Vader: „Wat zou je als ouders idealiter voor je studerende kinderen moeten betalen? Onze drie uitwonende kinderen studeren, hun moeder en ik zijn gescheiden. We hebben gespaard voor hun studie, zodat ze niet hoeven lenen. Daarnaast betalen we iets mee aan vaste lasten. Onze kinderen werken naast hun studie twee tot drie dagen per week om de rest te bekostigen, ze doen leuke dingen, we horen ze nooit over financiële problemen. Toch zie ik dat vrienden van hun ouders ook rijlessen krijgen. En door ouders gesponsorde lange buitenlandse studie-uitwisselingen doen. Doen wij onze kinderen tekort door ze dergelijke kansen niet te kunnen bieden?”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Rijlessen horen erbij
Ad Kil: „Ik hanteer de stelregel: is de bijdrage essentieel of is het een cadeautje? Een rijbewijs hoort er eigenlijk wel bij. Zie het als zwemdiploma’s halen, tegenwoordig overigens ook heel duur. Jongeren moeten wel kunnen rijden als bij hun werk straks klantbezoek hoort. Dit zijn te grote bedragen om als student zelf bijeen te sprokkelen.
„Studiereizen betalen ligt genuanceerder. Dat zouden ouders eigenlijk alleen moeten doen als zo’n reis functioneel is en in relatie staat tot de opleiding, bijvoorbeeld bij een internationaal georiënteerde studie. Dan voegt het iets toe. Als kinderen gewoon willen backpacken, of een cocktailcursus in Griekenland willen doen, geef je ze misschien een koffer en een korte broek, maar de reis zelf moeten ze verdienen.”
„U bent destijds naar eer en vermogen en met de kennis van toen gaan sparen. Uitleggen welke keuzes u en hun moeder destijds gemaakt hebben, kan een mooi opvoedkundig gesprek opleveren.
„Bovendien zou ik voorzichtig zijn met kijken naar wat andere ouders doen. Ouders zwepen elkaar ook op. Sommige jongeren krijgen een Mini voor hun achttiende verjaardag omdat ze die ‘nodig’ hebben, waar houdt het op?”
Inspanning faciliteren
Leo Molenaar: „Uw kinderen hebben blijkbaar vrienden met welvarende ouders, want ik zie juist veel studenten die helemaal geen financiële hulp krijgen van thuis. Het is al heel bijzonder dat uw kinderen niet hoeven lenen.
„Ik zou me afvragen: wanneer is het genoeg? Hadden jullie wel voor rijlessen gespaard, was er mogelijk weer iets anders wat u uw kinderen had gegund. Er zijn ouders die hun kinderen naar een summer course aan Harvard sturen. Of dat voor het kind zelf beter is, is nog maar de vraag. Als er op een cv veel mooie plusjes staan die gefinancierd zijn door de ouders is dat niet altijd een pré.
„Het is waardevoller dat een karakter door uitdagingen groeit. Waar het om gaat, is de persoonlijke inspanning die jongeren leveren. Iemand die heel veel moeite doet om iets te bereiken is duizend keer interessanter dan iemand voor wie alles betaald is. Als uw kinderen op eigen kracht die lessen of die cursus betalen, ontstaat er een waardevolle zelfstandigheid waar toekomstige werkgevers echt wel op letten.
„Overigens heeft bijna elke studie-instelling tegenwoordig betaalbare uitwisselingen met het buitenland. Op de universiteit zijn dat de Erasmus-uitwisselingen waar je een beurs voor krijgt.
„Veel waardevoller dan alles betalen is om met uw kinderen te praten over hun ambities, en welke eigen verantwoordelijkheid ze daarin hebben. Vertel hun welke overwegingen u en uw ex-partner destijds hadden omtrent het spaarbeleid. Zo zien ze hoe keuzes gemaakt worden in het leven.”
Ad Kil is pedagoog en hoogleraar business research aan de Nyenrode Business Universiteit. Hij is mede-auteur van De gouden rugzak. handboek voor vermogende families. Leo Molenaar is decaan aan het Murmellius Gymnasium Alkmaar, universitair docent studie & loopbaan en organisator van de Tussenjaarbeurs.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Vorige week schreef ik over seksisme, en wat je daar als vrouw tegen kan doen, en ja hoor. Daarna ontstond er in mijn mailbox een mooi onderscheid tussen de vrouwen en de mannen die reageerden.
