Was Kant wel echt een ‘man van de klok’?

Immanuel Kant was, zoals de mythe gaat, de regelmaat in eigen persoon. Omdat hij iedere dag rond het zelfde tijdstip een wandeling maakte, werd hij door buurtbewoners de ‘klok van Koningsbergen’ genoemd. Frédéric Gros schrijft hierover in Wandelen. Een filosofische gids (2022): ‘Als men hem op collegedagen zijn huis zag verlaten, kon men er zeker van zijn dat het precies acht uur was. Om tien voor acht had hij zijn hoed op gezet, om vijf voor acht zijn stok gepakt en precies om acht uur stapte hij over de drempel.’

Het is aantrekkelijk om van een filosoof een karikatuur te maken. De Duitse filosoof Wilhelm Weischedel schreef hierover in zijn boek Filosofie door de achterdeur (1974) dat er een wijdverbreide traditionele opvatting bestaat over hoe een echte professor zich moet gedragen. ‘We zien dan een waardige, enigszins stijve figuur voor ons, ietwat vergeetachtig en verstrooid, vooral in zaken die het praktische leven betreffen, kortom, iemand die zowel op onze lachspieren kan werken als ons (kan, red.) vertederen.’

Zo’n voorbeeld van ‘professorale pedanterie’ was, aldus Weischedel, Immanuel Kant. En ja, het is zeker waar dat Kant, die zijn hele leven in Koningsbergen in Oost-Pruisen (nu het Russische Kaliningrad) doorbracht, van regelmaat hield. Zijn punctualiteit beschrijft Weischedel als volgt: ‘Kant stond ’s zomers zowel als ’s winters iedere ochtend om vijf op. Zijn bediende kwam hem precies om kwart voor vijf uur wekken en ging niet eerder weg dan nadat zijn meester was opgestaan.’

De uiterst saaie, stipt ingedeelde dag van Immanuel Kant

In een regelmatige afwisseling volgde daarna een ontbijt (twee kopjes slappe thee en een pijp tabak ter bevordering van de stoelgang), arbeid in de studeerkamer, colleges aan de Albertina-universiteit, een lang middagmaal met vrienden dat om kwart voor één aanving, en zelfs het slapen gaan, stipt om tien uur, zou ceremonieel geregeld zijn doordat Kant zich op een zeer specifieke wijze in zijn deken zo oprolde , ‘als ware het een ingesponnen cocon’.

Ook ten aanzien van de middagmaaltijd, de enige maaltijd van de dag, was Kant zeer specifiek. In zijn boek over Kant schrijft Marcus Willaschek dat de filosoof zelfs een theorie had over het aantal genodigden dat aan tafel mocht plaatsnemen – ‘het ideale aantal gasten lag tussen de Gratiën en dat van de Muzen, dus tussen de drie en de negen’. Ook telde de maaltijd ‘doorgaans drie gangen en werden er doorgaans ‘twee flessen wijn’ geschonken. Het was na dat middagmaal dat de filosoof vervolgens zijn beroemde wandeling maakte waar men de klok gelijk op kon zetten.

Was Kant wel zo ‘stipt’?

Toch is juist die anekdote, dat hij iedere middag op hetzelfde tijdstip het huis zou verlaten, omstreden. Niet alleen verandert het tijdstip van de wandeling in de vele anekdotes die over de filosoof de ronde doen (een beetje googlen levert al vele verschillende tijden op) ook is het maar de vraag of Kant wel zo ‘stipt’ was als wordt beweerd. Degene die heeft bijgedragen aan de karikatuur is de dichter Heinrich Heine (1797-1856) die 1834 in zijn Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland over Kant schreef dat zijn leven moeilijk in beeld te brengen was aangezien hij ‘noch leven, noch geschiedenis’ had. ‘Ik denk niet dat de grote klok van de kathedraal daar zijn dagelijkse werk ongeïnspireerder en regelmatiger uitvoerde dan zijn landgenoot Immanuel Kant: ’s Ochtends opstaan, koffie drinken, schrijven, lezingen geven, eten, wandelen, alles had een afgesproken tijd, en de buren wisten dat het precies half vier moest zijn wanneer Immanuel Kant, in zijn grijze nauwe jas, met zijn Spaanse wandelstok in zijn hand, zijn huis uitstapte richting de kleine linden laan die tot op de dag van vandaag nog het „Filosofenlaantje” wordt genoemd.’

Maar in Over vriendschap. De praktische filosofie van Kant (2021) beschrijft Donald Loose dat die legendarisch geworden wandeling oorspronkelijk een gelegenheid was om met een of andere vriend of student na de colleges van gedachten te wisselen. ‘Na de ochtendcolleges verzocht Kant meestal een of twee jonge studenten om met hem te gaan wandelen.’

Het is aantrekkelijk om van een filosoof een karikatuur te maken

Dat verschoof nadat Kant bevriend raakte met de Britse koopman Joseph Green met wie hij veel optrok. Het was deze Green en niet Kant die, zoals Willem Visser het in zijn nawoord over Kant in de Pragmatische Filosofie (2014), verwoordt ‘leefde volgens een gietijzeren dagindeling’ en model stond voor de komedie Der Mann nach der Uhr (1766) van Theodor von Hippel, een andere goede vriend van Kant.

Ook Loose bevestigt dat ‘de beruchte anekdote dat de inwoners van Koningsbergen hun klok gelijkzetten op Kants passage door de stad wel eens meer met Green te maken zou kunnen hebben dan met Kant zelf’. Zo zou Green – die een keer in zijn rijtuig nuffig aan Kant voorbij reed toen zijn vriend een paar minuten te laat was voor hun gezamenlijke ritje – de dagelijkse middagbezoekjes door zijn vriend op de minuut af plannen en was hij ook over het afscheid zo stipt – om zeven uur – dat Kants passage door de stad wellicht met diens precisie te maken had. ‘De anekdote luidt dat de inwoners van Koningsbergen opmerkten „dat het nog geen zeven uur kon zijn, want Kant was nog niet gepasseerd”’, aldus Loose.

Hoe dan ook, overduidelijk is dat Kant, zonder zijn ijzeren discipline, nooit zo’n ongelooflijk productief leven had kunnen leiden. Of, zoals Gros in het hoofdstuk ‘Het dagelijkse ommetje’ concludeert: ‘Wat zo indrukwekkend is bij Kant, is zijn onbuigbare discipline. Elke dag die wandeling, als begeleiding en symbool van de uren die elke dag aan werk worden besteed. Elke dag een bladzij die moet worden geschreven, een gedachte die moet worden ontwikkeld, een bewijs dat moet worden aangevoerd, een bewijsvoering die moet worden opgebouwd. En aan het eind: een reusachtig oeuvre.’