aankondigde krimp van Schiphol vrijwel teruggedraaid. In aanloop naar dit besluit is herhaaldelijk door de minister en zijn ambtenaren overlegd met de top van Schiphol en de luchtvaartsector, maar omwonenden en belanghebbenden zoals de gemeente Amsterdam werden daar niet bij betrokken.
De Amsterdamse wethouder Hester van Buren is verbijsterd door de plotselinge koerswijziging van de minister, die ze ondoordacht en slecht onderbouwd noemt, en zegt dat het schadelijk is voor het vertrouwen van burgers in een betrouwbare overheid.
Barry Madlener kijkt zijn publiek glimlachend aan. Hij vertelt een zaal vol ambtenaren van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over zijn eerdere leven als makelaar en gemeenteraadslid voor Leefbaar Rotterdam, zijn voorliefde voor muziek („Pink Floyd”) en zijn ambities als bewindspersoon. „Ik zou graag asfalt aanleggen om files op te lossen.”
Het is dinsdagmiddag 9 juli, half vier. De besloten sessie met de ambtenaren is bedoeld als kennismaking. En om vragen van aanwezigen te beantwoorden. Over omstreden uitspraken van PVV-leider Geert Wilders („Iedereen kiest zijn eigen woorden”), zijn prioriteit als minister (herinvoering van de maximumsnelheid van 130) en over zijn werkwijze. „Ik ben een open persoon en houd van open communicatie”, zegt Madlener. „Dat is ook een beetje Hollands natuurlijk, om een beetje direct en kort te zijn. Ik ben er zelf altijd trots op.”
De PVV’er is – tot zijn eigen verwondering, zo vertelt hij – een week eerder geïnstalleerd als minister van Infrastructuur en Waterstaat. Jarenlang voerde hij als Tweede Kamerlid oppositie tegen verschillende bewindslieden van het departement. Nu is hij als minister zelf verantwoordelijk voor uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat, de wegen, het vaarwater, de scheep- en luchtvaart. Allemaal gevoelige dossiers die nu op hém liggen te wachten. Wat opvalt: het onderwerp Schiphol valt tijdens de kennismakingsbijeenkomst van een klein uur niet één keer.
Over zijn ontvangst op het ministerie toont Madlener zich enthousiast. „Een heel warm welkom. En ik hoop dat dat wederzijds is. Dat jullie ook voelen dat ik hier ben om een heel goede minister te worden, die ons gezamenlijke werk heel veel trots bezorgt.”
Dat beoogde gevoel van gezamenlijke trots zal niet iedere ambtenaar delen, blijkt al snel. Nog voor de zomer ten einde is, zit de directeur-generaal Luchtvaart thuis. Reden: de alleingang van minister Madlener, die onder invloed van KLM en Schiphol begin september besloot de in juni nog aankondigde afname van het maximaal aantal vluchten op Schiphol terug te draaien.
Het besluit leidt niet alleen op het ministerie tot verwarring en spanning, zo blijkt uit ambtelijke documenten en gesprekken met betrokkenen op het ministerie, in de luchtvaartsector en bij andere overheden. Ook binnen de top van Schiphol is er onrust ontstaan over de draai, en wat die betekent voor de rechtspositie van de luchthaven en de relatie met omwonenden. Amsterdam – de grootste gemeente onder aanvliegroutes van Schiphol én aandeelhouder van de luchthaven – is boos: „Ik ben not amused”, zegt wethouder Hester van Buren (PvdA) – die via de pers van de plotselinge koerswijziging moest horen. Het besluit is volgens haar niet alleen slecht onderbouwd, maar ook funest voor het vertrouwen van omwonenden in de overheid.