Want de vrouwen kwamen met voorbeelden van seksisme die ze om de oren hadden gekregen: „We geven jouw baan liever aan een kostwinner”, „de vrouwen moeten in gala, de mannen zijn goed zoals ze zijn”, „ik ben altijd geïntimideerd door lange vrouwen”, „wat werk je veel uren, voor een moeder”, „we zijn hier een voorstander van vrouwen, want dan heb je wat leuks om tegenaan te kijken”, „je kan beter verpleegster worden, want voor dokter studeren is heel erg moeilijk”, etc.
En de mannen gingen in discussie. Dat ze nooit goed snappen wat seksisme is, dat ze zich afvragen of seksisme een probleem is (haha), dat ze denken dat seksisme alleen in mijn hoofd bestaat. Er mailde ook een man die „als oudere, witte man, seksisme een moeilijk verhaal” vindt, mannen die „seksisme een heel vervelend woord” vinden – „ik prefereer ‘discriminatie’”; en er was zelfs eentje die seksisme aan me ging uitleggen: „Snap het nou Japke, seksisme is, samen met de bouwmarkt. het laatste bolwerk van de man dat nog over is.” Kostelijk.
En die ene man! Die na een discussie over wat nou seksisme is, een, hou je vast, DATE met me probeerde af te spreken! OMG! Ik heb hem geantwoord dat ik alleen date met mannen boven de 1.98 meter – anders kan ik wel aan de gang blijven. Maar ik dacht ook: wat heerlijk als je zoveel zelfvertrouwen hebt! Dat je dát durft! Daar zouden heel veel vrouwen een hoop van kunnen leren.
Want vrouwen hebben dat vaak niet hè, dat misplaatste zelfvertrouwen. Dat leren we niet, op school, op de sportclub, en niet thuis. Daar moeten we vooral aardig zijn, en leuk doen. We oefenen amper met debatteren, onderhandelen, tegenspreken of iemand een knal voor z’n kop geven. En ja hoor, dan staan we weer eens met onze mond vol tanden als een man een lullige opmerking maakt.
De oudere vrouwen in mijn mailbox (66 en ouder) hebben daar genoeg van. Weg met die onzekerheid en de beuk erin! Zij vinden dat de tijd van aardig zijn en vriendelijk lachen voorbij is. En dat wij vrouwen onze mond eens moeten leren opentrekken om seksisme de wereld uit te krijgen. Waarom? Omdat het vrouwen marginaliseert, en beperkt.
Zij vinden dat vrouwen op debattraining moeten, in rollenspellen moeten gaan oefenen. „Dan klinkt het in het begin misschien bibberig of onzeker, maar elke keer dat je het doet, word je er beter in!”, schreef er een. „Doe je het niet voor jezelf, doe het dan in ieder geval voor de nieuwe generatie”, een ander. „En gezeik krijg je toch”, schreef een bevriende columniste. Wát je ook zegt, en ook als je niks zegt. Dan kan je toch beter íets zeggen, dan niets?
Maar wát zeg je dan, wilden een aantal vrouwen weten. „Kan je niet een paar opmerkingen voor ons verzinnen die we dan paraat hebben”, vroegen er een paar. Tuurlijk kan ik dat. Heb ik even voor jullie op een rijtje gezet. Kijk maar welke je wil gebruiken. Misschien helpt het! En anders komen er, helaas, nog genoeg andere kansen om je te revancheren. Moedig voorwaarts!
1 „Het was maar een grapje!” Probeer eens wat nieuw materiaal.
2 „Vrouwen kunnen niet inparkeren.” Wat een seksistische kutopmerking, Paul. Je stinkt trouwens enorm uit je bek.
3 „Hee vrouwtje, wil je even koffie halen?” Nee. Eikels moet je geen koffie geven. Dan gaan ze dood.
4 „Ik zou jou weleens serieus willen némen.” Wat bedoel je? Wil je met me naar bed? Ik snap de grap niet. Leg eens uit.
