Saskia Bonjour, universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, herinnert zich een lokaal op haar basisschool in Helmond waar een poster hing van Atatürk, de eerste president van Turkije. „In dat lokaal werd Turkse les gegeven”, zegt Bonjour „En trouwens ook Marokkaanse les, aan kinderen met ouders uit Turkije of Marokko. Destijds was het idee: bij integratie hoort ook dat je stevig geworteld bent in je eigen afkomst.”
In de jaren zeventig en tachtig kreeg iedere minderheidsgroep in Nederland een op maat gesneden integratiebeleid, les in de eigen cultuur en moedertaal was daar onderdeel van. Maar de resultaten van het zogenoemde ‘minderhedenbeleid’ vielen tegen en onder druk van snel stijgende immigratie werd het in de jaren negentig vervangen door een ‘allochtonenbeleid’. De overheid beschouwde migranten voortaan vooral als individuen, die zo snel mogelijk toegang tot woning, werk en onderwijs moesten vinden, net als iedereen.
Het minderhedenbeleid is daarna nooit meer teruggekeerd. „Maar ondertussen blijven we wel cijfers verzamelen over aparte groepen”, zegt Bonjour. „Dat zou misschien nuttig zijn als ze gebruikt worden om beleid te monitoren. Maar er is helemaal geen speciaal beleid voor mensen met een bepaalde migratieachtergrond. Dat is er al een tijdje niet meer.”
Eind vorige maand verschenen de nieuwste ‘Kernindicatoren Integratie’. Daarin verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) elk jaar cijfers over bijvoorbeeld inkomen, opleiding en criminaliteit en maakt onderscheid op basis van ieders geboorteland en dat van de ouders.
De categorieën bij het CBS hebben zich sinds eind jaren negentig ontwikkeld van ‘allochtoon’, naar ‘niet-westerse migratieachtergrond’, tot ‘ten minste één buiten Europa geboren ouder’. Maar in de praktijk zijn het nog steeds ongeveer dezelfde gegevens.
Je vraagt niet aan mensen: ‘voel je je Marokkaan’, maar je haalt dat uit overheidsdata, dat is zeker bij een tweede generatie dubieus
Uit de cijfers blijkt: de verschillen worden kleiner. Vooral de tweede generatie – Nederlanders met ouders die van buiten Europa naar Nederland zijn geëmigreerd – wijkt op de meeste indicatoren steeds minder af van het gemiddelde. Het gaat de goede kant op met de integratie, zou je dus kunnen zeggen. Maar tegelijkertijd laait de discussie over integratie op. Sommige deskundigen vragen zich af of je dit soort cijfers nog wel zou moeten verzamelen.
„Het ingewikkelde is”, zegt Peter Scholten, hoogleraar migratie en diversiteitsbeleid aan de Erasmus Universiteit, „dat we in Nederland gewend zijn geraakt aan CBS-rapporten met daarin mooie lijntjes in grafieken die laten zien: hoe doen de Marokkanen het?”
Scholten erkent dat het CBS de laatste jaren veel heeft verbeterd en vooral in de begeleidende teksten meer nuance heeft aangebracht. „Maar als je een rapport zo opzet en je vraagt niet aan mensen: ‘voel je je Marokkaan’, maar je haalt dat uit overheidsdata, dan is dat zeker bij een tweede generatie met migratieachtergrond toch wel dubieus. Mag je die mensen wel bij de Marokkaanse gemeenschap rekenen?”
VS en VK doen het anders
Andere landen, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten gebruiken het geboorteland van iemands ouders niet in statistieken. Inwoners krijgen in de volkstelling wel de vraag tot welke etnische groep zij zichzelf rekenen. „Maar in Nederland doet de staat dat in feite voor je”, zegt Scholten. „Dat maakt een heel groot verschil.”