Weggepest
Mark Harbers ziet in juni 2022 geen uitweg meer. De voorganger van Madlener als minister van Infrastructuur en Waterstaat is als VVD’er fervent aanhanger van de luchtvaartsector. Maar hij ziet dat omwonenden van Schiphol steeds vaker succesvol de geluidsoverlast van de luchthaven aanvechten bij de rechter. Het „anticiperend handhaven” van de geluidsnormen door de overheid is ingehaald door de werkelijkheid en niet langer houdbaar. „Feitelijk betekent dit dat er niet wordt gehandhaafd bij een overschrijding van het huidige wettelijke stelsel”, schrijft Harbers aan de Kamer. En bovendien: omwonenden kunnen zich daar maar moeilijk tegen verzetten omdat er geen juridisch vastgestelde geluidsnormen zijn. Dat leidt er toe dat „de rechtspositie van omwonenden al geruime tijd niet goed is gereguleerd”.
Er is volgens hem maar één oplossing: het maximale aantal vluchten op Schiphol terugdringen. Vanaf november 2023 moet dat aantal terug van 500.000 naar 440.000 per jaar. De decennia waarin Schiphol ongehinderd mocht groeien, lijken voorbij. Hij beseft, dat het „een harde klap” is en „een heel indringend besluit voor KLM en de luchtvaart”, zegt Harbers. Maar het kan niet anders: Schiphol moet binnen de regels gaan opereren. „We gaan de geluidsoverlast voor de omwonenden met voorrang aanpakken.” En: „We stoppen met gedogen.”
KLM zegt „overvallen” te zijn door het „plotse voornemen” van Harbers en stapt naar de rechter. De PVV spreekt er in de Kamer ook schande van. „KLM wordt weggepest.”
Maar Harbers heeft een onverwachte medestander: op Schiphol is in oktober 2022 Ruud Sondag aangetreden. De ervaren crisismanager is de opvolger van de weggestuurde topman Dick Benschop. Sondag concludeert al snel dat het gebrek aan duidelijke regels en de slechte relatie met omwonenden de toekomst van de luchthaven ernstig bedreigt. Op 3 april 2023 lanceert hij een ‘achtpuntenplan’ om die toekomst zeker te stellen.
Sondag wil een verbod op privéjets en lawaaiige toestellen als Boeings 747, hij wil binnen twee jaar alle nachtvluchten schrappen en hij zet een streep door de plannen voor een extra landingsbaan. „De sector is gewend in achterkamertjes oplossingen te bedenken die uiteindelijk onvoldoende concreet zijn”, zegt hij tegen NRC. Dat is onhoudbaar, het moet voor omwonenden écht beter worden: „Onze geloofwaardigheid neemt al jaren af.”
Bewonersorganisaties reageren sceptisch. KLM, Schiphol en het ministerie gelden als een onlosmakelijke eenheid waar hun belangen het altijd afleggen tegen de economische. Maar het is Sondag net als Harbers, menens. „We moeten kiezen voor omwonenden die al zo lang hinder ondervinden.”
Ongeloofwaardig
Met die gedachte in het achterhoofd werken ambtenaren op het ministerie aan de uitwerking van nieuwe krimpplannen. Bijna direct is er vertraging: de rechtbank in Haarlem besluit op 4 april 2023 dat het kabinet niet datzelfde jaar al het maximaal aantal vluchten mag verminderen – de vereiste Europese procedures om alle betrokkenen te raadplegen en alternatieven te overwegen zijn niet gevolgd. Maar Harbers en zijn ambtenaren zetten door, ook als het vierde kabinet Rutte in juli 2023 valt. Er is simpelweg geen andere oplossing voor Schiphol.
Een lijn die ook Ruud Sondag actief uitdraagt namens de luchthaven. De „enige grote stap die je kunt maken” zegt hij tijdens een avond met bewoners, is „krimp van het aantal vliegbewegingen, krimp van het geluid.” Na afloop zegt een bewoner: „Een klein beetje heb ik nu het idee dat er wel wat gaat gebeuren.”
De noodzaak van een koerswijziging wordt nog eens onderstreept als de rechtbank in Den Haag in maart 2024 uitspreekt dat de staat al jarenlang de rechten van omwonenden niet goed beschermt door slechte geluidsnormen op te stellen, en die ook nog eens niet te handhaven. Het kabinet moet binnen een jaar gaan handhaven en die rechtsbescherming in orde maken.
