Als ‘klant’ bij het Leger des Heils wist Theo dat een relatie beginnen met een medewerker niet mogelijk was. „We hadden een goede vriendschap”, legt hij uit.
Nu hebben twee vrouwelijke medewerkers van de dag-en nachtopvang in Amsterdam tegen hem aangifte gedaan wegens stalking, bedreiging en mishandeling. De Amsterdammer zou in 2021 de ene vrouw in ruim zes weken twintig keer gebeld hebben, berichten hebben gestuurd en hebben opgewacht bij de opvang. De andere vrouw zou hij met een vuist in het gezicht hebben geslagen en tegen haar hebben geroepen dat hij haar nog zou pakken terwijl hij meerdere messen vasthield.
De politierechter wil hier meer van weten.
Theo, een kale man met een donkere sik, vindt het „een heel ingewikkeld verhaal”, die stalking. „Er waren veel mensen bij betrokken. Zoals die mevrouw die hier [achter in de zittingzaal] zit.”
Met ‘die mevrouw’ bedoelt Theo zijn tweede slachtoffer. Door de mishandeling en bedreiging liep zij letsel en een trauma op. De vrouw die hij gestalkt zou hebben is er niet.
„Haar collega’s vonden het blijkbaar niet leuk dat ik contact met haar had.”
„Maar u wilde meer?”, vraagt de rechter.
„Ik wilde eraan werken. We hadden iets kunnen opbouwen.”
„Wilde zij dat ook?”
„Dat weet ik niet zeker. Ik denk dat haar collega’s haar hadden tegengehouden.”
Verdachte Theo vindt het ‘een heel ingewikkeld verhaal’, die stalking
Toen Theo weg was bij de opvang, merkte hij dat het contact tussen hem en de medewerkster „de verkeerde kant” opging. „Ik wilde haar spreken, maar ze trok zich terug. Ook dook ze weg toen ik haar een keer bij de opvang zag.”
Zijn berichten via diverse socialemediakanalen aan haar bleven onbeantwoord. Telefoontjes naar haar werk werden opgevangen door collega’s. „Ze reageerde nergens op.”
In de zomer van 2021 volgt er een zogenoemd stopgesprek met Theo bij de politie. De medewerkster wilde op geen enkele manier contact met Theo. Hij tekent een stopbrief. Maar zoekt daarna toch contact.
„Ik vond dat ik dat moest doen om het af te sluiten.”
In november van hetzelfde jaar doet hij nog een poging. Hij belt, dronken, meer dan vijftig keer naar de opvang. Een medewerkster, het tweede slachtoffer, legt de hoorn erop.
Hij besluit naar de opvang te gaan. Daar loopt hij op de medewerkster af, die aan haar bureau zit, en roept dat ze moet opnemen als hij belt. De vrouw wil opstaan en weglopen. Maar voor ze het weet, haalt hij uit naar haar en slaat hij haar op het gezicht, leest de rechter uit het dossier.
„En wat vindt u daarvan?, vraagt de rechter.
„Het was niet slim. Dat zijn dingen waar je van leert.”
Het is „jammer” hoe alles is afgelopen, vindt hij achteraf. „Misschien had ik haar de ruimte moeten geven om míj te benaderen”, zegt hij tegen de rechter.
De verdachte heeft een verleden met meerdere medewerkers van de daklozenopvang. En dat is geen positieve geschiedenis, zegt de officier van justitie. „Ik hoor meneer zeggen dat hij het allemaal niet zo handig heeft aangepakt, maar ik heb niet het gevoel dat hij inzicht heeft dat wat hij deed écht verkeerd was.”
Beide slachtoffers werken bij het Leger des Heils om mensen te helpen en krijgen er dit gedrag voor terug, zegt de officier van justitie. „Dat vind ik strafverzwarend.” Naast een „forse” werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke celstraf van twee maanden, vraagt de officier vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen: een contact- en locatieverbod van twee jaar. „Verdachte is gefixeerd op het slachtoffer dat nog werkt bij het Leger des Heils.”
Theo’s advocaat vindt deze eis zwaar. Theo ook: „Ik heb daar niks te zoeken.”
„Dan zult u er ook geen last van hebben”, zegt de rechter.
Ze legt de maatregel op. Naast een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met bijzondere voorwaarden. „Ik denk dat het wel meer rust zal brengen bij de medewerkers van de opvang. Én de slachtoffers.”