Het berekenen van gemiddelden per herkomstgroep, doet bovendien geen recht aan de diversiteit die binnen de groepen bestaat, zegt Bonjour. „Onder Marokkaanse en Turkse Nederlanders bestaan steeds grotere klassenverschillen. Onder Surinaamse Nederlanders bestonden diealtijd al. Wat zegt een gemiddelde dan nog?”
Ook de samenhang met herkomst is niet aangetoond. Zelfs als kinderen met een migratieachtergond bijvoorbeeld vaker op een laag schoolniveau zitten, betekent dat nog niet dat er een verband is tussen een migratieachtergrond en het schoolniveau.
Er kunnen allerlei onderliggende factoren meespelen, zegt Bonjour. „De cijfers die het CBS nu heeft gepubliceerd, zijn onderverdeeld op gender maar verder op geen enkele manier gecontroleerd voor andere factoren. Je weet bijvoorbeeld niets over opleiding van de ouders. Terwijl onderzoek heeft laten zien dat dát de belangrijkste voorspeller is voor het schoolniveau van kinderen. Als je daarvoor zou corrigeren, wat blijft er dan nog over van het verschil?”
CBS-demograaf Ruben van Gaalen benadrukt in een reactie dat de nieuwste cijfers slechts een tussentijdse update zijn, op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken. Hij verwijst naar de tweejaarlijkse ‘Rapportage Integratie en Samenleven’ die volgend jaar weer uitkomt, waarin wel voor bepaalde factoren wordt gecorrigeerd. Maar ook dat rapport stelt de ongecorrigeerde ‘bruto’ cijfers centraal.
Van Gaalen erkent dat een groot deel van de verschillen tussen groepen verdwijnen als je corrigeert voor onderliggende factoren. „Maar het feit dat je het kan verklaren met andere factoren, betekent niet dat de bruto verschillen niet belangrijk zijn.”
Hij vergelijkt het met cijfers over de gender pay gap, het fenomeen dat vrouwen bij gelijk werk gemiddeld minder verdienen dan mannen. Dat verschil wordt kleiner als je voor bepaalde factoren corrigeert, zoals leeftijd, opleiding en het soort werk dat mannen en vrouwen hebben. „Maar toch willen we daarnaast ook het ongecorrigeerde verschil in salaris weten”, zegt Van Gaalen.
Lees ook
De VVD-motie over Nederlanders met een migratie-achtergrond toont nieuwe harde lijn, maar is ook intern omstreden
‘Westers’ versus ‘niet-westers’
Het CBS heeft de eigen integratiestatistieken vier jaar geleden geëvalueerd met wetenschappers en andere deskundigen. Dat heeft er onder andere aan bijgedragen dat het onderscheid ‘westers’ en ‘niet-westers’ is komen te vervallen. Maar verder was er volgens Van Gaalen een brede consensus dat dit soort cijfers zinvol zijn. „Het is te makkelijk om te zeggen: meet het maar niet, want het is niet perfect.”
„Ik ben op zich een van de mensen die voorstander is van het verzamelen van cijfers”, zegt Bonjour. „Want als je goed voor onderliggende factoren corrigeert, kun je ze ook gebruiken om racisme en discriminatie zichtbaar te maken. Neem de oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond in de strafketen. Terwijl sommigen dat interpreteren als een probleem met die groep mensen, zou je je ook kunnen afvragen of er iets mis is met de strafketen.”
In het woord integratie zit altijd een verwijt. Het is voor mensen met een migratie-achtergrond een herinnering dat je er toch nooit bij hoort
Die vraag wordt nu niet vaak genoeg gesteld, vindt Bonjour. „In het woord integratie zit altijd een verwijt. Het is voor veel mensen met een migratieachtergrond een herinnering dat je er toch nooit bij hoort.”