5 „Val ons mannen niet lastig met je verhalen over seksisme en los je eigen problemen op.” Ik val lastig wie ik wil. En seksisme is ook jouw probleem. Samenlevingen waarin vrouwen gelijkwaardiger worden behandeld zijn namelijk gelukkiger, stabieler, groeien sneller en duurzamer, en zijn vreedzamer.
6 „Het probleem met seksisme is, dat het niet altijd duidelijk is wat het is.” Nee. Het probleem met seksisme is dat het vrouwen in de hoek zet, en klein houdt.
7 „Vrouwen zijn ook seksistisch tegen mannen!” O echt? Vertel! Zorgt dat voor een loonkloof met vrouwen? En minder mannelijke ceo’s?
8 „Vrouwen kunnen gewoon niet onderhandelen.” Aha. Jij hebt dus alleen maar een hoger salaris omdat je een grote bek hebt.
9 „Ik zie nergens seksisme.” Wat fijn voor je. Maar helaas blijkt uit onderzoek het tegendeel.
10 „Trek je er toch niks van aan, sta erboven.” Dat zou ik graag doen, maar het heeft invloed op mijn kansen op de arbeidsmarkt, en op mijn salaris.
11 „Ik weet nooit zo goed wat seksisme is.” Wat vervelend! Terwijl het zo eenvoudig is: het zijn denigrerende dingen die alleen tegen vrouwen gezegd worden, en niet tegen mannen. Maar als je twijfelt of iets seksisme is: vraag het ons! Blijf niet met je onzekerheid zitten!
12 „Stop eens met dat wijvengezeik.” Ik vind je een tikkeltje hysterisch overkomen, onzeker ook! Probeer daar aan te werken. Als je lacht, ben je trouwens veel mooier.
13 „Kunnen we niet gewoon gezellig met elkaar omgaan?” Gezellig voor wie?
14 „Wat reageer je emotioneel, drammerig, bazig en agressief.” Je bedoelt gepassioneerd, vasthoudend, zelfverzekerd en assertief?
15 „Ben je ongesteld? Wat kijk je boos.” Zo kijk ik altijd als ik jou zie.
16 „Kun je ook lachen?” Zeker, maar niet om jou.
17 „Stop met janken.” Heb jij nou zo’n klein pikkie, of is dit gewoon een rotopmerking?
18 „Jij maakt overal een probleem van.” Ik maak er geen probleem van, dat ís het al.
19 „Je mag ook niks meer zeggen, als man.” Maar. Waaróm zou je het doen?
En o ja, als een collega of je baas tijdens een overleg naar je borsten zit te staren, rol dan je stoel achteruit, en ga je onder tafel naar zijn kruis zitten kijken. „Tot nu toe is er weinig te zien maar ik dacht: ik probeer het eens.” Dan is het zo voorbij. En altijd blijven lachen hè? Heel belangrijk.
De familie van Polly Toynbee (1946) was beroemd. Zo wilde iedereen altijd weten wat Arnold Toynbee van haar was. Hij was haar opa en in het midden van de twintigste eeuw een wereldvermaard historicus. Niet alleen door zijn boeken, ook door zijn vele lezingen en mediaoptredens. In 1936 mocht hij Hitler interviewen, in 1947 stond hij een keer op de cover van Time. De roem van haar opa maakte haar als kind trots, vertelt ze, maar leidde er op latere leeftijd ook toe dat mensen dachten dat zij net als hij ook alles wist van de geschiedenis van allerlei beschavingen.
Ook haar vader Philip Toynbee, journalist en schrijver, was bekend, zij het alleen in eigen land, en ook haar overgrootvader Gilbert Murray, classicus in Oxford, was een vooraanstaand intellectueel.
Over haar voorouders schreef de Britse journaliste twee jaar geleden een fascinerende memoir: An Uneasy Inheritance. My Family and Other Radicals. Om de roem van haar familie was het haar niet te doen. „Arnold Toynbee is tegenwoordig nauwelijks nog bekend bij geschiedenisstudenten”, stelt ze, misschien alleen bij degenen die iets obscuurs als historiografie doen. „Oudere mensen hebben nog weleens van hem gehoord, terwijl hij tijdens zijn leven zo beroemd was. Dat laat zien hoe snel roem vergaat.”
