Moeder: „Waarom laat mijn zoon (15) alles slingeren, met als gevolg dat hij niks kan vinden als hij bijvoorbeeld naar school/scouting/atletiek moet? Dankzij mij komt hij dan toch nog op tijd, maar hij laat mij in de stress achter. Want ik heb hem weer geholpen met het smeren van zijn brood en het zoeken en klaarleggen van spullen. Ik zie dit gedrag nu ook bij onze elfjarige ontstaan. ‘Je moet het loslaten’, hoor ik steeds van andere ouders. Waarmee ze bedoelen: je kinderen zelf de gevolgen laten ondervinden, en niet inspringen als je het mis ziet gaan. Maar hoe leer je dat als ouders, ‘loslaten’?”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Samen plannen
Marga Akkerman: „Tijdens de puberteit ervaren tieners grote veranderingen in lichaam en brein, waardoor plannen en organiseren extra inspanning vraagt. We noemen dat ‘puberchaos’. Opmerkelijk is dat het ze gemakkelijker afgaat als ze iets wél leuk en belangrijk vinden. Uw zoon geeft kennelijk nog minder prioriteit aan de activiteiten die u noemt, én is gewend dat u de planning en organisatie voor hem doet, waardoor hij toch op tijd komt.
„In plaats van steeds bij te springen, kunt u beter energie steken in het samen met hem opzetten van een dagelijkse en wekelijkse planning. Bespreek samen: wat is de beste tijd om zijn schooltas in te pakken? Wat moet hij doen zodat zijn sportkleding gewassen in zijn sporttas klaar ligt? Maak een vaste afspraak over wie zijn broodtrommel vult. En dan ook meteen over wat er met de gebruikte trommel gaat gebeuren.
„Laat hem deze planning op papier zetten. Vindt hij het prettig dat u hem helpt herinneren – ‘heb je je tas al ingepakt, liggen je sportkleren in de wasmand?’ – of wil hij dat u zich er vooral niet mee bemoeit?
„Op deze manier neemt hijzelf de verantwoordelijkheid voor het goed georganiseerd op tijd komen, en ligt die niet meer bij u. Dat betekent dus ook dat de gevolgen voor hem zijn. Complimenteer hem vooral als het gelukt is! Waarschijnlijk lukt het hem niet in één keer. Ga dan niet gestresst helpen zoeken, maar kijk achteraf met hem terug waar het niet helemaal goed ging.
„Deze aanpak is meteen een goed voorbeeld voor de elfjarige, die de kunst kan afkijken.”
Balans zoeken
Tischa Neve: „Dit past helemaal bij de leeftijd. Er is bij die pubers nogal veel in ontwikkeling. Bovendien moeten ze tegenwoordig op die leeftijd al erg veel, én worden ze voortdurend afgeleid door hun smartphones.
„Ik zou niet willen spreken van ‘loslaten’ maar van ‘liefdevolle ondersteuning’. Het gaat om een balans zoeken tussen praktische hulp en uw zoon de gevolgen laten ervaren van zijn eigen gedrag. Praat met hem over wat hij lastig vindt. ‘Wat lukt nog niet, wat heb je nodig? Hoe kunnen we dat organiseren?’ Helpt het als er een wasmand op zijn kamer komt, zodat hij zijn spullen meteen in de was kan gooien? Vraag hem wat u als moeder hierin voor hem kunt betekenen. Maak daar samen afspraken over.
„Laat hem op onschuldige momenten de consequenties ervaren als hij te laat komt, bijvoorbeeld op school of een training. Maar help hem wel als hij te laat dreigt te komen voor een toets, of als zijn team een uitwedstrijd heeft.
„Zie er vooral ook de lol van in. Deze pubers zitten nog zo tussen tafellaken en servet. Het gaat weer voorbij.”