‘NEE!” „NEE!” „NÉÉÉÉ!!” Een groepje tieners roept door elkaar heen, gevraagd naar hun mening over een helmplicht voor fatbikes. „Schrijf maar op dat hier zeven mensen tégen zijn!”, zegt Melchior (14). „Van die elektrische omafietsen hoeven óók geen helm op!”, zegt Macy (14).
Ze hangen bij een betonnen bankje rondom een boom, tegenover hun middelbare school in Almere. Twee zwarte fatbikes staan in het midden van de groep. Daar wordt een beetje op geleund en gezeten. Het zijn de pronkstukken. Deze zijn van Macy en Orlando (12). Die van Melchior staat thuis. De ‘gewone’ fietsen staan om de groep heen geparkeerd.
Dinsdag stemt de Tweede Kamer over een helmplicht voor fatbikes. Er gebeuren steeds meer (ernstige) ongelukken mee. In 2023 werden er 59 fatbike-ongevallen genoteerd in het Letsel Informatie Systeem van dertien spoedeisendehulp-afdelingen van ziekenhuizen. Na het eerste halfjaar van 2024 staat de teller al op 140, blijkt deze maandag uit nieuwe cijfers. 47 procent van fatbikeslachtoffers is tussen de 12 en 15 jaar oud. Artsen zien dwarslaesies, schedelbasisfracturen, ontvelde benen en armen.
Melchior vindt een helm onzin. „Als je gewoon 25 kilometer per uur gaat [de maximaal toegestane snelheid van een fatbike], is het prima. Dan is het eigenlijk gewoon een normale elektrische fiets. Tenminste, als ik ’m niet opvoer, gaat-ie 25…”
Macy lacht. „Af en toe.”
Melchior: „Ja, af en toe gaat-ie 25.”
„Kijk!” roept Vince (13). Hij loopt naar zijn omafiets die op een klapstandaard staat, knielt en begint driftig aan één van de trappers te draaien. „Deze gaat nu ook harder dan 25! Dus dan zou je hiervoor ook een helm op moeten!”
„Die meneer gaat ook best hard!” Macy wijst naar een oudere man, die op een elektrische fiets over het fietspad voor de school fietst. Daar schieten ook steeds leerlingen op fatbikes voorbij. Dan klinkt een zacht, zoemend geluid.
Lees ook
De fatbike is voor kinderen ‘een extreem gevaarlijk apparaat’, zegt de traumachirurg
‘Álles kan harder dan 25 km p/u’
Vince: „Álles kan harder dan 25 kilometer per uur. Ik kan ook harder rennen dan 25.”
Macy: „Dat hoop jij.”
De minister die over verkeersveiligheid gaat, Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV), voelde in augustus nog weinig voor extra regels voor fatbikes. „Laten we niet alle fatbikegebruikers categoriseren als een groep asociale weggebruikers”, zei hij tegen het AD. Maar in de Tweede Kamer werd de roep om maatregelen luider en luider. En toen partijgenoot en Kamerlid Hidde Heutink begin september op X een oproep deed om in te grijpen, maakte Madlener een draai.
Hij ligt nog wel in de clinch met de Kamer over de invulling van die maatregelen, zoals de helmplicht. Daartoe roepen PVV en NSC op in een motie waarover dinsdag gestemd wordt, en waarvoor zich een meerderheid heeft afgetekend. Zij willen specifiek voor de fatbike een helmplicht. De minister zei anderhalve week geleden in een debat over verkeersveiligheid dat het ineffectief is om een onderscheid te maken tussen fatbikes en andere elektrische fietsen. „Dan krijg je straks een slimbike of een fiets met een ander zadel. […] Als we ons richten op het nu, dan hebben we een succes op de heel korte termijn, maar op de lange termijn heeft dat echt weinig zin.”
De indieners van de motie willen dat hij meer tijd neemt om te onderzoeken hoe dit onderscheid wél te maken valt. Of en wanneer er eenhelmplicht voor fatbikerijders komt, valt nog niet te zeggen.
Even bewusteloos
„Een helm is lelijk en verpest gewoon mijn haar”, zegt Macy. De onderkant van haar steile, blonde haar valt in de capuchon van haar gewatteerde jas. „En het ziet er gewoon een beetje dom… Wat voor helm verwachten ze eigenlijk dat we gaan dragen? Zo’n fietshelm of zo’n scooterhelm met een klepje? Een scooterhelm wil ik op zich wel, want dan krijg je geen druppels in je gezicht als het regent.”
„Dan wordt toch heel je make-up uitgesmeerd als je ’m af doet?”, zegt Liv (13).
Macy is even stil. „Oooooh, dat is waar. En mijn haar!”