Maar wat haar voorouders ook delen, en wat er voor Toynbee wél toe doet: ze waren politiek gezien allemaal progressief, links of liberaal, en gekant tegen het conservatieve Britse establishment. Die politieke overtuigingen werden telkens door nieuwe generaties overgenomen, door haarzelf, haar broers en zussen, haar kinderen. Lachend: „Ik kan met vreugde vaststellen: geen Conservatieven! Alhoewel mijn jongste kleinkind pas 1 is, dus dat is nog wat lastig zeggen.”
Polly Toynbee laat haar progressieve geluid al ruim twintig jaar twee keer per week klinken in haar politieke column voor The Guardian. Zodra het gesprek daarover gaat, geeft ze langere antwoorden. Dan zet ze gedreven uiteen wat ze in haar afgelopen columns heeft opgeschreven. Dat, bijvoorbeeld, de door haar betreurde Brexit moet worden teruggedraaid als je, zoals de huidige Labourregering, naarstig op zoek bent naar economische groei.
U schrijft nog altijd twee columns per week. Ik wil niet aan ‘ageism’ doen, maar hoe doet u dat? U bent 78.
„Ik weet het! Het is lastig, maar dat heeft niets met leeftijd te maken. De moeilijkheid van het columns schrijven is dat je altijd het juiste onderwerp voor de juiste dag moet bedenken. Materiaal heb ik genoeg, maar je moet altijd iets nieuws toevoegen.
Foto Justin Griffiths-Williams
„Elke columnist zal je vertellen: ik slaap vandaag slecht, want morgen is de deadline, en ik heb niets te zeggen. Waarover deze week in godsnaam? Maar uiteindelijk komt er altijd iets.
„Nu heb ik een goed gevoel, omdat ik weet wat ik over drie dagen ga schrijven. Normaal maak ik me op maandag of dinsdag, als mijn column in de krant staat, zorgen over donderdag. En op donderdag maak ik me alweer zorgen over de maandag. Je moet goed plannen, zeker met het oog op het weekend. Maandagochtend moet het af zijn, dus zondagen zijn doorgaans werkdagen. Het is een soort hamsterrad dat nooit stilstaat.”
En u wil niet uit dat hamsterrad, u wil doorgaan?
„Absoluut. Ik vind het heerlijk, ik hou van onderzoek doen, mensen vinden om te spreken, dingen bij elkaar brengen, een onderwerp in een nieuw licht plaatsen. En een column heeft altijd dezelfde lengte, er zit een zeker ritme in… ik hou ervan. Hoewel ik niet kan zeggen dat het een relaxte manier van leven is. Het zijn niet van die columns over ‘wat me nu toch weer overkwam vandaag’ – ze moeten wel inhoud hebben.”
„Voor mijn zelfbegrip is mijn werk een erg belangrijk deel van wie ik ben. Daarom ga ik niet met pensioen. Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik niet meer zou schrijven. Ik kijk toch naar de wereld zoals journalisten voortdurend doen, op een roofdierachtige manier: is dit interessant, kan ik daar iets mee? Dat zou dan doorgaan, zonder dat ik het kwijt kon!”
‘Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik niet meer zou schrijven’
Ze hoopt dat ze lezers kan overtuigen. Over Brexit bijvoorbeeld. Of over de Labourregering, die ze kritisch volgt maar ook welwillend benadert. „We hebben veertien jaar verschrikkelijk conservatief bezuinigingsbeleid gehad. We hebben zó lang gewacht op een Labourregering. Het grootste gedeelte van mijn leven is onder Tory-bewind geweest, hè. Dus probeer ik ze het voordeel van de twijfel te geven, en ook te kijken naar de dingen die ze goed doen, zoals de nieuwe werknemersrechten. Best radicaal, echt goed.” Labour mag „misschien een of twee dingen doen die je helemaal niet goed vindt, op vele andere vlakken kunnen ze ook best goed zijn. Guardian-lezers zijn erg snel teleurgesteld, geen Labourregering is ooit goed genoeg voor ze.”