Marga Akkerman is niet-praktiserend klinisch jeugd- en kinderpsycholoog. Tischa Neve is psycholoog en opvoedkundige. Ze is auteur van Pubers zijn leuk!. Ze organiseert webinars over opvoeden, en heeft de opvoedpodcast Even over mijn kind.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Moeder: „Onze 25-jarige zoon begint pessimistisch te worden over zijn kansen in de liefde. Steeds als hij met een vrouw datet, breekt ze het contact na een paar keer af. Soms is hij echt heel teleurgesteld. Zijn houding is inmiddels: ‘Het zal toch wel niks worden.’ Dat lijkt me eerlijk gezegd een selffulfilling prophecy. Het gaat hem verder goed: hij studeert, heeft vrienden, ziet er prima uit. Maar op het gebied van de liefde neemt zijn zelfvertrouwen steeds verder af. Ik vind het ingewikkeld hoe ik hem hierin als moeder kan ondersteunen. Ik wil wel zeggen: ‘Het komt goed’, maar hoe weet ik dat? Ik heb zelf weinig ervaring met een gebroken hart; zijn vader en ik zijn al 33 jaar bij elkaar. Ik wil hem ook niet helemaal uitvragen, dat is mijn rol niet als moeder. Wat is nu de beste koers hier?”
De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Signalen herkennen
Marga Akkerman: „Volgens de ontwikkelingspsychologie is dit de fase waarin men op zoek gaat naar relaties voor de langere termijn. In dat opzicht is uw zoon dus goed bezig. Maar mensen in deze leeftijdsfase hebben niet meer vanzelfsprekend de vaardigheden om contact te maken en te houden. De communicatie via sociale media is toch een andere ervaring dan wat er in werkelijkheid tussen leeftijdgenoten plaatsvindt. Ze zien om zich heen ook minder voorbeelden van hoe je contact leggen kunt aanpakken.
„Ga met uw zoon in gesprek over de manier waarop hij ‘live’ het contact met een vrouw rustig kan opbouwen. Op welke signalen kan hij letten? Kijkt ze weleens naar hem? Wat doet ze als hij in de buurt komt? Heeft hij een goede openingszin? Reageert ze geïnteresseerd of juist niet? Ook zij kan weinig ervaring hebben in het leggen van contacten.
„Laat hij het eerst houden bij small talk waarbij hij met volle aandacht naar haar luistert. Misschien heeft hij het idee dat hij vooral veel over zichzelf moet vertellen om interesse te krijgen? Dat komt vaak voor, maar heeft zelden het gewenste effect.
„En hoe voelt hij zich bij deze vrouw? Zou hij zélf zin hebben in een volgende afspraak? Is ze leuk genoeg om haar telefoonnummer te vragen? Laat hem daar vooral bij stilstaan. Een volgende afspraak is niet verplicht.”
Feedback vragen
Daphne van de Bongardt: „Daten is rommelig en moeilijk, zeker op deze leeftijd. Datingsites maken de pool van mogelijke kandidaten groter, maar verhogen de kans dat je minder gemeenschappelijk hebt dan wanneer je elkaar in eigen kring ontmoet. Bovendien ligt de lat voor een partner hoog tegenwoordig. De apps wekken de suggestie dat het mogelijk is te swipen tot je ‘de perfecte’ vindt.
„In dit complexe samenspel van factoren hoeft het niks te zeggen over uw zoon dat de ander niet door wil met de dates. Er zit iemand tegenover hem met haar eigen zoektocht, wensen en onzekerheden. Tegelijkertijd kunt u hem wel aansporen nieuwsgierig te zijn of hij zelf iets doet waardoor dit proces telkens negatief eindigt. Daar kunt u het als ouders best met hem over hebben.
„Moedig hem ook aan hierover met zijn vrienden te praten. Hoe gaat het daten bij hen? En wat zeggen ze als hij dit vertelt? ‘Je bent een topkerel, gewoon zo doorgaan!’ of: ‘Je verwachtingen zijn ook wel heel hooggespannen’? Vrienden zijn ook hierin belangrijke bronnen van steun en reflectie.
„Mocht het zelfvertrouwen van uw zoon te zeer beschadigd raken, kunt u hem nog voorstellen eens met een professional te gaan praten.”
