‘De beste misdaadverhalen bevatten meer wijsheid dan filosofie’, zo verklaarde althans de filosoof – en liefhebber van detectiveverhalen – Ludwig Wittgenstein ooit. De Britse auteur Martin Edwards haalt hem met instemming aan tegen het einde van zijn veelomvattende, maar steeds onderhoudende geschiedenis van misdaadfictie The Life of Crime.
Misdaadfictie kan dus reiken naar de hoogten van de filosofie. Maar hoe zit dat met de literatuur? Kunnen misdaadromans zo goed en origineel zijn dat ze simpelweg tot de literatuur moeten worden gerekend? Voor Edwards luidt het antwoord min of meer vanzelfsprekend: uiteraard.
Tegelijkertijd lijkt dat voor hem geen kwestie waar hij ’s nachts zwetend van wakker ligt. Liefhebbers van het misdaadgenre willen nog weleens beweren dat ook Dostojevski’s Misdaad en straf eigenlijk tot het genre moet worden gerekend. Die roman draait immers om een brute moord. Zo ver gaat Edwards niet. Een roman die gaat over een misdaad is daarom nog niet per se een misdaadroman. Het specifieke genre van misdaadfictie – detectiveroman, thriller, spionageroman – draait om het mysterie van de misdaad in kwestie en de oplossing daarvan. Veel verder wil Edwards niet gaan als het gaat om een definitie.
Edwards is zelf auteur van misdaadromans en voorzitter van de eerbiedwaardige Detection Club; de vereniging van Britse misdaadauteurs (opgericht in 1930). Bovenal is hij een kenner en liefhebber van misdaadfictie, die behept is met een veelzijdige en ruimhartige smaak. Bij al zijn encyclopedische kennis is hij niet uit het oog verloren waarom hij ooit zo verslingerd raakte aan misdaadverhalen: voor zijn leesplezier. Al te veel ernst zou contraproductief uitpakken.
Het misdaadgenre kent al lang zoiets als een canon van beroemde auteurs en erkende klassieken. Britse en Amerikaanse auteurs domineren daarin vaak – met invloedrijke hoogtepunten als de eeuwig populaire Sherlock Holmes-verhalen van Arthur Canon Doyle en de evergreens van Agatha Christie.
Dwangbuis
Edgar Allan Poe geldt traditioneel als de uitvinder van het detectiveverhaal met zijn speurder C. Auguste Dupin, een duidelijke voorvader van Sherlock Holmes; die laatste is weer een voorvader van Hercules Poirot van Christie; enzovoorts. Misdaadauteurs kennen de geschiedenis van hun genre.
Dat wil niet zeggen dat de regels van het genre per se een dwangbuis moeten zijn, die aan auteurs in de eerste plaats beperkingen oplegt. Genre is ook op te vatten als een soort basisregels voor het spel, dat vervolgens eindeloos nieuwe variaties kan opleveren.
Niet alleen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten kunnen bogen op een lange en imposante misdaadtraditie, laat Edwards zien. Ook Frankrijk, Japan en natuurlijk de Scandinavische landen kunnen dat. Ook ‘Dutch crime’ is interessant genoeg bevonden voor een hoofdstuk, met speciale aandacht voor de boeken van Janwillem van de Wetering over de Amsterdamse rechercheurs Grijpstra en De Gier.
Edwards heeft naast al de erkende grootheden aandacht voor tal van volledig of half vergeten misdaadromans, die volgens hem een nieuw leven verdienen. The Life of Crime is een onuitputtelijk boek: een handig overzicht om bij de hand te hebben en geregeld op te pakken op zoek naar nieuw lees-inspiratie.
Dat Edwards ook zelf misdaadromans schrijft, heeft zijn blik als geschiedschrijver van het genre mede bepaald. Hij beschrijft de historie van misdaadfictie vooral vanuit het perspectief van de auteurs. Zijn beschrijvingen van boeken en verhalen (zonder spoilers weg te geven) verbindt hij in korte biografieën van de auteurs met de persoonlijke omstandigheden en de ups-and-downs van hun carrière.
Auteurs van een populair genre zijn – misschien meer nog dan auteurs die ‘algemene fictie’ schrijven – afhankelijk van de markt. De meeste auteurs van detectives schreven aanvankelijk vooral voor tijdschriften – dat is de reden dat de detective lange tijd gold als een genre dat geschikt was voor korte verhalen en niet voor romans.
Televisiedrama
De opkomst van Amerikaanse pulpbladen (gedrukt op goedkoop papier, in tegenstelling tot de duurdere ‘glossy’s’) zoals The Black Mask stond aan de wieg van de harde, laconieke en vaak ronduit pessimistische misdaadfictie, die als ‘hardboiled’ en ‘noir’ tot op de dag van vandaag invloed heeft; ook op films en televisiedrama.
Misdaadauteurs moeten een carrière op gang zien te brengen en te houden. Kwaliteit alleen is vaak niet genoeg om een boterham te verdienen. Dat maakt het voor veel auteurs verleidelijk om een vaste speurder te kiezen als hoofdpersoon, die vervolgens in roman na roman terugkeert. De grootste uitdaging is dan om het materiaal fris en gevarieerd te houden, weet Edwards.
Hij heeft een scherp oog voor de gevaren van overproductie en ongeïnspireerde invuloefeningen. Agatha Christie zat niet altijd tot haar eigen genoegen vastgeklonken aan haar creatie Hercule Poirot. Vaak zijn de vroege boeken in een carrière van een gerespecteerd misdaadauteur ook de beste.
Een overtuigende stijl, een dwingende en interessante blik op de aard van de mens, originaliteit, sfeer, een eigen stem en thematiek – de elementen die om het even welke roman goed kunnen maken, maken ook een misdaadroman goed. Dat sluit een spannend en logisch geconstrueerd plot met liefst een verrassende ontknoping, natuurlijk niet uit.
Onder liefhebbers woedt soms een felle discussie over de respectievelijke merites van de misdaadroman als een puzzel – waarbij de lezer wordt uitgedaagd de misdaad voor het einde van de roman op te lossen – en de meer realistische en psychologisch gedreven misdaadroman, waarvan Georges Simeon in zijn reeks over de Parijse commissaris Jules Maigret een meester was.
Achter dat onderscheid – met de nadruk op het plot of op psychologie en atmosfeer – gaan grote kwesties schuil. Wordt de mens gedreven door onbeheersbare impulsen en driften, of valt er met enige rationeel denkwerk nog zoiets als een orde in de wereld aan te brengen? Volgens Edwards moet er simpelweg ruimte zijn voor beide: de klassieke ‘whodunnit’ en de psychologische misdaadroman kunnen gewoon naast elkaar bestaan.
In de praktijk komen de twee elementen – puzzel en plot én overtuigende psychologie – zelden perfect bij elkaar. De auteur die daar misschien het dichtst bij in de buurt kwam was Patricia Highsmith, onder meer in haar romans over de innemende psychopaat Tom Ripley. Highsmith had het vermogen om ‘intimiteit’ tussen de lezer en de moordenaar te creëren in haar romans over ‘de ambiguïteit van schuld en onschuld.’ Bij weinig auteurs gaan de structuur, scènes en plot zo naadloos over in de tekening en de ontwikkeling van personages, noteert Edwards. Zo’n naadloze overgang is misschien wel het hoogste waar een auteur naar kan streven – en niet alleen van thrillers.