Foto Justin Griffiths-Williams
Toynbee houdt een wat langere geschiedenis in het achterhoofd. Waarin na een stap vooruit soms ook een stap terug volgde. Dat deelt ze met haar familie, zegt ze. In al hun politiek activisme ziet ze „regelmatig een enorme woede gecombineerd met langetermijnoptimisme: dat je moet doorgaan en volhouden, en je er dan wel komt. Mijn overgrootvader streed tegen kolonialisme. Hij kwam uit Australië, zijn familie was met afschuw vervuld over de behandeling van de inheemse bevolking daar. Toen hij naar het Verenigd Koninkrijk kwam, was hij hartstochtelijk antikoloniaal. Dat was in die tijd een extreme positie om in te nemen.”
Ze las erover in de biografie die over haar overgrootvader, Gilbert Murray, is geschreven, maar zulke opvattingen werden ook in de familie overgedragen. „Dit was hoe de familie dacht. Mijn vader beleefde de tijd van dekolonisatie. Hij werkte voor The Observer, de grote dekolonisatiekrant: Afrikaanse leiders liepen de deur van de redactie plat. Rebellenleiders, die in de landen waar ze vandaan kwamen in de oppositie zaten. Ze werden later president, vaak voor het leven, en vaak waren ze niet heel goed in wat ze deden. Maar hoe dan ook: dit was deel van ons leven, het na denken over de koloniën en de impact daarvan.”
Toynbee heeft zelf één keer geprobeerd politicus te worden. In 1981 was ze verkiesbaar voor het Lagerhuis, voor een afsplitsing van Labour, maar ze haalde het net niet. Ze denkt dat ze als journalist een beter leven heeft geleid dan wanneer ze een politieke carrière zou hebben gehad, zegt ze lachend. „Het leven van politici is erg zwaar. En het duurt maar kort, dat ze in een positie zijn om iets te kunnen beïnvloeden. En als ze daar eenmaal zijn, klagen ze: het ministerie van Financiën maakt alles onmogelijk, we kunnen maar weinig doen.”
Ze is als journalist eerst tientallen jaren verslaggever geweest. Toen ze daarmee begon, kreeg ze snel door dat ze eigenlijk „niets wist”. Ze had haar studie afgebroken, ze had literaire ambities – haar eerste roman was gepubliceerd. Maar op reportage voor The Observer naar een staking realiseerde ze dat er een deel van de samenleving was dat haar totaal onbekend was: dat van de arbeidersklasse.
Foto Justin Griffiths-Williams
Toynbee komt nog uit een tijd waarin het grootste deel van de bevolking tot de working class werd gerekend, waarin niemand het breed had en de meesten weinig scholing hadden gehad. De middenklasse, een kleiner deel van de bevolking, was beter af – was het niet in inkomen dan wel in baanzekerheid of sociale status. Daarbinnen bestonden allerlei gradaties: de middenklasse bestond uit rijke ondernemers en goed verdienende artsen en advocaten, maar ook uit eenvoudigere onderwijzers en winkeliers. Academici en journalisten, de beroepen van haar voorouders, zaten daar ergens tussenin. Dat was haar wereld.
Klasse en arbeid zijn thema’s die haar altijd bezig hebben gehouden. Toynbee was daarbij nogal beïnvloed door George Orwell, denkt ze. Die begaf zich als beginnend schrijver en journalist onder de arbeiders, om over ze te kunnen schrijven.
Dat ging zij ook doen. Maanden lang ging ze werken in fabrieken. Ze verpakte suiker en zeep, maakte taarten en bracht tijd door in een hoogoven en een kolenmijn. „Ik had best mensen alleen maar vragen kunnen stellen over hun werk. Maar als je het zelf doet, levert dat niet alleen een beter verhaal op dat mensen veel eerder gaan lezen, het leert je ook dingen die je anders niet te weten zou zijn gekomen. Als je het werk niet zelf doet, weet je niet hoe zwaar het is, hoezeer een pauze ertoe kan doen. Of hoe belangrijk de snelheid van een machine of lopende band is.”
Toen ze verslag ging doen van de industriesector, en vaker bij stakingen kwam, kon ze door haar ervaring begrijpen waarom iets wat voor sommigen triviaal leek, voor arbeiders van groot belang was.