Marga Akkerman is niet-praktiserend klinisch jeugd- en kinderpsycholoog. Daphne van de Bongardt is hoogleraar relationele en seksuele ontwikkeling, educatie en gezondheid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Op bladzijde 42 van het boek Inge Aanstoot staat een afbeelding van het schilderij The Young Artist. Inge Aanstoot (37) maakte het in 2014, vijf jaar nadat ze was afgestudeerd aan de kunstacademie. Het is een vol, kleurrijk werk, je ziet een draaimolen, paarden tollen rond, op een daarvan zit een vrouw – of dat lijkt maar zo. Veel mensfiguren zweven, soms is alleen een hoofd te zien, dan weer een bloot lichaam, hier en daar zie je een bijl. Hoofden van vrouwen lijken op dat van de kunstenaar: sluik, zwart haar rond een ovaal gezicht met donkere ogen.
Twee jaar eerder, in 2012, was Inge Aanstoot een van de vijftien jonge kunstenaars die uit meer dan tweehonderd inzendingen waren genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. In 2009, de zomer van haar afstuderen, had NRC haar getipt als talent. In 2011 had ze een solotentoonstelling in Galerie Vonkel in Den Haag. Werk van Inge Aanstoot werd in die jaren aangekocht voor de bedrijfscollectie van ING. Ook won ze nog de Piket Kunstprijs voor Schilderkunst en de Sacha Tanja Penning.
En toen kwam 2014. Het was een jaar waarin het haar voor het eerst niet meezat, vertelt ze in Inge Aanstoot. Om in haar onderhoud te voorzien werkte ze in een drogisterij, aan schilderen kwam ze nauwelijks toe. „Ik kon het hele jaar geen fuck doen, behalve heel soms aan dit schilderij werken. Stapje voor stapje, omdat ik altijd aan het werk was om dit atelier te kunnen betalen. Ik verkocht toen net niet lekker, had wel een paar van die grote shows, maar niet echt ontzettende klappers gemaakt. Al die frustratie zit heel erg in The Young Artist.”
Het kunstboek Inge Aanstoot is in april 2025 uitgegeven in eigen beheer, verspreid over 544 pagina’s staat al haar werk van de afgelopen zestien jaar afgebeeld. Het met crowdfunding (en ook nog wat spaargeld) betaalde boek is een samenwerkingsproject met Auke Triesschijn, een ontwerper met wie ze al bevriend is sinds de middelbare school. Hij heeft het boek vormgegeven en haar geïnterviewd over haar werk en haar leven, ook die gesprekken staan in het boek.
Foto Hedayatullah Amid
We zijn in haar atelier, het vuistdikke boek ligt op tafel. Aan een muur hangt het schilderij waar ze mee bezig is. Het is groot, dat zijn haar schilderijen meestal – The Young Artist meet 2 bij 2,5 meter. En al die schilderijen vertellen verhalen, al zou je niet weten waar die verhalen dan exact over gaan: er gebeurt van alles tegelijk. Vaak zijn er historische figuren aanwezig – wetenschappers, kunstenaars, schrijvers, keizerinnen, maîtresses. Niet dat je ze herkent, maar je ziet het andere tijdperk aan hun kleren of hun kapsel. De schilderijen zijn figuratief en hebben felle, vrolijke kleuren, als je beter kijkt zijn ze vaak aangrijpend of licht verontrustend.
Je boek is een samenvatting van zestien jaar kunstenaarschap. Hoe kijk je terug op je begintijd?
„Ik herinner me hoe ik van de academie kwam: ik had geen idee hoe je dingen aanpakt. Een netwerk? Ik wist niet wat dat was. Later begrijp je: dat is iedereen die je ontmoet en die je ooit nog een keer kan bellen. Maar als je van de academie komt dan is het: je moet een netwerk hebben, je moet een portfolio hebben, je hebt een galerie nodig, daar kan je niet zomaar aankloppen, dus zorg dat je zichtbaar bent. Het is allemaal heel zwaar. Je denkt: er is een lijstje met regels waar ik aan moet voldoen. Maar hoe, dat kon niemand me uitleggen.”
Foto Hedayatullah Amid
Wat deed je dan wel?
