N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Op 6 augustus 2008 schreef ik een e-mail aan mijn vriendin Nienz: ik vond tien jaar maar een ‘rotleeftijd’, mijn vriendinnen kregen al borsten en ik alleen maar stinkende oksels. Nienz sprak me ernstig toe: hallo, watje, stel je niet zo aan. ‘Ik vind jou nogal irritant,’ schreef ik terug. ‘Gelukkig verzin ik dit maar en ben je niet zo erg als Rooz van Hoe overleef ik!’ De boeken van Francine Oomen hadden mij geïnspireerd om met mijzelf te e-mailen over mijn angsten. Rosa van Dijk, de hoofdpersoon van de Hoe overleef ik-boeken, deed dat immers ook met haar alter ego ‘Rooz’.
Mijn prepuberale vriendinnenclubje baseerde hele delen van onze persoonlijkheid op die van Rosa en haar vriendengroep: we wilden graffitikunst maken, een neuspiercing, paars haar. We stuurden elkaar zelfs, net als in Oomens boeken, ‘survivaltips’. Als we voor het eerst ongesteld waren, als de leukste jongen in de klas niet naar ons omkeek of als we ons buitengesloten voelden. We waren niet de enigen. Onze generatie groeide op met de personages van Hoe overleef ik. Ook zij twijfelden of ze ooit een vriendje (of vriendinnetje) zouden vinden, ruzieden met hun ouders, voelden zich dom of puisterig, ook zij moesten maar overleven. De survivaltips uit de boeken spoken nog altijd door mijn hoofd: ruziemaken doe je het beste via ik-boodschappen, niet te snel met je tong draaien bij het zoenen (vermijd koste wat het kost het ‘wasmachine-effect’). Francine Oomen bouwde een heus imperium op: films, een serie, musicals, een tijdschrift, agenda’s, schriften, een bordspel, en dan die vijftien (vijftien!) boeken nog. Hoe overleef ik was overal.
Naarmate ik opgroeide, verflauwde mijn liefde voor de serie. Ergens rond het tiende boek begonnen de problemen van Oomens personages wat karikaturale proporties aan te nemen, elkaar bovendien te herhalen: werd er wéér een zwanger, werd er wéér een aangerand. Hartstikke serieus, maar ook wat eentonig. Ik was zelf voornamelijk groot fan van het tijdschrift, dat vanaf 2008 zeven jaar lang verscheen. Het blad draaide goeddeels rond de verhalen van echte tieners en hierdoor beleefde ik er niet dezelfde irritaties aan als in de boeken. Ikzelf vond bovendien een goede vriendin via het tijdschrift, zij plaatste een oproepje voor een penvriendin.
Viral op TikTok
De tieners van toen zijn de twintigers van nu en onze generatie ligt nogal in de kreukels. Dat bleek toen Jurriaan Hendriks in juli 2022 een video op TikTok plaatste waarin hij vroeg: „Wanneer dropt Francine Oomen een boek om [de] periode na afstuderen te overleven??” De video werd meer dan 270.000 keer bekeken. Hendriks vond van alle kanten bijval, leeftijdsgenoten die hartstochtelijk speculeerden over een potentieel vervolg. Zouden Oomens personages ook in de schulden zitten, werkloos zijn, geen huis kunnen vinden? Luttele dagen later kwam de aankondiging, van niemand anders dan Oomen zelf: het boek zou er echt komen. Ik keek schamper toe, moet ik eerlijk toegeven. De afgelopen jaren zijn getekend door een oneindige stroom Disney-remakes (Assepoester, maar dan als powervrouw) en halfhartige vervolgen van series die in de jaren nul al afliepen, waaruit voornamelijk blijkt hoe verschrikkelijk oud die acteurs inmiddels wel niet zijn. Nostalgia bait, doopte het internet dit fenomeen: productiemaatschappijen zetten cynisch in op jeugdsentiment, nooit meer een nieuw idee. Zou dit nieuwe boek ook weer een halfhartige cash grab zijn? Een makkelijke manier om lezers te garanderen, die hun geld uitgeven aan alles wat ze herkennen van vroeger? De daadwerkelijke reacties op de aankondiging verzachtten mij echter iets, de opwinding over het vervolg leek authentiek. Viel er iets voor de terugkomst te zeggen, heeft mijn generatie weer survivaltips nodig? Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel? ging immers al in herdruk voordat het überhaupt in de winkels lag en Oomens sociale media stroomden vol enthousiaste, regelrecht opgeluchte reacties.
