Waarom is Nederland zo verrechtst? Drie schrijvers zoeken naar een antwoord

Ruim een half jaar na de verkiezingsoverwinning van de PVV in november 2023 lijkt Nederland af te stevenen op een uiterst rechtse regering. Hoe valt dat te verklaren en welke conclusies zijn eraan te verbinden? Ligt de oorzaak van de omwenteling in de eerste plaats bij de burgers of eerder bij de politiek? Gaat Nederland dadelijk de kant op van het Hongarije van de populistische leider Viktor Orbán, een land dat mensenrechtenorganisatie Freedom House qua democratisch verval rangschikt tussen Niger en El Salvador? Of signaleert het premierschap van de Haagse insider Dick Schoof, de Shere Khan onder de vergadertijgers, juist de voortzetting van de Nederlandse polder met andere middelen?

Politicoloog Tom van der Meer voorziet het laatste. Hij houdt ook in zijn nieuwste boek Waardenloze politiek het hoofd koel. ‘In Nederland hoeven we niet te vrezen voor tanks, tractoren of tomaten gooiende klimaatbezorgden die de democratie met geweld omverwerpen. Ook hoeven we niet te vrezen dat een minderheid op democratische wijze de meerderheidsmacht pakt en vervolgens de democratie naar eigen hand zet. De democratische assertiviteit van de kiezers, de kwaliteit van het bestuur en de integriteit van de politiek zijn daarvoor te groot. Onze instituties dwingen tot openheid en samenwerking,’ schrijft hij in een bedachtzame, instructieve analyse van de laatste verkiezingen die verplicht leesvoer voor journalisten zou moeten zijn.

Democratie is nou eenmaal conflict, zet Van der Meer uiteen. Dus het heeft geen zin om te schrikken van een drastische verkiezingsuitslag. Van der Meer duidt de uitslag als een correctiemechanisme. Als er in een democratie geen stevige woorden vallen is er veel meer reden om je zorgen te maken, want dan zijn de burgers murw geslagen of de politici aan het samenzweren.

De correctie was voorspelbaar, bekeken vanuit de aanhoudende oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden – met nagenoeg alleen maar academici in het parlement, waarin een belangrijk deel van de bevolking zich onvoldoende herkent. Maar om iets te snappen van de huidige politieke verhoudingen helpt het wel om te zien dat democratisch conflict zich op verschillende niveaus voltrekt.

Gedoe over poppetjes

De meeste mensen krijgen politiek mee via nieuwsprogramma’s en talkshows op televisie. Maar de journalistiek neigt daar naar ‘sportverslaggeving’ (Van der Meer). Wie ‘de grootste’ wordt of wie ‘moet aftreden’ zet de toon. ‘Peilingen zeggen niks, maar..,’ is een terugkerende eerste zin onder politieke verslaggevers, waarna ze minutenlang praten over die nikszeggende peiling. Onder het gedoe over poppetjes, namen en rugnummers spelen andere conflicten: over politieke keuzes, over waarden en normen, over de vraag waar de democratie eigenlijk voor bedoeld is. Hoe minder die onderliggende patronen tot uitdrukking komen, hoe groter de kans dat radicale partijen teleurgestelde burgers weten te mobiliseren, constateert Van der Meer.

Dat is vooral de schuld van de politiek zelf. Het staat buiten kijf dat de middenpartijen de strijd rond veel maatschappelijke conflicten veronachtzaamd hebben. Zo sloten VVD en PvdA nog niet heel lang geleden een pact over inkomen en D66 en CDA wat recenter over stikstof. De middenpartijen begonnen dus op elkaar te lijken, dat kwam niet alleen terug in de kleding en taal van hun steevast hoogopgeleide woordvoerders, maar ook in het soort zorgen en problemen waar ze het wel en niet over wilden hebben. Zo constateert Van der Meer dat als de liberalen en de sociaal-democraten arm in arm lopen, of als milieubeschermers en de boerenpartij samen in bed duiken, we niet raar moeten opkijken dat aan de randen van het politieke spectrum de ene na de andere partij ontspruit om het volk te redden van de elite. Denk aan BBB, NSC, FVD, PvdD, Volt en nog veel meer.