„Ik had de drang om dingen te maken, dus ik besloot: laat ik maar veel gaan werken en proberen die schilderijen op zoveel mogelijk toffe plekken te laten zien. En ik heb toen enorme mazzel gehad. Ik kwam met mijn afstudeerwerk in de krant, ik weet nog dat ik naar de kiosk holde en meteen tien kranten kocht. Daarna mocht ik dat werk laten zien in een galerie. In een groepstentoonstelling, dat was leuk. Later belden ze me: ze hadden een tentoonstelling die niet doorging, of ik die plek soms wilde. Bij die galerie hebben ze me toen uitgelegd hoe je de prijs van een werk bepaalt, dat wist ik ook niet. Het is lengte maal breedte maal factor, waarbij factor staat voor je ervaring en/of gewonnen prijzen.”
Ik bedoel ook: kwam je van de academie met een droom?
Ze lacht. „Natuurlijk. De droom was: een wereldberoemd kunstenaar worden. En naarmate je erachter komt hoe de kunstwereld werkt, denk je: ik ga er wel komen. Ik werd genomineerd voor de Koninklijke Prijs. Toen hing ik in het Paleis op de Dam en praatte over mijn kunst met koningin Beatrix. Later won ik nog twee prijzen.”
Dus het begin viel samen met je droom.
„Ja, al was het toen ook al: klimmen, dalen, klimmen, dalen. En daarna pakte het niet door. Of ik pakte zelf niet door. Of de wereld zag het anders. Het is een beetje blijven hangen. En natuurlijk denk je als kunstenaar dat je goed werk maakt, want anders maak je het niet. Dus denk je ook: het is onterecht. Of het is wel terecht, denk je als je twijfelt of je draai niet kunt vinden. Maar je moet erin geloven en jezelf meten aan de groten. Als je niet de drijfveer hebt om de beste te worden, dan ga je ook niet de beste worden. Natuurlijk: er is niks subjectiever dan kunst, om de beste in te worden. Maar je wilt wel steeds beter werk maken.”
Foto Hedayatullah Amid
Hoe blijf je daarin geloven? Wat is je drijfveer?
„Ik ben meer gaan inzien dat hoe goed kunst is, niet altijd te maken heeft met succes. Of met hoe het verkoopt. Als ik veel wil verkopen, moet ik kleiner gaan werken. Meer nadenken over wat mensen aan de muur willen. Of wat musea het liefst willen laten zien. Maar als je het over een andere boeg gooit omdat je wilt verkopen, dan verkoop je ook je vrijheid. En als kunstenaar ben je bezig – althans ik ben bezig – met alles behalve verkoopbaarheid. Mijn werk gaat over hoe subjectief verhalen zijn, het ligt er maar aan hoe een verhaal wordt verteld, wie dat precies doet en wanneer. Ik vertel ook nooit één verhaal, het zijn verschillende gedachten, verhalen en ideeën die de revue passeren en die ik aan elkaar koppel, om te kijken hoe ze elkaar versterken. Zo wil ik je helpen om anders te kijken: kijk verder dan je neus lang is, laat ik zien. Dat is waar ik denk dat mensen beter van worden – waar de wereld beter van wordt. Voor mij is dat een groter doel dan dingen verkopen.
„Maar goed, de droom blijft natuurlijk dat wereldwijd wordt gezegd: oh, díé Inge Aanstoot. Had ik er maar geld voor, wat is dát werk duur geworden. Of whatever. Maar het is niet zo dat ik geen erkenning krijg, hè. Ik kan een boek crowdfunden, bijna tweehonderd mensen hebben het gekocht zonder dat ze wisten hoe het zou worden.”
Wat is het belang van het boek?
„Als je terugkijkt, zie je wat je deed en waarom. En toen ik dat zag, dacht ik: ik ben toch echt wel met goeie, toffe dingen bezig. Er zitten werken tussen die niet zo interessant waren als ik dacht. Of toch niet zo goed gelukt zijn. Maar dankzij het boek heb ik op een rijtje kunnen zetten waarom ik dit ook alweer doe. Ik weet weer waar ik heen wil en ik weet hoe dat moet.”
Foto Hedayatullah Amid
Is het ook een kantelmoment? Van jong talent ben je nu een mid-career artist.
„Zo voelt het wel. Er is iets op zijn plek gevallen. ”
Iets? Wat is iets?
