Wanneer mag je je identiteit verzwijgen?

Anonieme verdachten in de Amsterdamse rechtszaal? Maar er bestaat toch een identificatieplicht? Wie de strafzaken tegen de gemaskerde deelnemers aan de vernielingen bij het studentenprotest volgde, vraagt zich allicht af hoe zoiets werkt. Welke vrijheden hebben burgers om hun identiteit te verzwijgen? En wanneer mag het gezag de identiteit van burgers eigenlijk controleren?


Lees ook
De angst van betogers voor het ‘smoelenboek’ van de politie

Pro-Palestinademonstranten begin deze maand op het Binnengasthuisterrein van de Universiteit van Amsterdam.

1
In de rechtszaal

Wie als verdachte voor de strafrechter komt, is niet verplicht aan de eigen veroordeling mee te werken. En mag dus zwijgen. Ook naam en adres verzwijgen mag. Iedere strafzitting begint met de vraag door de rechter naar naam en adres van de verdachte. Gevolgd door de wettelijk verplichte mededeling dat er op vragen „niet hoeft te worden geantwoord”. Als je je naam dan verzwijgt, loop je een risico. Strafrechters stellen op zitting ook vragen om te achterhalen of de verdachte zich verantwoordelijk voelt voor het kennelijk gepleegde feit. Anoniem blijven past daar niet bij. Advocaten adviseren hun cliënten over het algemeen dan ook niet om hun identiteit te verhullen. Tenzij daar een aannemelijk verhaal bij is dat iets zegt over de verdachte, zijn omstandigheden of het feit. Denk aan schaamte, angst voor wraak, politiek, principes, eergevoel, repercussies.

2
Bij de politie

Die is wettelijk verplicht de identiteit van de verdachte burger vast te stellen. Om te beginnen door de verdachte gewoon naar naam en adres te vragen, te fouilleren, vingerafdrukken af te nemen en te fotograferen. Wie identiteitspapieren thuis laat, geen ‘bekende’ vingerafdruk heeft, noch in enige fotodatabase voorkomt, maakt het de politie moeilijk. Maar niet onmogelijk. Soms verbergen verdachten hun vingerafdrukken door ze onherkenbaar te maken of ze af te dekken met een plaklaagje. Afhankelijk van de ernst van de verdenking mag de politie meer opsporingsmiddelen gebruiken, zoals telefoons uitlezen. Soms pas na toestemming van de rechter-commissaris.

Wie erin slaagt om desondanks naamloos in de rechtszaal te verschijnen en te worden berecht moet er rekening mee houden dat in hoger beroep gaan of cassatie in dat geval niet mogelijk is. De Hoge Raad schafte die mogelijkheid in 2001 af. Incidenteel twijfelt een rechtbank bij een verdachte die zijn of haar identiteit verzwijgt zó aan de vervolging dat de officier van justitie niet ontvankelijk wordt verklaard. De anonieme verdachte gaat dan vrijuit.

3
Op straat

De wet verplicht iedere burger vanaf 14 jaar zich te kunnen identificeren. Maar dan alleen „voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak”. Nooit ‘zomaar’ dus – er moet altijd iets aan de hand zijn. Een omstandigheid die de belangstelling van de politie naar de identiteit van de burger rechtvaardigt. Denk aan evenementen, onrust, overlast, verkeersovertreding, verdacht verkeer. Wat expliciet niet mag is ‘grote groepen zonder verdere aanleiding in het algemeen controleren op het identiteitsbewijs’. Wie geen legitimatie bij zich heeft kan worden beboet. Maar de vraag om die te laten zien is dus begrensd.

4
Op het werk

Ook daar geldt een identificatieplicht. De arbeidsinspectie, het UWV, de belastingdienst en de Vreemdelingenpolitie kunnen er om komen vragen. Geldt ook voor uitzendkrachten, vrijwilligers of stagiairs. De werkgever moet een kopie van het ID-document van het personeel bewaren.

5
En vanaf welke leeftijd?

In de zorg zijn kinderen van alle leeftijd verplicht een identiteitsdocument te laten zien. In het openbaar vervoer geldt die plicht vanaf 12 jaar, alleen als je geen geldig kaartje hebt. Of als je de controle ‘belemmert’. De algemene identificatieplicht geldt vanaf 14.