N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Armoede Bestaanszekerheid lijkt een verkiezingsthema te worden. Wat betekent dit voor mensen voor wie het geen vanzelfsprekendheid is? En wat willen zij de politiek meegeven?
Op de Rotterdamse werkkamer van Marjorie Malbons (54) hangt al drie jaar een rechterstoga; zwart met witte bef. „Mijn collega’s vinden dat ik mezelf tot schuldenrechter moet laten omscholen”, lacht ze. „Dus hebben ze hier dat ding opgehangen.”
Het is niet de enige functie waarvoor haar door derden de juiste kwaliteiten worden toegedicht. „Toen de vorige wethouder Sociale Zaken [Michiel Grauss, ChristenUnie-SGP, red.] hier voor het laatst langskwam, zei hij: ik weet al wie mijn opvolger word, dat ben jij.”
Op beide suggesties volgde een beslist ‘nee’. „Ik moet er niet aan denken” lacht ze. Malbons zit goed waar ze zit, zegt ze, bij de door haar opgerichte stichting MAIT (‘Mijn Administratie Is Top’ – uit te spreken als meet). Met zes collega’s, twee werkervaringsplekken, een stel vrijwilligers en op jaarbasis zo’n zeven à tien stagiairs is ze intussen steun en toeverlaat van honderden stadgenoten in de schulden.
Hier, in de armste stad van Nederland, is bestaanszekerheid geen abstract verkiezingsthema, maar voor velen een fata morgana. „Als je economisch kwetsbaar bent,” vertelt Malbons, „dan is één life-event – een scheiding, een rouwperiode, een ziek kind – al genoeg om door het ijs te zakken.”
Veel van haar cliënten zitten in hetzelfde parket als zijzelf in 2010, het jaar nadat haar broer werd vermoord. Ze „hoefde niet meer”, vertelt ze over dat jaar en kwam in geldnood. Tot het punt dat ze met zes kinderen – „vijf uit mijn buik, één die kwam aanlopen” – van 70 euro per week moest rond zien te komen. Het was een schuldenrechter die haar verhaal aanhoorde en haar vervolgens heenzond om twaalf sollicitatiebrieven te sturen. „Als ik dat zou doen, zou ik uit de schulden zijn. Ik kreeg een schone lei.”
Als je werkt, kom je ook ineens voor veel minder regelingen en toeslagen in aanmerking
Om anderen op weg naar eenzelfde schone lei te helpen, richtte ze MAIT op. Anderen zoals de vijftigjarige Unitsia, moeder van twee inmiddels volwassen kinderen, die „uit schaamte” niet op de foto wil en niet met haar achternaam in de krant. „Ik hield me schuil voor de deurwaarders en de instanties”, zegt ze. „Als ik de bel hoorde zette ik meteen de muziek zachter, zodat ze niet konden horen dat ik thuis was.” Haar schuld – ruim 36.000 euro – groeide haar langzaam maar zeker boven het hoofd.
Tot ze bij MAIT aanklopte. „Ik heb hier zitten huilen”, vertelt ze in de spreekkamer van het kantoor. „Maar nu moest ik wel. Alle enveloppen, alle lange brieven moesten open.” Door schaamte – „ik stak mijn kop in het zand” – kwam ze vervolgens ook bij Mait een tijd lang niet meer opdagen. „Marjorie is me thuis komen opzoeken om te overtuigen dat ik toch de confrontatie met mijn schulden aan moest. Gelukkig maar!”
Verkiezingsthema
Bestaanszekerheid lijkt vroeg in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november een van de hoofdthema’s. In elk geval als het ligt aan Pieter Omtzigt, met zijn partij Nieuw Sociaal Contract koploper in de meeste peilingen. Hij noemde in een interview in Trouw het bevorderen daarvan een „grondwettelijke taak” die in voorbije jaren verzaakt is. „De hardheden” moeten uit het systeem, stelt hij. Hoewel niet met zoveel woorden viel op dat ook de VVD het bij de presentatie van het verkiezingsprogramma voornamelijk had over mensen die „aan het eind van de maand niet rondkomen”.
Het is van oudsher vooral een links thema. Abel Heijkamp van de Bond Precaire Woonvormen (BPW), „moest dan ook vechten tegen de nodige oprispingen” toen hij zag dat ook conservatieven en liberalen het thema nu oppakken. „Ik wil niet cynisch zijn, maar het is juist het neoliberale beleid van de afgelopen kabinetten dat die bestaansonzekerheid heeft vergroot.”
Heijkamp ijvert er al jaren voor om het begrip precariaat – in plaats van het oude proletariaat – ingang te doen vinden in het publieke debat. „Dat begrip drukt een fundamenteel gevoel van onzekerheid en gebrek aan zeggenschap uit, dat veel verder gaat dan alleen armoede. Of de stad en haar voorzieningen er wel voor jou zijn, bijvoorbeeld. Over wonen. Want je kunt wel werk hebben, als het grootste deel van je inkomen vervolgens opgaat aan een onzeker, prijzig huurcontract, dan blijft die onzekerheid gewoon.”
Gevraagd naar voorbeelden lepelt hij zo vijftien recente casussen op, van huurders met veelal flexibele contracten die bij de BPW hebben aangeklopt om het op te nemen tegen hun huurbaas. Zoals de Brabantse dertiger Lotfi die na een scheiding urgent een woning nodig had.