”Als ik mijn column niet schrijf, gaat er niemand dood. Maar als iemand een kapotte waterleiding niet repareert, dat is andere koek’
In 2003, 33 jaar later, ging ze opnieuw allerlei ‘handwerk’ doen. Banen met een minimumloon, vooral in de zorg en de dienstensector. Ze was portier, schoonmaker in een ziekenhuis, telemarketeer in een callcenter, overblijfjuf, verzorger in een verpleeghuis. Om te zien wat voor leven er met zulk werk mogelijk was. Zonder de illusie dat ze dat echt kon weten, als lid van de middenklasse. „Je hebt nooit meegemaakt hoe het is om je zorgen te maken of je wel genoeg eten op tafel krijgt voor je kinderen. Of dat je geen nieuwe jas voor ze kunt betalen als die gestolen wordt. Je kunt wel nagaan hoe het is om van een bepaald budget rond te komen, je kunt de berekeningen maken en dan zeggen hoe zwaar het is. Maar je zult nooit dat gevoel van onzekerheid over je leven hebben.”
In zekere zin is het werk dat de arbeidersklasse uitvoert het echte werk, suggereert ze, in tegenstelling tot de banen van haar middenklassefamilie aan universiteiten en in de journalistiek. „Tijdens Covid hebben we dat als samenleving ervaren. Plotseling zaten we allemaal thuis te werken. Maar zij waren de mensen die voor voedsel zorgden, voor medicijnen, en de elektriciteit en het water werkend hielden. We respecteren de mensen van wie we volledig afhankelijk zijn uiteindelijk te weinig. Als ik mijn column niet schrijf, gaat er niemand dood. Maar als iemand een kapotte waterleiding niet repareert, dat is andere koek.”
Haar links-liberale familie vol activisten streefde gelijkheid na, maar behoorde zelf tot een gegoede, geprivilegieerde middenklasse en dat leidde tot worstelingen en ongemak. Verhalen over klasse, zegt Toynbee, gaan vaak over een pad van armoede naar rijkdom, van een lagere naar een hogere klasse. „Maar mensen durven doorgaans niet te schrijven dat ze tot de hogere middenklasse behoren, omdat dat te genant is. Het kostte mij ook tien jaar. Ik ging het telkens weer uit de weg: uitleggen wat privileges werkelijk zijn, aan mensen die ook geprivilegieerd zijn. Want de meeste boekenlezers zijn dat, maar die herkennen het niet altijd bij zichzelf. Hoe groot het voordeel is van geprivilegieerd zijn, hoe subtiel, hoe het in alles zit. Niet alleen maar in je accent, maar in je manier van denken, in je kennis, en bovenal in je zelfvertrouwen, je aanname dat alles mogelijk is.”
Foto Justin Griffiths-Williams
Waarom is het zo genant?
„Ze hebben in een onderzoek weleens gevraagd aan hogeropgeleiden tot welke klasse ze behoorden. En bijna de helft zei: arbeidersklasse. Omdat ze het gevoel wilden hebben dat ze hun plaats zelf verdiend hadden. Maar wat bleek: veel van hen hadden hoger opgeleide ouders. En we miskennen hoeveel je dan in de schoot geworpen krijgt.”
Toynbee is zich bewust van wat ze heeft meegekregen. Zij weet dat wat ze bereikt heeft niet alleen maar haar eigen verdienste is. Al was het maar omdat zij vele kansen kreeg die anderen niet kregen. De ongelijkheid op dat vlak is in haar leven weer toegenomen. Ze zou er uren over door kunnen gaan.
‘Ik wil nog een keer, er zit niet zoveel water in.” Lise Zurné (32) gooit een tweede emmer ijskoud water over zich heen. De emmers zijn bevestigd aan de zijkant van de sauna, net als twee koude douches. „Een dompelbad is veel erger”, besluit ze. Vriendinnen Jip van Steenis (33) en Claire Tio (26) volgen, en nemen daarna plaats naast Zurné op het bankje aan de voorkant van de sauna. Er is geen zon, maar koud hebben ze het niet; de stoom komt van hun lijven. Het nabijgelegen terras zit vol. De drie besteden er geen aandacht aan, op het terras kijkt niemand op of om.