Na de Maccabi-rellen in november vorig jaar diende VVD-Kamerlid Bente Becker een motie in om naast de CBS-cijfers, óók gegevens over „culturele en religieuze normen en waarden” van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden. Wat blijkt: het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) houdt dat soort cijfers al sinds 2006 bij. Dat laat zien dat Becker „niet echt in het antwoord geïnteresseerd is”, zegt Bonjour.
Maar wat Bonjour vooral opviel, was het weerwoord dat de motie kreeg. „Dat was nu zoveel sterker dan aan het begin van deze eeuw. Er zijn nu, meer dan toen, Nederlanders met een migratieachtergrond die op allerlei plekken in de samenleving een stem en een plek hebben. En die mengen zich in dat debat.”
Lees ook
Integreren voelt sinds ‘Gaza’ voor sommigen mislukt: ‘In Nederland betekent het vooral: lever een stukje in van jezelf’
Schrijver en cultureel antropoloog Sinan Çankaya was een van de mensen die zich afgelopen jaar uitsprak in het opnieuw opgelaaide integratiedebat. „Fuck integratie” zei hij in april in een interview met NRC. „Ik wil mij niet in integratie wurmen, dit hele denken moet juist opgeblazen worden.”
Eerder dit jaar verscheen zijn nieuwste boek Galmende geschiedenissen, waarin hij zijn persoonlijke ervaring als buitenstaander in Nederland verbindt met onderwerpen als antisemitisme en islamofobie.
‘Neokoloniaal’
Op de nieuwe cijfers van het CBS over integratie reageert hij, desgevraagd, kritisch. „Er worden allerlei statistische gemiddelden geproduceerd en op basis van die cijfers krijg je een soort modelburger.” Die modelburger is niet „etnisch neutraal”, zegt Çankaya, omdat de witte middenklasse in de gemiddelden sterker is vertegenwoordigd. Integratie noemt hij daarom een „neokoloniaal beschavingsoffensief waarin de ander zich moet aanpassen aan de rest”.
„Ik wilde barbaars blijven”, was de titel van het essay dat communicatiestrateeg en journalist Rachida Azough afgelopen februari schreef voor de Groene Amsterdammer. „Als iemand mij complimenteerde met mijn integratie – vroeger aan de orde van de dag – dan articuleerde ik vriendelijk doch beslist de woorden: nee, dank u, liever niet.”
In 2004 onthulde Azough in de Volkskrant dat VVD-minister Rita Verdonk opdracht had gegeven voor een onderzoek naar de culturele en religieuze integratie van minderheidsgroepen, volgens de zogenoemde ‘vignettenmethode’. Een panel zou de integratie van zo’n honderd fictieve ‘allochtonen’ beoordelen, op basis van acht verzonnen persoonskenmerken.
De impact van die onthulling vond Azough teleurstellend. Het onderzoek werd weliswaar ingetrokken, maar leidde indirect tot het eerdergenoemde onderzoek dat SCP sinds 2006 uitvoert. „Het is wrang dat het weerwoord pas afgelopen jaar, na de motie van Becker, zo sterk hoorbaar werd.”
De nieuwe cijfers van het CBS „kunnen in theorie in goede handen tot goed beleid leiden”, zegt Azough. „Maar wij hebben geleerd beleid vooral te wantrouwen. Als je zegt: zonder deze cijfers geen integratiedebat, maar ook geen beleid. Dan kies ik daar volmondig voor.”
Wat laten de ‘Kernindicatoren Integratie’ zien?
Uit de cijfers die CBS eind vorige maand publiceerde, blijkt dat de verschillen de afgelopen jaren kleiner zijn geworden. Onder de tweede generatie – Nederlanders van wie de ouders van buiten Europa naar Nederland zijn gemigreerd, steeg het schoolniveau en het inkomen de afgelopen jaren sneller dan gemiddeld. Het aantal bijstandsontvangers en werklozen dáálde juist sneller.
De arbeidsparticipatie van Nederlanders van wie de ouders buiten Europa geboren zijn, is inmiddels zelfs hoger dan gemiddeld.