Sondag, die dan net is afgezwaaid als Schipholbaas, leest het vonnis met interesse. In een afscheidsinterview met de Volkskrant benadrukt hij nog eens de noodzaak van de ingeslagen weg. Hoewel hij zijn opvolger Pieter van Oord geen ongevraagd advies wil geven, zegt hij: „Het is ongeloofwaardig als Schiphol straks weer de buikspreekpop van KLM wordt.”
Blauwe zwanen
Op 10 juli stapt diezelfde Pieter van Oord samen met KLM-baas Marjan Rintel de ministerskamer van Barry Madlener binnen. Het is een dag nadat de minister met zijn eigen personeel heeft kennisgemaakt. De twee topmensen hebben een oude boodschap voor de nieuwe minister: die krimp is helemaal niet zo nodig. Het is een mededeling die het afgelopen jaar op het ministerie weinig gehoor vond. Nu zal dat veranderen.
Wat de PVV van Schiphol en de KLM vindt, is al tien jaar duidelijk: Nederland moet er trots op zijn en deze vaderlandse parels niet in de weg zitten. PVV-Kamerlid Dion Graus, die over Schiphol gaat, vindt vliegen fantastisch, houdt van „onze blauwe zwanen” en wil Schiphol en KLM op geen enkele manier belemmeren. Zijn partij zal álles doen om de krimp tegen te houden, belooft hij nadat het kabinet is gevallen. „Misschien lukt het na de verkiezingen; wie weet hoe de verhoudingen dan zijn”, zegt hij. „Wij zullen in ieder geval zorgen dat die krimp dan meteen van de baan gaat. Dat beloof ik iedereen.”
Tot 2 juli waren het niet meer dan grote woorden van een buitengesloten oppositiepartij. Maar nu, als standpunt van de grootste coalitiepartij die ook nog de verantwoordelijke minister levert, krijgen ze ineens gewicht.
Wij zullen zorgen dat die krimp van de baan gaat. Dat beloof ik iedereen
Dat is niet de enige positiewisseling die de kansen van KLM vergroot. De aanstelling van Pieter van Oord als nieuwe topman van Schiphol past volgens president-commissaris van Schiphol Jaap Winter „bij de ambities van Schiphol om versneld te verduurzamen en de belasting voor de omgeving en het klimaat te verminderen.” Van Oord zelf, zo vertelt hij verschillende betrokkenen, ziet het juist als zijn taak om „de relatie met de luchtvaartmaatschappijen te herstellen”.
In het gesprek met Madlener leggen Van Oord en KLM-baas Rintel uit dat er mogelijkheden zijn om de geluidshinder terug te dringen zónder minder te vliegen. Schiphol kan met hogere luchthavenprijzen de meest lawaaiige vliegtuigen weren en KLM kan stillere vliegtuigen inzetten. Het probleem met deze beloften is dat het niet meer dan voornemens zijn, waarvan de effecten ook nog eens onzeker zijn. In de modellen waarmee het ministerie het maximaal aantal vliegberekeningen bepaalt, worden deze variabelen daarom maar mondjesmaat meegerekend.
Direct na het gesprek dringt minister Madlener er bij zijn ambtenaren stevig op aan om toch nog eens naar de eigen berekeningen te kijken: kunnen die niet worden aangepast met de informatie van KLM en Schiphol? Hij draagt de ambtenaren, die werkten aan de krimpplannen, nu op om met de luchtvaartsector om tafel te gaan zitten en hun informatie te verwerken in nieuwe modelberekeningen. De wind op het ministerie is gedraaid, realiseren ambtenaren zich.
Instabiel
Terwijl Nederland op vakantie gaat, vinden er intensieve overleggen plaats tussen de ambtenaren van Madlener, de luchtvaartsector en de consultantsbureaus die modelberekeningen maken.