Ze lacht. „Dit is waarom ik schilder en niet schrijf. Het is denk ik: iets wat je probeert te bereiken, dat je dat bereikt hebt. En dat is niet concreet als in: dit keer is de compositie gelukt. Of: het is me gelukt al mijn werken in een boek te krijgen. Ik heb bij het boek het gevoel dat ik ook heb als een schilderij een sleutelwerk blijkt te zijn. Vaak begint dat met een gevoel – en kun je het pas later verklaren. Bijvoorbeeld dat je op zoek was naar een bepaalde manier van je uitdrukken en dat is dan gelukt. Het wordt niet altijd concreter dan dat, het is ook allemaal heel persoonlijk natuurlijk.
„In het boek komt goed naar voren waar het in mijn werk over gaat: dat alles met alles verband houdt en dat ik je uitnodig naar die verbanden op zoek te gaan. Als je dingen met elkaar verbindt, dan maakt dat het leven minder plat, zeg maar. En ik weet: ik ga de wereld niet veranderen met een schilderij. Maar misschien dat ik met een werk wel iemands leven een beetje beïnvloed.”
Inge Aanstoot heeft nog steeds een bijbaan, maar niet meer in een drogisterij. In Museum Escher in Het Paleis in Den Haag leidt ze klassen rond. „Dan vertel ik hoe je naar kunst kan kijken. Of hoe een paleis werkte.”
Escher maakte heel ander werk dan jij.
„Absoluut, zuiver esthetisch heeft het geen zier met elkaar te maken. Maar als je er meer over leest, dan kom je erachter: ook bij hem draait het om verwondering, om anders kijken. En die lessen kunnen over van alles gaan hè: over perspectief, over hoe prenten gemaakt worden. Ik vertel ook graag over de context van de geschiedenis: wat was er in die tijd allemaal anders. Je vertelt dingen, laat mensen nadenken – precies wat ik in mijn werk ook doe. Je zo enthousiast maken dat je meer wilt weten: dáár gaan mijn schilderijen over.”
Die bijna altijd heel groot zijn. Waarom is dat?
„Bij kleiner werk moet je meer een keuze maken in wat je wilt vertellen. En ik vind groot schilderen fijn, er zit een gebaar in. Maar goed, qua verkoop is het vaak niet een goeie zet.”
Foto Hedayatullah Amid
Ook ‘The Young Artist’ uit 2014 is niet verkocht. Als je nu kijkt naar dat werk van jou als beginnend kunstenaar, wat zie je dan?
„Ik zie een lekker geschilderd, extreem werk waar ik nog steeds heel blij mee ben. Het is een vreemd narratief, waar iedereen iets anders uit kan halen. Maar bij iedereen zal het onderbuikgevoel ongeveer gelijk zijn: druk, vreemd, mensen met bijlen, je kan er heel associatief doorheen. Ik snap eigenlijk niet dat het nog steeds niet is verkocht. Maar dat heb ik vaker haha.”
<dmt-util-bar article="4896255" data-paywall-belowarticle headline="Inge Aanstoot: ‘De droom blijft dat ze zeggen: oh, díé. Had ik er maar geld voor’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/06/09/de-droom-blijft-dat-ze-zeggen-oh-die-had-ik-er-maar-geld-voor-a4896255″>
Aan autonamen is te zien dat fabrikanten niet meer weten waar hun handelswaar voor staat. De design-suv’s van nu heten Mokka, Capri of Grandland, kolder. Het Chinese BYD noemt een Tesla-concurrent Seal, van Zeehond. Terwijl er ooit verband was tussen titel en product, model en samenleving. Een Citroën met voorwielaandrijving heette Traction Avant, een kleintje Mini. De autonaam benoemde je plaats in de wereld: Kadett voor de gewone man, Admiral voor de rijken. Aziatische en Amerikaanse merken noemden limousines Grandeur, Crown, Century of President, een droom-Cadillac Eldorado. Van die feodale romantiek is weinig over. Westerse elitefabrikanten kozen voor koele cijfers of lettercodes: BMW 5-serie, Mercedes S-klasse. En de mindere goden gingen leuk doen. De nieuwste kleine BYD noemt zich Dolfijn.