Over de telefoon licht Lotfi – „liever geen achternaam” – zijn situatie toe. „Ik betaal nu 1.635 euro voor een woning van zo’n 70 vierkante meter. Exclusief de energierekening.” Op dagen dat zijn zoon niet bij hem is draait hij de batterijen uit de elektrische verwarming, „omdat die anders zomaar aanspringt.”
Hij verdient netto 2.300 à 2.400 euro per maand als voltijds installateur van zonnepanelen. „Een prima salaris, maar als je bijna alles meteen naar je huurbaas moet brengen is het niet genoeg.”
De verhuurder maakt misbruik van zijn nood, stelt hij dan ook. Gevraagd naar wat hij van de politiek verlangt is hij duidelijk: „Dit soort verhuurders aan banden leggen.”
Aangewezen op anderen
Behalve om werk, wonen en inkomen gaat het bij bestaanszekerheid ook over minder tastbare zaken. Stichting Present, die door heel Nederland groepen vrijwilligers aan hulpvragers koppelt voor een eenmalige klus, ziet hoe ook eenzaamheid de groep kwetsbare Nederlanders doet groeien. Sinds de coronacrisis zijn ook – bijvoorbeeld – studenten en werkende armen steeds vaker aangewezen op de hulp van anderen. En die zijn er lang niet altijd. Corine Verdoold, directeur van Present Rotterdam, even verderop in de stad: „We gingen laatst met een groep langs bij een dertiger die afhankelijk is van nierdialyses. Hij had werk, een net appartement. Toch lag er nog geen vloer en stonden er nauwelijks meubels. Hij kende gewoon helemaal niemand.”
Landelijk directeur Johannes de Vries vult aan: „We zagen eerder dat de overheid zich terugtrok en zei: de samenleving moet het zelf maar doen: de ‘participatiesamenleving’. Nu de arbeidsmarkt met tekorten zit in de zorg , zie je dat opnieuw. Hoewel wij helemaal vóór meer inzet van vrijwilligers zijn kun je die extra taken niet van de ene op de andere dag op de civil society afwentelen. De overheid moet de balans tussen overheid, markt en samenleving bewaken.”
Werk lost niet alles op
Marjorie Malbons vreest dat de aandacht voor bestaanszekerheid tijdens deze campagne vooral naar het thema ‘werk’ vertaald zal worden. „Men denkt: als je maar werk hebt, dan komt het wel goed. Maar wat politici en bestuurders vaak niet doorhebben is dat als je werkt, je ook ineens voor veel minder regelingen en toeslagen in aanmerking komt. En dat schuldeisers veel makkelijker beslag kunnen leggen op je inkomen.” Ze wijst ook op een ander soort onzekerheid dat werk met zich mee kan brengen. „Wat doe je met kinderen, bijvoorbeeld als er op school een studiedag is? Of als je naar de gemeente of de rechter moet om over je schulden te praten?”
Bij MAIT richtten ze een hoek in met een bureau, een tv en een speeltoestel, „zodat kinderen gewoon mee kunnen naar de afspraak.” Op de muren in het pand staan motiverende teksten, de kleuren zijn warm en huiselijk. „Het moet hier voelen als een huiskamer”, zegt Malbons. Een schril contrast, volgens haar, met de zakelijke ontvangst die je ten deel valt als je met de overheid of de gemeente te maken hebt, zegt ze. „Al is dat in Dordrecht bijvoorbeeld alweer stukken beter dan in Rotterdam”. Als ze iets aan de politiek zou willen meegeven dan is het wel om „menselijker” te worden in de benadering van mensen in een onzekere positie. „De ambtenaren kregen wel een cursus stress-sensitief werken, maar als je een andere cultuur wilt moet je die onderhouden.”
„Armoede zal er altijd zijn”, zegt Malbons. „Daarom houd ik ook niet van termen als bestrijden – armen zijn geen ratten – of oplossen. Ik noem mezelf een armoedeverzachter.” Om armoede te verzachten zouden scholen, ook op de basisschool al, bijvoorbeeld „het vak financiën” moeten aanbieden. „Niet eens per jaar, maar elke week.” Om daarbij te helpen ontwikkelde ze een spel, dat binnenkort naar de drukker gaat. „Het zou mooi zijn als al bij kinderen de schaamte om het te hebben over geld of armoede verdwijnt.” Ook volwassenen zouden bij een cursus gebaat zijn. Malbons: „Neem de toeslagenouders, bijvoorbeeld. Veel van hen kregen intussen ineens 30.000 euro op hun rekening. Er is best een aantal die dat geld heeft gespaard of geïnvesteerd. Maar het merendeel kocht er intussen dure spullen voor. En sommigen van hen zien we nu alweer bij MAIT verschijnen met schulden. Die hadden meer aan een cursus budgetbeheer gehad dan aan alleen een geldbedrag.”
Unitsia heeft intussen haar les geleerd, zegt ze. Haar schuld is – na bemiddeling door MAIT – overgenomen door de gemeente, met wie ze een betalingsregeling trof. „Ik kocht die dag een biefstuk – een verse, niet uit het diepvriesvak – en een fles wijn om het te vieren”, lacht ze. „En als mijn schuld is afbetaald? Dan ga ik eindelijk met vakantie.”