Tijdens een call met Van Oord en Rintel op 24 juli besluit de minister de optimistischer inschatting van KLM over inzetten van stillere vliegtuigen over te nemen. Ook de bewering van Schiphol dat het met hogere prijzen voor lawaaiige vliegtuigen de geluidshinder kan terugdringen, neemt Madlener over. Opvallend is dat Schiphol in een brief aan de minister zelf waarschuwt dat, hoewel het „aannemelijk” is dat hogere prijzen werken, „het niet mogelijk is om op de uitkomsten van dat proces vooruit te lopen”.
Het overnemen van de aannames uit de luchtvaartsector levert het gewenste resultaat op: na een paar weken rekenen en discussiëren komen beide bureaus uit op 475.000 vliegbewegingen per jaar, zo melden ambtenaren hun minister – en niet de eerder berekende 440.000.
Ze waarschuwen de minister ook: de luchtvaartsector zal blij zijn, maar omwonenden kunnen „u mogelijk verwijten dat u te veel mee bent gegaan met de input van de luchtvaartsector” en „inbrengen dat zij niet hebben kunnen reageren op dit precieze aantal vliegbewegingen”. Vanuit het perspectief van omwonenden, helpen stillere vliegtuigen weinig tegen hinder, schrijven ambtenaren. Ook een iets stiller vliegtuig dat overvliegt, is er een die de rust verstoort. Sterker nog: door op stillere vliegtuigen over te gaan, kunnen maatschappijen vaker vliegen, wat juist de geluidhinder die omwonenden ervaren vergróót.
Er is nog een ander probleem: het vorige kabinet heeft besloten het aantal „ernstig gehinderden” met 20 procent te verminderen. Met de nieuwe berekeningen blijft die vermindering steken op 17 procent. Maar Madlener vindt het voorlopig genoeg. Er zijn al „forse maatregelen” genomen, vertelt hij zijn ambtenaren. De laatste 3 procent laat hij even voor wat ze zijn, daar denkt hij in 2027 wel over na. Ambtenaren benadrukken dat hij daarmee van de belofte van het vorige kabinet afwijkt.
In de week daarna dreigt er een kink in de kabel te komen. Door al het gesleutel aan de modellen zijn de uitkomsten ervan „instabiel” geworden, zo melden de consultants. Individuele deelberekeningen leveren „niet verklaarbare” resultaten op, zo laten ambtenaren hun minister weten.
Maar Madlener is niet van zijn besluit af te brengen. Ambtenaren zien hoe de luchtvaartbedrijven alle ruimte krijgen om collega’s onder druk te zetten de omstreden aannames over te nemen. Tegenspraak, merken ze, is niet gewenst. In de wandelgangen spreken sommigen erover met elkaar. Hun ambtelijke integriteit is in het geding, is de conclusie.
In de laatste week van augustus praat Madlener andere betrokken bewindspersonen bij over zijn voornemens – én heeft hij nog twee keer overleg met KLM-bestuursvoorzitter Rintel en Schipholbaas Van Oord. Hij neemt die week ook de tijd om in aanwezigheid van Rintel glunderend KLM’s nieuwe A321neo op Schiphol te verwelkomen. Hij krijgt daar een schaalmodel van het nieuwe vliegtuig.
Op vrijdag 30 augustus is het zover: Madlener legt zijn koerswijziging voor aan de ministerraad. Een koerswijziging die hij op het allerlaatste moment nog iets oprekt. De modellen komen uit op maximaal 475.000 vluchten per jaar. Maar na telefonisch overleg tussen Madlener en zijn ambtenaren in de lunchpauze van de ministerraad, worden daar nog tienduizend vluchten bijgeteld: er komt een „bandbreedte” van 475.000 tot 485.000 vluchten per jaar. Dat is wat Madlener een paar dagen later ook aan de Tweede Kamer meldt. Een nachtsluiting, iets waar behalve Schiphol ook de coalitiepartijen VVD en NSC voor ijverden, komt er ook niet.