En er is nog een onhebbelijke manier om serieuze maatschappelijke conflicten zoek te maken. De Nederlandse politiek houdt van bestuurlijke oplossingen. Compromissen heten onvermijdelijk. Er is ook altijd haast. Welke politicus je het ook vraagt: de tijd dringt! Niet te veel keuzes bespreken, want voor je het weet wil het volk meedenken. Beter is door overleg in commissies tot oplossingen te komen. Technocratie heet dat ook wel, zo beschrijft Van der Meer. Ook de laatste jaren zijn grote dossiers, zoals klimaat of corona, vooral buiten de politiek behandeld. Door bijvoorbeeld de Europese Unie, door overleg ‘in de polder’, door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Waarna de volksvertegenwoordiging de keuzen mag goedkeuren.

Zo ontstaat niet alleen ruimte om beeldvorming over asielzoekers het dominante thema van verkiezingen te maken, maar klinkt de kritiek van Geert Wilders dat sprake is van een ‘nepparlement’ nog bijna geloofwaardig ook. Vanuit dat perspectief lijkt het ironisch dat de populist Wilders nu namens het volk carrière-ambtenaar Dick Schoof tot premier maakt. Wat hebben Henk en Ingrid nou aan de zoveelste maatpakman? Maar van een afstand gezien hebben zowel technocratie als populisme een broertje dood aan serieus weerwerk. Wilders en Schoof zullen elkaar vinden in de opvatting dat burgers er zijn om naar hen te luisteren. Opkomen voor de gewone man is iets anders dan hem aan het woord laten.

Daarmee lijkt het lot van de nieuwe regering misschien ook wel meteen bezegeld. Want het onderdeel luisteren is in ons democratisch repertoire inmiddels danig ondergeschikt geraakt. (Van der Meer spreekt over ‘assertiviteit’.) De meerderheid van de burgers is niet meer benieuwd naar hoe een politicus mislukt beleid uitlegt: men kiest de volgende keer gewoon voor een andere partij. Een kleiner, maar wel luidruchtig deel van de burgers zet vooral de eigen mening kracht bij, door veel meer dan vroeger te demonstreren, of door een grote mond te geven op straat, in het openbaar vervoer, bij de dokter of op ‘de socials’ natuurlijk. En er is een groeiende groep mensen die zelf graag een stuk serieuzer genomen wil worden door de overheid, men wil dat juist het bestuur eens luistert.

Namens die laatste groep schreef Volkskrant-journalist Kustaw Bessems een knisperende kritiek op het functioneren van de staat. Want niet alleen de politiek maar ook de bureaucratie heeft het erbij laten zitten de afgelopen jaren. Het boek Stuurloos is de weerslag van een serie podcasts die Bessems eerder maakte met goed ingevoerde critici van de publieke zaak over bijvoorbeeld het toeslagenschandaal, het coronabeleid en de stilte die daarna inviel, de overdaad aan consultants die ministeries inhuren en het gebrek aan ruimte dat burgerinitiatieven krijgen.


Lees ook
Hoe de PVV van Wilders naar het centrum van de macht schoof

Geert Wilders (PVV) vertelt de pers dat er een onderhandelaarsakkoord is tussen de PVV, VVD, NSC en BBB.

Stuurloosheid

Laat het idee los dat de overheid een bedrijf is en geef de burgers meer zeggenschap, concludeert Bessems. Nou is er inmiddels een Bibelebontse berg aan boeken over de overheid die ‘impotent’ of ‘kil’ (Bessems) onze publieke voorzieningen beheert, waar het respect voor burgers en cliënten verloren gaat doordat beleidsmakers veel status hebben maar de mensen die het beleid uitvoeren niet. Terwijl Nederlanders ondertussen in meerderheid toch tevreden zijn over hun leven, hun zorg, hun psychisch welzijn. Dus de klacht over stuurloosheid van de overheid heeft iets tijdloos.

Maar de toegevoegde waarde van het boek schuilt erin dat Bessems zeer goed geïnformeerd is, een eigen en vooral ook lichte toon heeft (‘Als kinderen werden we bij ons thuis al aangemoedigd voor te dringen in een rij’ ) en de lezer al schrijvende deelgenoot maakt van zijn groeiende verbazing dat hij door al dat tobben over de verzorgingsstaat van een vrolijke liberaal een gemeenschapsdenker is geworden. ‘We zullen nooit weten of burgers zich minder verweesd hadden gevoeld als het bestuur sinds de verzuiling meer oog had gehad voor nieuwe maatschappelijke verbanden, maar ik kan het me zo goed voorstellen. We zullen nooit weten of er misschien minder onvrede was geweest als in het immigratiebeleid verder vooruit was gekeken, maar ik vind het aannemelijk. We zullen nooit weten of het onbehagen iets minder grillig naar buiten was gekomen als de overheid zich niet had verschanst achter gezichtsloze uitvoeringsfabrieken, maar ik geloof dat.’

