Waarom de ‘motor van de Europese economie’ hapert

Als iets al lang bestaat en volstrekt vanzelfsprekend is, vergeet je soms het belang ervan. En ook dat zoiets soms onderhoud vergt. Het is hoe een EU-diplomaat verklaart waarom het in Brussel doorgaans zo weinig gaat over de Europese interne markt. En waarom dat wel zou moeten.

Er is weinig aan de moderne Europese Unie zo vanzelfsprekend als de interne markt, die sinds 1993 vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal garandeert. Doel was ooit concurrentie en groei aan te jagen, terwijl zwakkere regio’s extra moesten worden ondersteund om mee te komen in de groeiende Europese welvaart.

De vanzelfsprekendheid ervan toont volgens velen het succes. De interne markt wordt wel gezien als de motor van de Europese economie. Maar terwijl de economie kwakkelt en worstelt in de concurrentie met de Verenigde Staten en China, groeien in Europa wel zorgen: werkt de interne markt nog wel naar behoren? En hoe krikt de EU haar concurrentievermogen op? Europese bedrijven komen maar moeilijk mee in de mondiale race – zie bijvoorbeeld de Duitse auto-industrie, die het hard aflegt tegen Chinese concurrenten.

Het zijn onderwerpen die niet alleen donderdag, tijdens een EU-top, op tafel liggen in Brussel, maar ook de komende maanden de Europese discussie gaan beheersen. Een voorschot is een uitvoerig rapport dat de Italiaanse oud-premier Enrico Letta donderdag aan Europese regeringsleiders presenteert en waarin hij gedetailleerd uiteenzet waar de interne markt hapert. Later deze zomer volgt nóg een rapport van een Italiaanse oud-premier, Mario Draghi, waarin ook hij adviezen zal geven over het versterken van de Europese concurrentiekracht.

Een eenduidig antwoord heeft de EU nog niet. Maar langzaam wordt een analyse van het probleem wel duidelijker. Dit zijn de plagen van de Europese interne markt.

Geoliede markt

De theorie is zo mooi: een Nederlands bedrijf in windschermen moet die zonder problemen ook in Bulgarije kunnen verkopen. Maar in de praktijk stuiten ondernemers vaak op allerlei barrières waardoor de geoliede markt toch een stuk minder soepel draait. Bijvoorbeeld omdat gezamenlijk afgesproken EU-regels niet overal op dezelfde manier worden doorgevoerd en Brussel onvoldoende doet om daartegen op te treden.

Letta wijst erop dat een eventuele (juridische) actie van de Commissie lang op zich laat wachten en eventuele boetes onvoldoende afschrikwekkend werken. Tegelijk groeit in veel EU-landen ook de ergernis dat er inmiddels wel heel véél EU-regels zijn waar bedrijven zich aan moeten houden. „Steeds als we een probleem zien, bedenken we een nieuwe regel – zonder rekening te houden met hoe dat bij elkaar optelt”, verzucht een EU-diplomaat.

Het sluit aan bij de bredere roep in Europa om het snoeien in ‘red tape’: bureaucratie. Regeringsleiders roepen de Commissie donderdag – niet voor het eerst – op de administratieve lasten voor bedrijven significant naar beneden te brengen. Makkelijk is die opgave nooit. Een kernonderdeel van de Europese interne markt is immers dat er op steeds meer vlakken wél Europese regels zijn, juist om bedrijven eerlijk te laten concurreren en om gezamenlijke doelen, zoals CO2-reductie, te bereiken.


Lees ook
Kan de Europese economie de Amerikaanse nog wel bijhouden?

Bouwterrein in het Noord-Duitse Dithmarschen, waar de Zweedse batterijmaker Northvolt een fabriek gaat neerzetten – met door Brussel goedgekeurde staatssteun, om tegenwicht te kunnen bieden aan de concurrentie met China.

Europees geld naar VS

Nog altijd zijn een paar cruciale onderdelen van de Europese economie nationaal geregeld: telecommunicatie, energie en de financiële sector. Dat moet veranderen, vindt niet alleen Letta, maar ook een groeiende groep EU-landen. Bijvoorbeeld omdat de energiecrisis heeft laten zien hoe cruciaal voldoende en betaalbare energie is voor de concurrentiekracht van de EU en de energietransitie alleen kan slagen als EU-landen hun markten verder integreren.

Maar meer nog groeit in de EU de wrevel over het gebrek aan één Europese markt voor privaat kapitaal. Er is in Europa best wat privaat spaargeld, maar dat beleggen in een project of fonds elders in de EU blijkt vaak erg lastig. Het gebrek aan één Europese kapitaalmarkt betekent dat veel van het private Europese kapitaal uitwijkt naar de Verenigde Staten, waar de kapitaalmarkt wel goed geïntegreerd is – volgens schattingen jaarlijks zo’n 300 miljoen.

Dat oplossen is geen makkelijk karwei, onder meer door verschillende wetgeving rond faillissementen, vennootschappen en schuldafwikkeling. Veel lidstaten willen daar liever geen Brusselse bemoeienis mee, of althans: niet als het al te veel afwijkt van hoe zíj het doen. Deze donderdag roepen regeringsleiders nog eens op nu écht werk te gaan maken van de kapitaalmarktunie.

Staatssteun

Om mondiaal mee te concurreren lijkt er tegenwoordig weinig anders op te zitten dan fors de portemonnee te trekken: in China en de VS worden immers tientallen miljarden aan staatssteun in de economie gestoken. Maar kan de EU die race wel winnen? En wat doet dat met de interne markt?

Kleine landen als Nederland vrezen dat die flink uit balans schiet, als Frankrijk en Duitsland wel de ruimte krijgen flink uit te geven. Maar tegelijk voelt Den Haag er niks voor om de uitgaven dan maar Europees te doen – want dan zou ook Nederland flink in moeten gaan leggen.

Letta stelt een soort compromis voor: het handhaven van strenge staatssteunregels, maar tegelijk meer instrumenten om ook Europees te investeren. Het belooft waarschijnlijk het pikantste onderdeel van de Europese discussie te worden: komen er bijvoorbeeld nieuwe Europese schulden om ook gezamenlijk te kunnen investeren?