De directeur-generaal Luchtvaart maakt dat niet meer mee. Die heeft zich al voor het ‘lunchbelletje’ van Madlener ziek gemeld. De druk van de minister om de luchtvaartsector vrij baan te geven en de belangen van bewoners te negeren is deze topambtenaar te veel geworden, zo bevestigen meerdere bronnen.
Verrassing
De Amsterdamse wethouder Hester van Buren zit in haar werkkamer in de Stopera als ambtenaren haar vertellen over de nieuwe lijn onder Madlener zoals hij die net bekend heeft gemaakt. Van Buren is verbijsterd. Ze weet van niets. Bovendien is het besluit volgens haar slecht onderbouwd en ondoordacht. Maar ze is ook verbijsterd over hoe de stad en andere omwonenden er volledig door zijn overvallen: „Het was een totale verrassing.”
De belangen van Amsterdam in het reilen en zeilen op Schiphol zijn groot: als grootste gemeente in de omgeving van Schiphol én aandeelhouder. Vlak voor de zomer heeft de hoofdstad daarom nog duidelijk gemaakt waar zij staat: Schiphol zou moeten krimpen naar maximaal 400.000 vluchten en ’s nachts moeten sluiten. Nu bewegen de minister en Schiphol ineens in de tegengestelde richting.
Met minister Harbers en Schiphol-baas Ruud Sondag was Van Buren het zeker niet altijd eens, maar het contact was goed. Na Madleners aanstelling heeft Van Buren de PVV’er per app gefeliciteerd. Een reactie heeft ze niet gekregen, ook niet op de herhaalde pogingen daarna een afspraak met de nieuwe minister in te plannen.
Bij een kop koffie op het Amsterdamse stadhuis zegt ze dat het nieuwe kabinet zelf benadrukt het vertrouwen van Nederlanders terug te willen winnen. „Dat kan alleen met een betrouwbare overheid en goed bestuur.” En dat betekent, zo schrijven de coalitiepartijen in hun hoofdlijnenakkoord, dat „mede-overheden vroegtijdig worden betrokken bij voorbereiding van beleid en van wetgeving”, dat afspraken worden nagekomen en dat het overheidsbeleid stabiel en voorspelbaar is. Voor NSC, de nieuwe partij van Pieter Omtzigt, is het verbeteren van het openbaar bestuur zelfs de belangrijkste reden het kabinet met PVV, VVD en BBB in te stappen. Van Buren: „Ik snap niet hoe NSC dit in het kabinet heeft laten passeren. Is dit nou die nieuwe bestuurscultuur waar zij het over hebben?”
Ook binnen de top van Schiphol leidt de draai van Madlener, en de rol van topman Van Oord daarin tot beroering, vertellen meerdere bronnen met contacten in die top. De stappen die zijn voorganger Sondag heeft genomen om weer een vertrouwensrelatie met de omgeving op te bouwen, worden in één klap teniet gedaan. Het is, zegt een betrokkene, weer typisch ‘schiphollen’ – een verwijzing naar de beschrijving in het Van Dale woordenboek. „Misleiden door manipulatie, leugens, het verdraaien van feiten enz.”
De week ná zijn besluit gaat Madlener op bezoek bij de Maatschappelijke Raad Schiphol. Dat heeft de wettelijke taak om vanuit het perspectief van bewoners advies te geven aan de minister voordat hij besluiten over Schiphol neemt. Waarom, willen bewoners weten, heeft Madlener alleen met de luchtvaartbranche gesproken, en niet met hen? Dat is niet de afspraak, belangrijke besluiten zouden eerst met de raad besproken worden. Is dit hoe de minister denkt het vertrouwen in de overheid te herstellen? Madlener: „Ik probeer het vertrouwen in de overheid te herstellen. Ik kan alleen niet iedereen tevreden stellen.”