Of meer ruimte en respect voor burgers en praktijkmensen deze ruk naar uiterst rechts had kunnen voorkomen blijft een vraag. Zoals onderzoek liet zien zette het idee dat Nederland veel meer immigranten heeft dan andere landen de toon tijdens laatste dagen van de verkiezingen (in werkelijkheid bevindt Nederland zich in de Europese middenmoot.) Het ging kiezers vooral om het verlangen naar culturele homogeniteit. Dan is het niet alleen van belang om het serieuze conflict in de democratie in ere te herstellen, zoals Van der Meer wil. Of om de overheid aan te passen aan de verlangens van de moderne burger, zoals Bessems wil. Het is ook van belang om wat langer stil te staan bij wat extremisme is.


Lees ook
De politiek is het probleem, niet de oplossing, vinden veel burgers

Protest  tegen premier Mark Rutte en „zijn WEF-bende”.   Complottheorieën worden door de NCTV als risico gezien.

Polarisatie is niet van gisteren

In Grootste gedachten brengt de historicus Hans Schoots de extremisten in beeld die de parlementaire democratie afwezen. Allerhande denkers, activisten en terroristen spiegelden de afgelopen eeuw de bevolking de ‘hemel op aarde’ voor, zoals Schoots het noemt. Mits eerst even afgerekend werd met de democratie.

Schoots’ boek maakt scherp duidelijk dat boosheid en activisme bij de samenleving horen, dat de polarisatie waarmee Wilders nu ‘het land terug aan de Nederlanders wil geven’ zeker niet van gisteren is. Schoots beschrijft levendig het fascisme van de Leidse filosoof Bolland en de schrijver-activist Erich Wichmann in de jaren twintig. Hij voert uit de jaren dertig communistische spionnen op, zoals de stadsbeeldhouwer van Amsterdam Hildo Krop en Han Pieck, de broer van de beroemde tekenaar Anton Pieck. Ze doen koerierswerk voor de Russische geheime dienst, in de overtuiging het arbeidersparadijs dichterbij te brengen. Krabbelaars zijn het. De NSB van Anton Mussert heeft van meet af veel meer leden en kiezers dan de linkse radicale partijen. Fascisten met het verlangen naar etnische zuivering nemen in de vooroorlogse jaren het straatgeweld voor hun rekening, gericht tegen ‘schreeuwkunst’ en ‘jodentheaters’.

Maar eigenlijk zou de conclusie van het boek moeten zijn dat het belijden van extremisme op zich niet veel zegt. Veel belangrijker voor een democratie dan wat activisten aan antiparlementairs roepen of wat politici over ‘de rechtstaat’ beloven, is het concrete gedrag dat parlementariërs en ambtenaren tonen. Hitler, Mussolini, Poetin en Erdogan kwamen min of meer democratisch aan de macht, zoals Schoots ook opmerkt. Daarna overstemde de sterke leider de democratie met nationalisme. Het Poolse PiS begon een paar jaar geleden als gewone conservatieve partij, legaliseerde daarna discriminatie van homo’s en brak kantjeboord het pluralisme af.

In Nederland lijkt dat nagenoeg onmogelijk, want partijen moeten coalities vormen en altijd water bij de wijn doen. Wie in de Tweede Kamer een meerderheid heeft, heeft deze zelden in de Eerste Kamer. Maar in landen met populistische regeringen rot de vis vanaf de kop, stelt Van der Meer. Eerst hier en daar een tandje minder – met de vrije pers, met de wetenschap en met de rechtspraak. En pas gaandeweg het kiesstelsel wijzigen ten faveure van de regering. Het belangrijkste wat daarvoor nodig is, zijn verantwoordelijke mensen die meebewegen, zoals conservatieve politici die het conflict met radicaal rechts willen vermijden. Of in de terminologie van Bessems: leiders die liever niet het eigen gelijk óf ongelijk onderzoeken.