‘Mijn lichaam voelt gek. Alsof er mieren in mijn hoofd zitten. Mijn ogen willen eruit, lijkt het wel. Mijn maag knort […] Mijn hart bonst. Ik denk aan van alles en nog wat, aan malle dingen zoals die videoclip van Michael Jackson waarin er lampjes in de stoep zitten. Als hier ook zoiets was, zouden onze voetstappen de grond steeds laten oplichten. Een steen? Een struik? Verdord gras? De hele rij zou één lichtjeszee worden. We zijn een dikke vette duizendpoot. Zelfs de cactussen die hier en daar staan zouden licht geven.’
De ‘dikke vette duizendpoot’ is een lange stoet migranten die ’s nachts uren in de woestijn stapje voor stapje achter elkaar aan sluipen langs struiken, cactussen en rotsen om zich achter te kunnen verschuilen als de ‘Migra’, de grensbewakers, hen met zoeklichten vanuit helikopters proberen op te sporen. De duizendpoot seint elkaar en bij het woord correr zet iedereen het op een rennen. Totdat het te laat is en ze terecht komen in de fuik van de ‘uniformen’ die hen onder schot houden en herders op de anderen loslaten. ‘Ik zit in mijn eentje verstijfd op de grond. Alles gaat nu heel snel. Chino krijgt handboeien om. Net als anderen die net als wij niet snel genoeg zijn weggerend. […] Ik voel me heel zwaar. Alsof ik verlamd ben. Maar ik ben ook misselijk.’
Aan het woord is de negenjarige Salvadoriaanse Javier Zamora, die deel uitmaakt van de groep. Hij is door zijn grootouders overgedragen aan een coyote, een mensensmokkelaar, die betaald is om hem veilig van El Salvador naar ‘la USA’ te brengen. Dat zo’n ‘trip’ hooguit twee weken zou duren, bleek valse hoop. Javier zal negen weken onderweg zijn voordat hij wordt herenigd met zijn ouders. Hoe hij de tocht heeft overleefd vertelt de nu 33-jarige dichter en schrijver Zamora in het adembenemende Solito – een autobiografie van een ‘unaccompanied child’ dat de grens met de VS over wil.
Lees ook
Deze journalist vluchtte undercover mee uit Afghanistan
Onbegeleide kinderen
Over deze onbegeleide minderjarigen, kinderen dus, die via de zuidwestgrens de VS binnen proberen te komen, wordt sinds 2014 om de zoveel jaar alarm geslagen door onder anderen de grenspolitie in Mexico of door Unicef. In de eerste zes maanden van dit jaar werden er, aldus de Amerikaanse US Customs and Border Protection, 40.485 kinderen uit El Salvador, Guatemala en Honduras bij de grens aangehouden terwijl dat er in 2016 in diezelfde maanden nog ‘maar’ 16.000 waren.
Achter deze cijfers schuilt een wereld waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. Wordt een kind alleen vooruit gestuurd, behoort het tot een bende van drugssmokkelaars of reist het zoals in het geval van Javier de eigen ouders achterna? Een meer dan overtuigend antwoord op al deze vragen krijgen we van Zamora, die zich vanaf de eerste tot en met de laatste zin weet te verplaatsen in de wereld van het negenjarige kind dat hij toen was. Geen onbeholpen reisverslag maar een even spannende als emotionele ‘memoir’ van een kind, doorspekt met Spaans jargon en met het aanstekelijke bijwoord también (ook) op nummer één. Zonder overigens ooit sentimenteel, larmoyant of ongeloofwaardig te zijn.
Burgeroorlog
Wat eraan voorafging. Zijn ouders waren nog geen twintig toen Javier Zamora in 1990 in het vissersdorp La Herradura in El Salvador werd geboren. Er was een burgeroorlog gaande en zijn vader ontvluchtte het regime toen Javier bijna twee was. Zijn moeder volgde vier jaar later. ‘Ik kom snel terug, dat beloof ik’, stelde ze hem gerust, maar terug kwam zij niet meer. Javier werd toevertrouwd aan haar familie.