De drie vrouwen bezoeken deze vrijdag in april de pop-upsauna aan de Rijnhaven in Rotterdam. De stadse wellnesscontainer valt op door zijn gele wanden en modern ogende buitenkant. Enkel de douches aan de rechterzijde en het uithangbord verraden dat het om een sauna gaat.
Eerder die ochtend blijkt de kleedkamer wat krap voor vier man. Maar iedereen heeft vooruitgedacht en de verplichte zwemkleding al thuis aangetrokken. Er zijn twee kleine bankjes, één achter een gordijn. Kluisjes ontbreken, net als een wc, maar de voordeur van de sauna is standaard op slot en plassen kan bij de overburen, een horecagelegenheid.
„Vinden jullie het goed als wij een muziekje aanzetten?” Twee vriendinnen, beiden dertig, zijn samen gekomen. Een van hen is al vaker in deze mini-sauna in Rotterdam geweest. „Toen hebben we het drie keer een kwartier volgehouden”, zegt ze tegen haar vriendin. Bij binnenkomst in de sauna draaien ze de zandloper om.
De sauna staat standaard ingesteld op 78 graden, maar door water op te gieten kan je de temperatuur laten stijgen. De thermometer tikt deze ochtend bijna de 90 aan. Door het linkerraam is Hotel New York te zien. Door het rechter de Rijnhaven. En op de achtergrond, tussen de gebouwen door, de Erasmusbrug.
Foto Merlin Daleman
„Wow, met een trui aan!”, zegt een van de vriendinnen: de laatste die binnenkomt is een 22-jarige man, met boven zijn zwembroek een hoodie. „Ik moet kilo’s kwijt voor een kickbokswedstrijd”, beantwoordt hij de vragende blikken van de vrouwen. Hij neemt plaats op de bovenste bank en zet zijn capuchon op. Niet iedereen is hier gekomen om te ontspannen.
De minisauna is een paar maanden geleden aan de Rijnhaven in Rotterdam neergezet. Het is een van de pop-uplocaties van het in 2022 opgerichte Kuuma Sauna. Ook in onder meer Amsterdam, Breda en Nijmegen staan hun wellnesshokken. Er is geen host aanwezig. Alle bezoekers komen binnen met een deurcode, die ze ontvangen via sms. Het idee is simpel: op Scandinavische wijze een uur ontspannen met vrienden of vreemden. In de Rotterdamse versie is plek voor zes man. En in Amsterdam plaatsten intussen ook andere bedrijven kleine sauna’s.
De vier oprichters keken het concept af in Noorwegen. „Vrienden gaan daar niet alleen met elkaar naar de kroeg, maar ook naar de sauna”, vertelt mede-oprichter Michaël Huiskamp tijdens een lunch in de Fenix Food Factory, de partner van de Rotterdamse locatie. De sauna staat ertegenover. Bezoekers kunnen hier met vragen terecht en naar de wc. Elke locatie heeft zo’n partner, vaak een horecagelegenheid. Compagnon Ingmar Daams vult aan. „We wilden de sauna-ervaring ook toegankelijker maken. De prijs, de tijdsduur, de bereikbaarheid: je plant een bezoek makkelijk tussendoor. Bijvoorbeeld voor of na je werk.”
Bezoekers dragen, anders dan in reguliere sauna’s, hier verplicht badkleding. Daar hebben ervaren saunagangers „soms een mening over”, zegt Daams. „Die vinden dat het naakt hoort. Maar je wil ook naar buiten kunnen. Vanwege de drukke omgeving kan dat hier niet zonder badkleding.”
Aftasten
Door de speaker klinkt het dansnummer ‘Back on 74’ van de Britse band Jungle. De vriendinnen vragen of het te hard staat. Ze kletsen zachtjes over hun week, kinderen en een nieuw restaurant in Rotterdam. Zodra de zandloper een kwartier aangeeft, verlaten ze de cabine.
De kickbokser heeft een weegschaal meegenomen. Hij moet nog 2,5 kilo kwijt. De weging is vanmiddag, maar het moet wel lukken, denkt hij. Beleefd excuseert hij zich voor het zweet op de bank. De sauna wordt frequent, maar niet na elk bezoek schoongemaakt, valt op de website te lezen.