Achter een helling van kortgemaaid gras en onder een machtige blauwe hemel strekt de rivier zich uit van oost naar west. Plezierboten en vrachtschepen bewegen traag voorlangs. „Dit verveelt nooit”, zegt Bep vanachter het raam van haar appartement op vier hoog in Tolkamer, een uithoek van Gelderland.
Ze wist van het mooie uitzicht op de Rijn, ze kwam vorig jaar al een keertje kijken in het verpleeghuis. Maar, zo zei ze eind maart in NRC, na een week ben je daar wel weer op uitgekeken. Nee, haar moesten ze maar laten wonen waar ze woonde, in haar geboortehuis in Aerdt, een dorpje vijf kilometer noordwaarts, waar ze dik negentig jaar uitkeek op dezelfde tuin en dezelfde weilanden. „Ik bén dit huis!”, zei Bep. Ze zag er het licht in 1933, maakte er de oorlog mee, trouwde, liet haar man bij haar en haar ouders intrekken, bracht er vijf dochters groot, maakte er de dood mee van haar moeder in 1973 en van haar vader in ’84. Ze Ook verloor ze haar man en haar middelste dochter. De andere vier dochters gingen het huis uit.
Jaren woonde Bep alleen. Na een hersenbloeding meed ze de trap. Ze leefde haar leven in de keuken met zo nu en dan een excursie naar de woonkamer, waar ze het handvat van haar rollator pas losliet als ze zich kon laten vallen in de grijze fauteuil op zo’n vijf meter van de plek waar ze geboren werd. Zo was het en zou het blijven tot de dood erop volgde.
91 jaar, vijf maanden en twee weken in één huis, en toch voelde het als een haastig vertrek
Maar in juni gleed ze van het toilet en belandde ze op de tegels – een bout van de wc-bril zat los. Ze drukte de alarmknop van haar polsbandje in, haar dochter Loes en schoonzoon Paul snelden toe. Bep moest erom lachen, om hoe ze daar lag achter de pot. Maar, zegt ze, het was ook mensonterend. Eerder viel ze al eens uit bed. Het was nacht, niemand schoot te hulp. Het alarmbandje zat niet om haar pols, stom stom, ze had het aan de rollator laten hangen. Vier uur lang lag ze op de slaapkamervloer.
Half juni hoorde Bep van de thuiszorg dat het helpen aan huis te zwaar werd. Dochter Loes was erbij toen de verpleegkundige het zei. Ze schrok en moest huilen: ze besefte dat haar moeder het huis uit moest. Terwijl ze liever was gebleven. Alle dochters wisten het. Bep zelf in huis nemen zou te veel vragen, dat wisten ze ook. Dat viel niet te combineren met hun werkende leven.
Lees ook
Bep (91) woont sinds 1933 onder hetzelfde dak: ‘Ik bén dit huis!’
Ze stond al een tijdje op de wachtlijst van het verpleeghuis in Tolkamer. Binnen een maand was er plek. Eenennegentig jaar, vijf maanden en twee weken in één huis en toch voelde het als een haastig vertrek. Achterdeur dicht en klaar. Huilen liet ze over aan anderen, sentimenteel is ze nooit geweest en bovendien, zegt ze, „na die ene hersenbloeding heb ik geen traanklieren meer.”
Zwaaiende kleinzoons
Bep woont nu in een ruim en licht appartement met een eigen keukentje, een badkamer en een balkonnetje. Ze zit in de hoek bij het raam op een nieuwe fauteuil, nou goed hij is tweedehands, maar hij zit net zo lekker. De eettafel uit haar keuken is meeverhuisd en de foto’s van haar kinderen en kleinkinderen hangen aan de muur. Voor het eerst in haar leven woont ze in een dorpscentrum, met een drogisterij om de hoek en een slagerij en een visboer op donderdag, al moeten ze haar duwen in haar rolstoel om er te komen. Aanloop zat. Haar dochters wonen niet ver hier vandaan. Twee kleinzoons verdienen hun brood op het water, een schipper en een matroos, ze voeren al een paar keer voorbij op hun tanker, dan belden ze haar zodat ze naar elkaar konden zwaaien.