Zamora beschrijft zijn jeugd bij zijn grootouders als relatief gelukkig; er komt soms post uit ‘la USA’, af en toe een telefoontje. Hij heeft z’n vriendjes en is de beste van de klas. Op zijn negende is het zover: zijn ouders durven het aan hem de reis te laten maken. Een pittig besluit, want hij kan nog geen veters strikken en durft niet op een hoge wc te zitten, want ‘daar zou je in kunnen vallen en naar zee kunnen worden gespoeld’. Zwemmen leerde hij niet en in het donker is hij bang. Het zijn kleine ongemakken die opeens groot worden nu het kind op zichzelf is aangewezen.
De zakelijke kant van de onderneming komen we niet te weten, behalve dat coyote Don Dago belooft niet van zijn zijde te wijken. Javier vangt verder wel eens wat op, zoals de dag van vertrek, maar daar blijft het bij. Om zijn mening wordt niet gevraagd en hij onthoudt zich van commentaar. Het enige wat hij wil, is naar zijn ouders gaan en die hebben de reis voor hem geregeld.
Zijn grootvader reist tot in Guatemala met hem mee. De route zou daarna, zo was de (groot)ouders verteld, per bus naar Mexico gaan, maar de plannen veranderen en de migranten worden ’s nachts in uitpuilende roeiboten over de Stille Oceaan naar Oaxaca, Mexico, gevaren. Ze begaan niet de gebaande paden richting de VS maar door de snikhete Sonora-woestijn, waar een van de coyotes door zijn enkel gaat en de groep aanspoort zonder hem verder te gaan. Ze raken verdwaald, een enkele vluchteling komt in opstand, maar je hebt niets te willen als vluchteling. Javier houdt zich te allen tijde gedeisd en zwijgt soms dagen achter elkaar: ‘Als de volwassenen praten kijk ik naar mijn handen.’ Dat commentaar zal er uiteindelijk wel komen, in Zamora’s jaren later verschenen dichtbundel Unaccompanied (2017). Over die eerste weken schrijft hij:
I left Grandpa in Guatemala
for eight weeks no one heard my voice
for eight weeks
no one slept
Alleen in de bus
Verhalen over vluchtelingen zijn natuurlijk van alle tijden. De Canadese journalist Matthieu Aikins beschreef in De tolk van Kabul de mensensmokkel van binnenuit toen hij undercover in 2015 samen met zijn Afghaanse tolk naar Europa vluchtte. Dat leverde een schrijnend tijdsbeeld op van de Europese vluchtelingencrisis. En in The Lightless Sky (2019) vertelt de Afghaans-Britse Gulwali Passarlay hoe zijn moeder in 2007 voor hem (12) en zijn broer (13) 8.000 dollar betaalt aan een smokkelaar in Kabul om haar twee zonen naar Italië te brengen. Ook dat loopt geheel anders dan verwacht – de broers worden gescheiden, maar zullen elkaar uiteindelijk terugvinden in Groot-Brittannië. Het zijn verhalen die laten zien hoe vluchtelingen tot het uiterste gaan om hun doel te bereiken en daarbij volledig afhankelijk zijn van mensensmokkelaars. Maar wat Zamora’s verhaal zo uniek maakt is dat hij expliciet vanuit het kinderlijke perspectief schrijft en elke stap herbeleeft. Hiermee is – sinds het boek vorig jaar op de New York Times-bestsellerlijst terecht kwam en meerdere prijzen won – de schrijver dan ook het gezicht geworden van de vele ‘unaccompanied single minors’ uit Midden-Amerika.
Want wat zijn de gevoelens van een jongen van negen alleen in de bus, op de boot, in vage onderkomens? ‘Ik mis school. Ik mis mijn vrienden. […] Ik mis mijn speelgoed, mijn kleren.’
