Zijn de investeerders in start-up Lightyear misleid? Heeft het ambitieuze Helmondse bedrijf dat zonneauto’s wilde maken investeerders de juiste informatie gegeven en voldoende op de hoogte gehouden? En hebben de jonge oprichters het bedrijf wel professioneel bestuurd, zodat het geld van de investeerders niet onverantwoord werd uitgegeven?
Die vragen lagen donderdag voor bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam. Curator Maarten van Ingen, die het faillissement van één van de drie failliete Lightyear-bedrijven onder zijn hoede heeft, heeft een verzoek ingediend voor een enquête naar wanbeleid. Van Ingen vindt dat hij onvoldoende informatie krijgt van de bestuurders van Lightyear om te kunnen beoordelen of er onrechtmatigheden zijn geweest bij dit faillissement. Hij wil dat de Ondernemingskamer een onderzoeker aanstelt die het hele bedrijf gaat doorlichten.
Ingewikkelde zaak
Lightyear gold jarenlang als een van de meest bewierookte start-ups van Nederland. Voortgekomen uit een studentenproject van de TU Eindhoven wilde het auto’s met zonnedaken naar de markt brengen. Het haalde meer dan 200 miljoen euro op sinds de oprichting in 2016, onder meer van staatsfonds Invest-NL. Totdat het begin 2023 na een korte en snelle groeifase plotseling failliet ging. Lightyear rekende op een grote investering van industrieconcern VDL, maar die bleef uit.
De advocaat van Van Ingen, Loek Kerstens, stelde in zijn pleidooi veel vragen bij de bedrijfsvoering. „Er is sprake van een onverwachts en omvangrijk faillissement, waarbij 650 mensen hun baan verloren. Je kan serieuze vragen stellen over hoe er geld uit de markt is gehaald, hoe daarmee is omgegaan en hoe er is bestuurd.”
Van Ingen zei bij de zitting zich af te vragen of alle investeerders altijd goed zijn voorgelicht over de gang van zaken bij de start-up. Waren investeerders er bijvoorbeeld allemaal van op de hoogte dat Lightyear in eerste instantie maar een handvol auto’s wilde gaan produceren bij een fabriek in Finland, en niet circa duizend, zoals eerder gepland? En was het bovendien terecht dat Lightyear dacht dat VDL sowieso over de brug zou komen met geld?
Van Ingen heeft niet de indruk dat hij alle informatie van het bestuur krijgt, en vraagt ook daarom om een enquête. „Ik moet elk stukje informatie dat ik wil hebben bevechten”, zei hij in de rechtszaal, „en dat hoort niet bij een faillissement.”
Het ingewikkelde van de zaak is dat Van Ingen niet de enige curator is van failliete Lightyear-bedrijven. Hij heeft formeel de afwikkeling van een bv onder zich waar geld van investeerders werd verzameld, genaamd Friends of Lightyear. Zijn collega Reinoud van Oeijen, die donderdag naast Van Ingen zat, is curator van twee andere Lightyear-bedrijven. Hij heeft opdracht gegeven voor een onderzoek door forensische accountants van BDO. Zijn advocaat zei dat het onderzoek in januari klaar is en vroeg zich af waarom Van Ingen daar niet op wacht.
Lightyear-reünie
De zitting donderdag was een soort Lightyear-reünie. Naast topman Lex Hoefsloot en technisch directeur Arjo van der Ham, beiden oprichters en betrokken bij het kleinschalig doorgestarte Lightyear, maakten een aantal voormalige betrokkenen hun opwachting. Daaronder ook voormalig financieel topman Mark Bulsink, die nauwelijks twee maanden bij Lightyear werkte voordat het failliet ging.
Hij kwam donderdag met een opvallend statement. Bulsink, die als interimmer bij meerdere bedrijven financiële functies vervulde, trof bij Lightyear eind november 2022 naar eigen zeggen een onderbezette en slecht functionerende financiële afdeling aan. „De cashplanning was niet duidelijk. Het was niet duidelijk waar het geld heen ging en waar we op konden sturen.” Er bestond geen gedetailleerde balans, aldus Bulsink, gezeten vlak naast het huidige bestuur. Ook waren er volgens hem veel te veel mensen in dienst en waren de kosten te snel opgelopen. Bovendien was de governance niet in orde: er kwam pas een raad van commissarissen in december 2022.
De twee commissarissen, Bert Bruggeman (ex-Tesla) en Marijn Pijnenborg (oprichter van Funda) waren donderdag ook aanwezig. Bruggeman zei dat hij bij zijn aantreden het gevoel had dat er een deal met VDL aan zat te komen. Voordat hij begon had hij al met Invest-NL gesproken over de onervarenheid van het bestuur, verklaarde hij: het was de bedoeling dat hij ook een beetje zou gaan fungeren als coach voor het jonge management, dat grotendeels bestond uit de dertigers die het bedrijf hadden opgericht.
De advocaten van Lightyear betoogden dat er geen gegronde redenen zijn om te twijfelen aan het gevoerde beleid, wat de grondslag voor een wanbeleidsenquête moet zijn. Het bedrijf had alle reden om te denken dat de deal met VDL zou gaan slagen. Het zou ook investeerders goed op de hoogte hebben gehouden van gewijzigde plannen.
Karakteristieke streepjestrui
Volgens Lightyear-advocaat Tom de Clerck maakt curator Van Ingen een denkfout: dát het is misgegaan, betekent niet dat er verkeerd is gehandeld. „Investeren in start-ups is inherent risicovol.” Hij merkte over Bulsink op dat het „niet gek is dat een bestuurder zijn rol vlak voor een faillissement zo klein mogelijk probeert te maken”.
Arjo van der Ham, hoofd technologie van Lightyear en gekleed in zijn karakteristieke streepjestrui, stelde dat bij het bedrijf juist altijd scherp is nagedacht over kosten. „De vraag was altijd: wat doen we wel, wat doen we niet? Ik heb op een gegeven moment driekwart van de externe mensen onder mij laten gaan.” Volgens Lightyear was de groei in personeel en in kosten nodig om toe te werken naar de fabrieksproductie van een eerste auto die op de openbare weg zou mogen rijden.
Lees ook
Lightyear richt zich op zonnepaneelproductie, autoplannen gepauzeerd
De rechter zei van plan te zijn over zes weken uitspraak te doen over of er een enquête naar wanbeleid komt. „Maar het is een hele stapel papier. We kunnen het niet beloven.”