Ik ben het boek gaan lezen. En zoals te verwachten viel: het gaat niet goed met Rosa en haar vrienden, blijkt nu het boek verschenen is. Rosa’s moeder is overleden, zij heeft een eetstoornis en haar relatie is uit. Vriendin Esther lijdt aan paniekaanvallen en zit zonder huis, vriend Jonas is een anti-vax-‘spookstudent’ die gek wordt van de klimaatzorgen. Nieuwe problemen dus, helemaal van deze tijd. Bij wijze van noodsprong vertrekken de drie naar Portugal, om aldaar naar zichzelf op zoek te gaan. Francine Oomen ging ter voorbereiding in gesprek met twintigers en dertigers – toen zij hiervoor een oproep uitzette, ontving zij binnen één dag 3.500 e-mails – en dat blijkt uit haar proza: ze beschrijft de zorgen en angsten van Gen Z’ers en millennialsvirtuoos en vol compassie.
Pubertaalgebruik
De problemen sluiten aan, maar de stijl doet dat minder. Oomen zet hard in op haar lezers’ nostalgie. Talloze plotlijnen, personages en zelfs hele zinnen uit de oorspronkelijke boekenserie worden aangehaald. Het pubertaalgebruik uit de oude boeken, vol bijnamen als ‘Ezzelientje’ en ‘Joon de Boon’, destijds soms al vermoeiend, klinkt nu het door 25-jarigen wordt gebruikt des te infantieler. Soms stevent ze haast op zelfverheerlijking af: ‘Jij hebt toen een deel van jezelf ingeschakeld dat jou hielp te overleven: Rooz’, zegt hartsvriendin Esther bijvoorbeeld tegen Rosa. ‘Je mailde toen met haar en zij mailde terug. Dat had jij zo gaaf bedacht.’ (Hier laat Oomen overigens buiten beschouwing dat ‘Rooz’ Rosa in Hoe overleef ik mezelf? aanzette tot winkeldiefstal, schoolverzuim en het uitbraken van haar eten.)
Dus dringt de vraag zich op: helpt een boek als dit mijn generatie nou daadwerkelijk? Ik betwijfel het nog altijd. In de wereld van Hoe overleef ik is haast elk probleem op te lossen door een openhartig gesprek met je vrienden te voeren. Oomens personages praten met elkaar alsof ze nét een zelfhulpboek te veel hebben gelezen: ‘Weet je wat er met mij gebeurt als jij moeilijke woorden gebruikt? Dan is er een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: ‘Je bent een domme oliebol, Rosa van Dijk. Jonas is veel slimmer dan jij.’ (…) En om dat vervelende gevoel weg te krijgen, ga ik je plagen, denk ik.’ Voor openheid valt ongetwijfeld te pleiten, maar bij Rosa en haar vrienden lost het ‘durven voelen’ van je emoties zowat elk probleem op, zelfs anorexia, drankmisbruik of ongeplande zwangerschap. Van therapie of professionele hulp wordt haast niet gerept. ‘Achter onzekerheden liggen kansen’ is een van de nieuwe survivaltips in het boek. Met dergelijke retoriek loopt Oomen vast: de problematiek die zij uittekent is zeer ernstig, maar zij probeert deze met geabstraheerde adviezen over persoonlijke groei op te lossen. Datzelfde geldt voor de systemische problemen van de ‘pechgeneratie’: de huizencrisis, of het klimaat. Haar survivaltips werkten een stuk beter toen haar lezerspubliek bestond uit tieners, maar het overleven van je eerste liefdesverdriet is van een andere orde dan het leven met een halve ton studieschuld.
Nee, Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel lijkt geen regelrechte cashgrab. Daarvoor is Francine Oomen te integer, te empathisch tegenover de jonge mensen die zij portretteert. Toch bekroop mij tijdens het lezen het gevoel dat ik ook als tiener langzaamaan had gekregen: wat een opeenstapeling van leed, wat een simplistische oplossingen. Wat het boek betreft: ik herkende mezelf nog altijd in Oomens personages en las het in één ruk uit, maar vermoed dat het wat veel gevraagd is om te proberen de problemen van de pechgeneratie op te lossen in een roman als deze. Hoe overleef ik… de podcast, die Oomen naast het boek maakte en waarin zij met twintigers en dertigers in gesprek gaat, is een directere manier om diens onzekerheden bespreekbaar te maken. Net als vroeger het tijdschrift, eigenlijk, biedt zij hierin een podium voor echte verhalen, zonder die direct te hoeven fiksen. In deze vorm is een openhartig gesprek inderdaad een waardevol iets – bovendien zónder Essebesjes of Rosiebollebosies.