Het gebrek aan contact met zijn familie breekt hem met regelmaat op. In alle omstandigheden zijn er drie dingen waaraan Javier zich optrekt. Ten eerste aan het vooruitzicht dat hij zijn ouders straks ziet. Ten tweede aan zijn kinderlijke verbeelding; de enorme cactussen zijn als ‘Borstels’ of ‘Eenzamen’, de bomen zijn ‘Stokkies’ en in struiken ziet hij ‘kinderen met een vreemde bos haar die naast ons staan te wachten […] zoals mijn vriendjes die na het voetballen in de rij staan om me een high five te geven.’ Hij waant zich een ontdekkingsreiziger ‘Javier Cousteau’ die struiken of bomen een naam mag geven.
Maar de belangrijkste steun krijgt hij van zijn ‘surrogaatfamilie’: drie andere vluchtelingen die zich om hem bekommeren en met wie hij De Vier vormt. Ze lijken net een echte familie bestaande uit vader, moeder en twee kinderen. Zonder deze Patricia, Carla en Chino zou hij de tocht niet hebben overleefd.
Dat iedereen uiteindelijk zijns weegs gaat, valt hem zwaar: ‘Ik wil dat ze mijn ouders vertellen dat […] ik bijna nooit heb gehuild, dat ik precies heb gedaan wat ze zeiden dat ik moest doen, en dat ik sterk ben. Ik wil mijn nieuwe familie meenemen naar Californië.’ Zamora droeg het boek dan ook aan hen op. Hij is nog steeds op zoek naar ze om hen persoonlijk te bedanken.
Schrijnend
Uiteindelijk heeft Zamora, die uiteindelijk geschiedenis aan de University of California in Berkeley studeerde en ook gedichten ging schrijven, een duidelijke missie met zijn boek. In de vele interviews die hij heeft gegeven naar aanleiding van het verschijnen van dit prozadebuut, komt naar voren dat, naast traumaverwerking, nog iets anders hem triggerde om te schrijven over zijn vlucht. Op de vraag van The Guardian wat hem dreef, noemt hij de tijdgeest, namelijk de onverdraagzaamheid jegens immigranten. Zamora: „Ik ben begonnen met het boek in de tijd dat Donald Trump president was, toen iedereen het had over immigratie. In 2017, toen aan de Mexicaanse grens zich de crisis met Centraal-Amerikaanse kinderen afspeelde, leek het alsof Amerikanen voor het eerst van kindmigranten hoorden. Het maakte me boos dat ze zich niet realiseerden dat het al tientallen jaren aan de gang was, en ik maakte daar deel van uit.”
En tijdens de European First Year Experience 2023, de jaarlijkse conferentie waar studenten elkaar ontmoeten en netwerken, die afgelopen juni werd gehouden aan de Abertay University in Schotland wees Zamora ook op het belang van traumaverwerking. Zo schreef hij Solito als therapie voor zichzelf om het verhaal te vertellen dat hij zijn hele leven heeft moeten verzwijgen. Tegelijkertijd wees hij erop dat niet alleen hij, maar nog honderdduizenden immigranten met eenzelfde geheim rondlopen: als kind altijd hebben moeten zwijgen over wie je bent en wat je hebt meegemaakt. Nooit vertellen dat je niet in de VS bent geboren, nooit zeggen dat je geen documenten hebt; dat je behoort tot de ‘undocumented’ – ook niet tegen je beste vrienden.
Schrijven en vooral gedichten schrijven was voor hem dan ook ‘free therapy’. Zijn dichtbundel Unaccompanied werd goed ontvangen, toch zou hij jaren echte therapie nodig hebben om zowel het afzien tijdens de vlucht als de daarop volgende traumatische jaren in het zich anders voorgestelde Amerika te verwerken. Telkens vroeg hij zich af: was het het waard? Het antwoord blijft de auteur ons schuldig. Zijn immigratie was in alle opzichten anders dan hij gehoopt had. In de media heeft hij laten doorschemeren dat hij ook daar een boek over gaat schrijven.
Aan de eerstejaarsstudenten vraagt hij, toch hoopvol, uiteindelijk een inspanning: „Zie ons als de supergave individuen die we zijn. We zijn meer dan de ergste minuten en uren uit onze levens, we zijn meer dan wat politici over ons zeggen, we zijn volwaardig, menselijk. Gracias.”
Lees ook
De beste boeken van 2023 volgens NRC-recensenten