Lobede, zo heet het verpleeghuis, een vestiging van zorg-organisatie Pleyade. Er wonen 71 mensen van wie zestien vanwege hun dementie op een separate afdeling op verdieping één zijn geplaatst. Op hogere verdiepingen wonen mensen met voornamelijk lichamelijke manco’s.
Klop op de deur. „Hallo Bep, daar ben ik weer!” Verzorgende Cylysce (je spreekt het uit als Sieliese) Hoffmann (22) stapt het appartement binnen. „Ga je mee naar beneden?” Het is kwart voor vijf, tijd om te socializen aan de eettafel in het restaurant, gevolgd door het eten zelf, dat stipt wordt opgediend om kwart over vijf.
„Ja meisje”, zegt Bep vanuit haar stoel, „maar dan moet je me toch even overeind helpen.” Dat blijkt een opgave. Voor Bep tenminste. Opstaan is eng. Het voelt als zweven. „Dat gaat niet goe-oed”, zegt ze hangend boven de fauteuil met paniek in haar stem. „Kom op Bep”, zegt Cylysce zacht, „gewoon rustig aan.” Ze helpt Bep veilig in haar rolstoel. „Klaar”, zegt Bep met een zucht. „Het is toch wat hè?” Cylysce rijdt haar de kamer uit.
Om negen uur elke ochtend helpen ze Bep uit haar hooglaagbed. Ze begeleiden haar terug haar bed in rond half twee voor haar middagslaap, wekken haar anderhalf uur later en stoppen haar weer in rond half tien ’s avonds. Meestal zijn het vaste gezichten die haar helpen zoals Cylysce, en Anneke – Bep is erg te spreken over hoe ze hun werk doen. Maar laatst stond er ’s ochtends een onbekende hulp aan haar bed en die had niet helemaal door hoe spannend dat overeind komen was. „Het lúkt mij niet”, probeerde Bep. Gelukkig snelde Anneke toe. Vaste krachten op Beps verdieping worden bijgestaan door flexwerkers, zzp’ers en uitzendkrachten die de gaten in de roosters dichtlopen.
Want tekorten spelen ook Lobede parten. Zéker Lobede, beter gezegd, gezien de ligging in een uithoek van het land. Werf maar eens jonge krachten in Lobith, Tolkamer en Zevenaar. Het openbaar vervoer is een drama, Cylysce woont in Zevenaar en weet er alles van. Geen treinstation in Tolkamer en na acht uur ’s avonds rijden er geen bussen meer. Cylysce is van het gedoe af, ze heeft eindelijk een rijbewijs, godzijdank. Haar teamhoofd Jolanda de Waal dagdroomt over het ophalen van „jonge meiden” bij het treinstation van Zevenaar, „per taxi of Uber.” Die jonge vrouwen kunnen dan fijn in het grote Arnhem blijven wonen.
Lees ook
Wie gaat voor de ouderen zorgen?
Aan tafel. Achter Bep verzorgende Cylysce Hoffmann.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Tafelgenoten
In het restaurant op de begane grond zitten zo’n twintig bewoners verspreid over een handvol tafels. Acht mensen kwamen met de rollator, zeven eten vanuit hun rolstoel, onder wie Bep. Zij komt hier alleen ’s avonds, ontbijt en lunch eet ze liever op haar kamer, want, zegt ze, „ik ben enig kind, ik ben gewend alleen te zijn.” Ze zit op wat in een paar weken hier al een vaste plek is geworden, op de hoek van een lange, rechthoekige tafel en met steeds dezelfde disgenoten om zich heen. Tegenover haar een vrouw die in een elektrische rolstoel zit en die moeizaam en traag praat, naast haar een man van begin zeventig. Hij woont hier niet, hij bezoekt zijn vrouw dagelijks op de separate afdeling op verdieping één. Zij eet daar, bewoners van die afdeling dineren niet in het restaurant. Maar hij eet niet mee met zijn vrouw, dat zou leiden tot te veel prikkels voor haar en de andere mensen met dementie. Daarom eet hij standaard mee in het restaurant voor hij weer naar huis rijdt.