„Dames, vinden jullie het goed als ik in beweging blijf?” De man is gaan staan, maakt boksbewegingen en hopt op en neer. De cabine wiebelt er een beetje door, en zijn sprongetjes overstemmen licht de muziek – toch geeft niemand aan bezwaar te hebben.
De vrouwen vertrekken voor een laatste keer afkoelen naar buiten. Hoewel het tijdslot van deze groep voorbij is, lijkt de kickbokser nog niet van plan de cabine te verlaten. Al is hij wel een beetje dizzy, geeft hij toe.
Hij blijft een halfuurtje langer. Als hij weg is, is er verder niemand meer. Het is voor het eerst stil.
„Rekening houden met elkaar is de belangrijkste regel”, vertelt Daams tijdens de lunch. „We leggen veel verantwoordelijkheid bij de gebruiker. Daarin worden soms grenzen opgezocht. Denk aan vrienden die uitgebreid een break-up bespreken met andere gasten erbij. Of collega’s die een soort werkoverleg houden. We hebben nog geen opmerkingen gekregen over fysieke grenzen die zijn overschreden. Voor zulke situaties is er onze partner. Als een bezoeker meldt dat een andere gast zich misdraagt, kan die persoon worden weggestuurd.”
Met een trui aan in de sauna: daar hadden ze nog niet van gehoord. „Soms is het ongemakkelijk. Je bent toch met vreemden in een klein hokje – zonder telefoon. Dat is tegenwoordig vrij bijzonder. Het is altijd aftasten, maar dat hoort er ook een beetje bij.”
Moet het kunnen, sporten in de sauna, in het bijzijn van andere gasten? „Zo te horen stemde hij het netjes af. Maar de vraag is ook: hoe comfortabel voel je je als medegebruiker om nee te zeggen? Het is geen situatie die wij aanmoedigen; als mensen er last van kunnen hebben, ga je eigenlijk te ver. Bij klachten zorgen we altijd dat bezoekers worden gecompenseerd.”
Ontspannen en resetten
„Ik ga best vaak”, zegt Lise Zurné, als ze uit de sauna komt. „Ik bezoek vaak die in Amsterdam”, zegt Jip van Steenis, die als tweede de deur openzwaait. „Ik zit in een sauna-appgroep, de Sauna Slut Club. Dat is gewoon een grapje hoor, omdat we vaak onze dates bespreken. En het allitereert zo lekker.”
„Voor mij draait het vooral om de sauna-ervaring”, zegt Claire Tio. Het drietal staat inmiddels buiten op de veranda. Van Steenis huurt de sauna graag met haar vrienden af – dat is ook een optie. Zurné en Tio boeken vaak tijdslots waarin ze aansluiten bij vreemden. „Het kan leuk zijn om mensen te ontmoeten”, zegt Tio. Zurné ziet het als een moment voor zichzelf. „Meestal zeg ik niks. Dan luister ik met de gesprekken van anderen mee.”
Van Steenis gaat het liefst aan het einde van de dag naar de sauna. „Ik kom er altijd rozig uit, dan kan ik heerlijk slapen. Ik hoef niet per se een hele dag naar een wellnessresort. Wij hebben hier in Nederland van de sauna een experience gemaakt. Dit voelt meer als onderdeel van het dagelijkse leven, zoals in Scandinavië. Dat vind ik leuk.”
Het is nu tijd voor de emmers met koud water.
Foto Merlin Daleman
Zurné zegt dat de momenten in de sauna haar goed doen. „Even een uurtje zonder telefoon. Het is ook een manier om jezelf te resetten. Jip en ik waren vorig jaar beiden heartbroken. We zeiden tegen elkaar: kom, even naar de sauna, alles eruit zweten.” „Het helpt ook enorm tegen mijn winterdips”, vult Tio aan.
Een vrouw steekt haar hoofd om de hoek. „Is het lekker? Ik ben een beetje vroeg hoor, ik heb pas over twintig minuten geboekt! Het drietal verdwijnt voor het laatste kwartier in de sauna. Van Steenis: „Een keer hadden we De Vier Seizoenen van Vivaldi opgezet, daar ging ik heel goed op. Maar nu kletsen we vooral.”