Zoom in voor details van de Dacia BigsterKlik op de punten voor uitleg over de details
Dacia herenigt wat je ziet en wat je krijgt. De Bigster, vetste Dacia ooit, hoeft alleen maar groot te zijn voor weinig geld. Daar gaat een budgetmerk tenslotte over. Het topmodel met 155 pk hybride aandrijflijn kost 39.200 euro. Daarvoor koop je wat bij Franse concurrenten tien- en bij de Duitsers 20.000 euro meer kost, en hij is er vanaf 31.000 euro. Zo enorm als hij lijkt, is hij trouwens niet. Met een lengte van 4.57 meter en een voor een suv bescheiden breedte van 1.81, relaxed in parkeergarages die je met twee meter brede mode-suv’s gaat mijden, blijft hij keurige middenklasse. Zo ontkracht hij gewiekst de stigma’s van zijn genre. Dacia maakte hem niet te dik en met zijn net geen 1.400 kilo niet te zwaar, zodat hij haast zo zuinig werd als de kleinere hatchback die je bij Opel of VW hetzelfde of meer had gekost – 1 op 20 is doenlijk. Dacia heeft er alles aan gedaan om een must-have van hem te maken. De stijl is ondanks de schaalvergroting goed gelukt. De neus met de onderbroken horizontale streep doet denken aan de gigantische elektrische Hummers in de VS, maar de klunzigheid van de dikke spatbordbeschermers maakt hem tot een vertederende macho. Zo lief hoe dat Roemeense buurthuis zo hoog op de poten zo laagdrempelig staat te zijn. Hij is een boomhut op wielen, machtig kinderavontuur.
Binnen zet Dacia stappen voorwaarts door de klok terug te draaien. Het draait de premium-aanstellerij van het belevingsterrorisme ferm de strot om door gewoon weer mooi genoeg te maken. De materialen zijn degelijk maar simpel. De stoffen bekleding is zwart, het plastic van het dashboard en de deurpanelen nette armoe. De onopgesmuktheid is bevrijdend. In veel auto’s voel je je clochard in een paleis. Hier ben je meteen thuis en met de pech die arme sloebers overkomt ruikt hij met wat geluk meteen vertrouwd naar jou. Mooi, denk ik van de bekerhouders in de middentunnel, wat een fijn smal randje, daar blijft mijn minibeker pompstationespresso zonder valgevaar in hangen. Dom. De beker zakt er dwars doorheen en dan heb ik mijn eerste testauto met zwembad. Hij ruikt naar Senseo, zei een passagier. Nee, zei ik, hij ruikt naar mijn lot.
Frivole bekledingsaccenten voor het topmodel, verder zijn de stoelen vooral zwart en simpel.
Foto’s Merlijn Doomernik
Nepjuwelen aan een karrepaard
Hoe goed hij ook zit en rijdt, de Bigster is niet perfect. De vensterbank-achtige helling onder de achterste zijruit zag ik herhaaldelijk voor een achteropkomende auto aan, waardoor ik me kapot schrok bij het inhalen. De viercilindermotor bromt naar de maatstaven van nu luidruchtig, al harmonieert de klankkleur met de ruwe bolster van het ouderwetse lastdier dat hij met zijn ongekende laadvolume tot zo’n 1.900 liter is. Van de bijgeluiden onder de vloer hoop je dat ze binnen de garantieperiode escaleren. Bij het topmodel is de luxe én genade én een psychisch ongemakkelijke stijlbreuk met zijn principiële nuchterheid. De hebbedingetjes in de Bigster hangen als nepjuwelen aan een karrepaard. Met gentrificatiesymptomen als een infotainmentdisplay had je bij Dacia leren leven, maar een elektrisch bedienbare achterklep, een elektrisch panoramadak, stuur- en stoelverwarming, een Sound System en deels elektrisch verstelbare stoelen gaan wel héél ver. De audio synthesizert een welkomstgeluidje en het multimediasysteem krijgt online updates, de kleuren heten tegenwoordig deftig Rouge Terracotta of Vert Cėdre, niet normaal meer. Zo barst de Bigster uit de voegen van zijn nederige kaste. Fout chic is hij gelukkig niet geworden. Zie hem als een glampingtent met kacheltje en donzen dekbedden, een veldtocht naar het paradijs. Dit is een auto die naar natte hond mag ruiken. Die zou ik na ondertekening van het koopcontract dan ook direct bestellen.