Wat een overmaat aan stikstof kan veroorzaken

Het is eigenlijk het verkeerde woord, stikstofprobleem. Want, zo schrijft ecoloog Wieger Wamelink in zijn boek Het stikstofweb, stikstof kent vele gedaanten. En stikstof op zich, als molecuul, geschreven als N2, is een gas dat juist ‘niet problematisch’ is – onze atmosfeer bestaat er voor 78 procent uit. Het zijn stikstofverbindingen, zoals de stikstofoxiden en ammoniak, die schade aan mens en natuur aanrichten, en die voor de crisis hebben gezorgd waar Nederland sinds 2019 in zit. Dus praten over ‘het stikstofprobleem’ is ‘eigenlijk niet correct’.

Het tekent Wamelink, die werkt aan Wageningen University & Research. Hij is een wetenschapper die de dingen graag nauwkeurig formuleert. Zijn boek is niet het eerste over dit onderwerp. Drie jaar geleden verscheen al Stikstof, geschreven door een groep wetenschappers – Wamelink zat daar niet bij. Veel aandacht trok De stikstoffuik van journalist Arnout Jaspers, dat vorig jaar verscheen, en in deze krant is gerecenseerd. En dan is er nog Uit de shit (ook uit 2023) van journalist Thomas Oudman, die voor De Correspondent schrijft.

Elk boek heeft zijn eigen opzet, en eigen toon. De twee journalisten brengen elk een hele duidelijke boodschap. Jaspers vindt het onbestaanbaar dat samenleving en economie zo gegijzeld worden door natuurregels, en pleit voor onder meer het schrappen van wettelijk beschermde Natura-2000-gebieden. Oudman vindt het omgekeerde. De landbouw moet binnen ecologische grenzen opereren. Hij pleit voor een radicaal andere, duurzamere landbouw.

Het boek van de wetenschappers is vooral informerend, over stikstof, over het meten van de neerslag van ammoniak, over het ontstaan van de crisis, over mogelijke oplossingen. Het boek van Wamelink ligt ook in deze lijn. Hij wil vooral informeren. Maar waar Stikstof een breed scala aan onderwerpen rond de stikstofcrisis behandelt (wetenschap, wetgeving, beleid), beperkt Wamelink zich vooral tot de ecologie. Hij schrijft over de vorming van stikstof, over wat het element betekent voor planten en dieren, en wat een overmaat aan stikstof kan veroorzaken, over wat biodiversiteit is, en waarom het belangrijk is. Hij behandelt ook andere trends die schade aan de Nederlandse natuur hebben veroorzaakt: verdroging, versnippering, recreatie.

Vreemd genoeg schrijft hij tegen het eind, in het hoofdstuk over de nieuwste inzichten, over ‘een ander, recent’ onderzoek van Wageningen University & Research. Dat is een onderzoek dat hij zelf heeft uitgevoerd, maar hij noemt zichzelf niet. Waarom niet? Had de lezer dat niet moeten weten?

De schrijfstijl van Wamelink is losser en vrolijker dan die van de wetenschappers die aan Stikstof hebben bijgedragen. Het lijkt ook alsof Wamelink zich tot een jonger publiek richt. Dan is het als auteur altijd de vraag wat je bij de lezer als bekend veronderstelt, en hoeveel je wel en niet uitlegt. Wamelink doet dat op enkele uitzonderingen na goed.

Wat het boek ook vrolijker maakt zijn de vele kleurrijke, speelse tekeningen. En het feit dat Wamelink aan het eind in de huid kruipt van een klokjesgentiaan. Als zodanig vertelt hij waarom hij het niet meer zo fijn vindt op zijn plekje in het Wooldse Veen. En waarom hij hoopt dat het op den duur wel weer beter wordt – omdat er ‘…in de toekomst steeds minder stikstof op mij mag neerdwarrelen.’