„Heb je ook kleinkinderen?” vraagt Bep hem. „Ja”, zegt hij, „eentje van, eh….” Bep schiet in de lach. „Moet je even prakkiseren? Dat heb ik ook hoor. Ik lieg ook wel eens een jaar, dan weet ik het niet meer.” „…25 en 21”, zegt de man.
Ze zit op wat in een paar weken al een vaste plek is geworden, op de hoek van een lange, rechthoekige tafel
Hun vierde tafelgenoot schuift aan. Hij neemt plaats naast Beps overbuurvrouw. Een man met wit haar, heldere blauwe ogen en een trainingsjackie aan. „Dag Jan”, zegt Bep, waarna ze voor zich uit fluistert of hij eigenlijk wel zo heet. Ze vraagt het zacht aan de twee anderen maar ook zij bieden geen verlossing. „Die oudere man bedoel je?” vraagt haar overbuurvrouw. Medewerkers lopen langs de tafels en vragen of het smaakt en als iemand dat wil, snijden ze het vlees voor, gepaneerde speklap, opgediend naast gekookte aardappels met jus en een mix van boontjes, worteltjes en bloemkool. Na is er vla. Al wil Wim yoghurt. Want zó blijkt hij te heten. Wim, niet Jan.
Cylysce brengt Bep weer naar haar kamer. De Rijn ligt er nu nog mooier bij, de zon straalt schuin op de schepen. „Ik zou wel een nieuwe verrekijker willen”, zegt Bep. Er staat een exemplaar in de vensterbank, een grote zwarte, maar die is te zwaar. „Ik kan hem niet tillen met mijn rechterarm.” Om half acht klinkt er weer een klop op de deur, de medewerker zwaait de deur open en rijdt een karretje binnen met koffie en thee. Bep hoeft niet. En als de deur weer dicht is, zegt ze: „Ze komen zo binnenvallen. Staan ze ineens in mijn kamer.” Niet dat ze zelf bij machte is om naar de deur te snellen en hem te openen. Maar toch, thuis ging dat net iets anders. De thuiszorgmedewerkers kwamen weliswaar net zo goed een paar keer per dag haar huis binnengelopen, maar ze moesten eerst nog de bijkeuken door en daarna de gang, dus Bep hoorde hen komen.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Huis te koop
„Hopelijk komt de slaap straks”, zegt ze. In haar hooglaagbed piekert ze nogal over haar huis. Eén dezer dagen plaatsen ze er een ‘te koop’-bord bij. Wie zal er komen wonen? Slopen ze het oude bedrijf-aan-huis, opgezet door haar man? Wat levert de verkoop op? Ze hoopt haar dochters een appeltje voor de dorst te kunnen schenken. „Al hebben ze het stuk voor stuk goed, het is toch fijn om te kunnen doen.”
De eerste weken na de verhuizing kwam de gedachte een paar keer in haar hoofd op: nog één keertje terug. Nog één keer de woonkamer zien waar ze werd geboren toen het nog de slaapkamer was van haar ouders. Nog één keer de voorkamer in, rechts van de voordeur, waar ze als jonge vrouw met haar vader en moeder en een heel stel buren televisie keek, één van de eerste tv-toestellen van het dorp, wat zagen ze daar nou toch ook weer… de inhuldiging van Juliana? Nog één keer in de badkamer staan waar vroeger de woonkeuken zat, het warmste en gezelligste vertrek van het huis in de tijd vóór de centrale verwarming, waar haar moeder de andijvie kookte en de boerenkool, geplukt uit eigen tuin.
Maar ze is niet gegaan. „Ik heb daar niets meer te zoeken”, zegt Bep en ze klinkt vastberaden. „Dit is mijn huis nu. Hier moet ik proberen te aarden. Dat zal misschien lukken en misschien ook niet.”