Of hun ouders het niet eng vinden, hun kinderen op zo’n snelle fiets? „Jawel!”, roepen de tieners in koor.
Lees ook
Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike
Macy wijst naar de afgebroken versnellingen op haar stuur en daarna tilt ze haar kin omhoog. Er is een groot litteken te zien. „Ik heb een hechting hier. En was even bewusteloos toen het gebeurde.” Jade toont op haar telefoon een filmpje waarin Macy de flinke jaap op haar kin laat zien.
Macy had een vriendin achterop. Ze wilden een bekende inhalen die al was weggereden op de scooter. Macy kreeg de slappe lach en begon te slingeren. Haar vriendin viel op haar hoofd, maar had gelukkig niets. Macy moest naar het ziekenhuis, voor haar kin. Nu rijdt ze voorzichtiger. Ze neemt liever niemand meer achterop haar fatbike en als ze zelf achterop zit, schreeuwt ze vaak „remmen, remmen!” als het te hard gaat.
De vrienden gaan ervandoor. Vince met zijn omafiets. „Zonder versnellingen, niks! Gewoon lekker ouderwets.” Hij zou wel graag een fatbike willen.
„Met een fatbike ben je niet per se geliefder, maar het ziet er wel stoerder uit”, zegt Liv. Dus als een jongen een fatbike heeft, is hij leuker dan wanneer hij er géén heeft? Liv knikt hevig, terwijl ze de zoete rook van haar vape uitblaast.
Vince: „Maar het maakt je geen ander persoon!”
De achternamen van de tieners zijn bekend bij de redactie.
‘Jullie zijn een van de laatste klassen”, zegt cursusleider Marco, staand voor een groot whiteboard. „We liggen goed op koers.” In een kaal lokaal in het Utrechtse kantoor van immigratiedienst IND zitten zo’n twintig beslisambtenaren. De tafeltjes staan opgesteld in een groot vierkant.
Voorin het lokaal schrijft Marco een woord op het bord: „Asielmotief.” Dát is waar de beslisambtenaren nadrukkelijker op moeten toetsen, zegt hij. Waarom zoeken asielzoekers in Nederland bescherming? En vooral: kunnen ze dat motief bewijzen?
Officiële documenten, zegt Marco, daar draait het om. Te vaak laten ambtenaren zich overtuigen door twijfelachtige stukken. „Puur menselijk is het”, zegt Marco, „dat je je laat imponeren door documenten die op tafel worden gelegd. Maar al die briefjes, halve arrestatiebevelen, foto’s, filmpjes en krantenknipsels, voldoen vaak niet aan de eisen.”
De IND-medewerkers krijgen deze ochtend les over een weinig bekende maar ingrijpende wijziging van het toelatingsbeleid. Sinds deze zomer beoordeelt de dienst asielaanvragen aan de hand van nieuwe instructies. Het gaat volgens Vluchtelingenwerk om „de grootste beleidswijziging in tien jaar tijd”.
Lees ook
Aan de grens van Duitsland: ‘Er is hier geen slagboom meer en die gaat er maandag ook niet zijn. Hoe willen ze dat doen?’
Bewijslast bij de asielzoeker
Langzaam worden de effecten van de wijziging zichtbaar: asielzoekers uit onveilige landen als Syrië, Afghanistan en Jemen ontvingen afgelopen weken een afwijzing. Volgens Vluchtelingenwerk gaat het om asielzoekers die voorheen wél zouden kunnen rekenen op een verblijfsvergunning.
Hoe dat kan? De kern van de wijziging, legt Marco de beslisambtenaren in het zaaltje uit, zit hem in de bewijslast. Onder druk van de rechtspraak moest de IND afgelopen jaren steeds beter motiveren waarom een asielzoeker niet in aanmerking zou komen voor bescherming. In de nieuwe werkinstructie is dat omgedraaid, zegt Marco: „Nu is het meer aan de vreemdeling zélf om aan te tonen dat hij iets te vrezen heeft.”
Als de asielzoeker dat niet kan bewijzen met officiële documenten dan wordt het verhaal van de aanvrager voortaan op een strengere manier getoetst. Meer dan voorheen moet de asielzoeker bijvoorbeeld verklaren waarom hij in Nederland en niet elders bescherming heeft aangevraagd. „Als iemand met een reisverhaal aankomt dat hij eerst een paar maanden in Italië wijndruiven ging stampen, daarna in Duitsland de Riesling ook wel leuk vond en toen pas naar Nederland kwam, dan zegt dat iets over zijn oprechtheid”, aldus Marco. „Dan heb je langere tijd in andere landen verbleven waar je óók prima asiel kon aanvragen. Als je daar geen goede verklaring voor kunt gegeven, leidt dat tot een ongeloofwaardigheidsverklaring van het asielmotief.”
Tegelijk is het zogenaamde risicogroepenbeleid afgeschaft. Voorheen kregen bijvoorbeeld afvallige moslims uit Iran of lhbti’ers uit Afghanistan gemakkelijker asiel toegekend, omdat bekend is dat leden van dergelijke groepen in die landen gevaar lopen. In de nieuwe situatie moeten ook deze vluchtelingen individueel aantonen dat zij bij terugkeer gevaar lopen.
Een IND’er vraagt: ‘Moet dit van de politiek?’ Nou, zegt de cursusleider: ‘De áánleiding is wel politiek’
Het voordeel van de twijfel
De beslismedewerkers in het IND-klasje hebben de nodige vragen. „Wat is hier de bedoeling van?”, vraagt een cursist. „Moet het aantal inwilligingen naar beneden?” Een ander: „Moet dit van de politiek?” Nou, zegt cursusleider Marco: „De áánleiding is wel politiek.”
Het begon allemaal met een politieke discussie. In 2022 publiceerde de IND cijfers waaruit bleek dat Nederland fors meer asielaanvragen inwilligde dan Europese buurlanden. Uit vervolgonderzoek van de dienst kwam naar voren dat het gros van de inwilligingen vluchtelingen uit Syrië, Jemen, Turkije, Afghanistan en Irak betreft.
Was het Nederlandse beleid voor deze landen dan zo veel softer? Alleen voor politiek vluchtelingen uit Turkije lijkt dat het geval, concludeerden de onderzoekers. Dat kon de grote verschillen niet verklaren. Als voornaamste oorzaak zagen de onderzoekers een taskforce. Die was in 2020 ingesteld door VVD-staatssecretaris Ankie Broekers-Knol om de achterstanden bij de immigratiedienst weg te werken. De groep mocht hiervoor „alle mogelijk denkbare en desnoods onconventionele maatregelen” treffen. In de praktijk betekende dat: zoveel mogelijk asielzoekers het voordeel van de twijfel geven tijdens de beoordeling van hun aanvraag. Die werkwijze werd voortgezet nadat de taskforce werd opgeheven.
Trots meldde Broekers-Knol in 2021 in een brief aan de Tweede Kamer dat de taskforce „de omvangrijke en langjarige achterstand” in korte tijd had weggewerkt. Het gevolg – dat het aantal inwilligingen rap steeg – stond níét in de Kamerbrief vermeld. Vóór de taskforce week het Nederlandse inwilligingscijfer niet af van dat van de rest van Europa. Gemiddeld zo’n vier op de tien asielverzoeken werd gehonoreerd. Nadat de taskforce in 2020 aan het werk was gegaan, liep dat op tot 63 procent, het jaar daarop tot 73 procent en nog een jaar later tot 85 procent. Terwijl deze percentages in de rest van Europa nauwelijks stegen.
Nadat het IND-onderzoek deze oorzaak had blootgelegd, vroeg VVD-Kamerlid Ruben Brekelmans de regering om opheldering. Niet over de taskforce, die onder bewind van de VVD was ingesteld, maar over het héle toelatingsbeleid, dat van Brekelmans op de schop moest. In een aangenomen motie vroeg hij voortaan „de bewijslast zoveel mogelijk bij de asielzoeker neer te leggen”. Dat regelde VVD-staatssecretaris Eric van der Burg met het aanpassen van het groepenbeleid en de nieuwe werkinstructie die deze zomer, vlak voor het aantreden van het nieuwe kabinet, van kracht werd.
Lees ook
De IND-ambtenaar zit klem tussen wetten, regels en instructies
Besnijdenissen
Die werkinstructie leidt nu al tot meer afwijzingen van asielzoekers uit onveilige landen, zegt Vluchtelingenwerk. De juristen van deze organisatie adviseren advocaten in asielprocedures en zijn daardoor op de hoogte van de toepassing van de nieuwe werkinstructie.
Een van de afwijzingen gaat om een moeder die met haar kinderen Jemen ontvluchtte, uit angst dat haar dochters zouden worden besneden. Bekend is dat dit in haar regio veel voorkomt. Op grond van het nieuwe beleid werd ze afgewezen. „De IND verlangde dat ze een document kon overleggen waaruit zou blijken dat haar dochters zouden worden besneden”, zegt haar advocaat Ruth Achttienribbe. „Dat kon ze niet. Zoiets wordt natuurlijk niet per brief aangekondigd.”
Nu pikt men iets uit het asielverhaal wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar direct een afwijzing aan
Christenen uit Iran
Een Iraans echtpaar dat zich tot het christendom zou hebben bekeerd, kreeg ook geen asiel. Een voorname reden voor de afwijzing vormde het feit dat ze op een vals paspoort naar Nederland waren gekomen. Dit zou volgens de nieuwe werkinstructie hun héle asielverhaal twijfelachtig maken – en leidde dus tot een afwijzing.
De advocaat van het echtpaar, Vivian Oliana, zegt dat deze redenering tekenend is voor het nieuwe IND-beleid. „Tot voor kort werd het asielverhaal in samenhang beoordeeld. Nu pikt men er iets uit wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar een afwijzing aan.”
Het Iraanse echtpaar kreeg afgelopen donderdag van de rechter gelijk; de IND moet hun aanvraag opnieuw beoordelen. Het nieuwe beleid is niet zonder risico’s, zegt Oliana. „Het betekent dat je mensen gaat terugsturen naar landen waarvan je weet dat ze daar kans lopen op vervolging. Dat is heel kwalijk.”
‘Niets te vrezen’
„Je kunt er op verschillende manieren naar kijken”, zegt cursusleider Marco op het IND-kantoor over de nieuwe manier van beoordelen van asielverzoeken uit risicogroepen. „Wij vinden dat we in sommige zaken misschien te snel hebben gezegd: jij behoort tot een risicogroep, dus je krijgt bescherming. Terwijl sommige mensen tot een risicogroep behoren, maar niets te vrezen hebben.”
Heeft hij daar een voorbeeld van?
De cursusleider hoeft niet lang na te denken: „De bahai.”
Dat is een onderdrukte minderheid in Iran. Voorheen kregen ze als risicogroep gemakkelijker asiel, maar het nieuwe beleid biedt de mogelijkheid om goed naar de individuele risico’s te kijken, vertelt de cursusleider. „Ben jij een derde generatie bahai die gewoon in Teheran woont en weinig uiting geeft aan je geloof? Dan maakt dat veel uit voor de kans die je loopt op vervolging. En dan kan het zo zijn dat we nu tot de conclusie komen dat je eigenlijk niets te vrezen hebt.”
Lees ook
Ambtenaren noemden asielcrisis ‘juridisch en politiek onverdedigbaar’, maar kabinet drukte door
In een exclusief interview met De Gelderlander, uit John Berends zondag kritiek op de provinciale organisatie waar hij jaren werkte. Berends was de commissaris van de koning in Gelderland. In september vorig jaar legde hij zijn taken neer na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag.
De 68-jarige Berends noemt de organisatie „hoogprofessioneel” maar „met weinig politieke-bestuurlijke antenne”. Berends trad in 2019 aan en werd gevraagd veranderingen door te voeren. In zijn pogingen dat te realiseren, voelde hij tegenwerking. „Ik heb het management niet voor me gewonnen”, zegt hij.
Vorig jaar berichtte De Gelderlander op basis van anonieme gesprekken met meerdere ambtenaren over een pestcultuur binnen het provinciehuis. Berends zou zich schuldig hebben gemaakt aan roddelen, verbale intimidatie en in sommige gevallen fysiek grensoverschrijdend gedrag. KPMG deed onderzoek naar de aantijgingen, maar vond geen bewijs voor de beschuldigingen, aldus De Gelderlander. Wel werd hem „ongewenst gedrag” verweten en was een terugkeer onbespreekbaar.
In het gesprek met de regionale krant is Berends regelmatig verdedigend. In zijn antwoorden houdt hij vast aan het onderzoek dat KPMG deed naar de aantijgingen. „Grensoverschrijdend gedrag is niet aangetoond”, benadrukt hij meermaals. Op vragen of hij „onhandig” handelde, zegt Berends bijvoorbeeld: „met de wijsheid van nu misschien. Op dat moment stond ik volledig achter mijn beslissing”.
Dat Berends te veel en te snel veranderingen wilde doorvoeren, heeft volgens hem bijgedragen aan zijn „val”. Op pogingen tot contact met oud-medewerkers kwam geen reactie. Hem werd gevraagd interactie met oud-collega’s te vermijden. „In de organisatie zit rancune naar mij”, zegt hij.
Berends was sinds 2019 commissaris van de koning in Gelderland. Zijn taken werden waargenomen door de oud-burgemeester van Leiden, Henri Lenferink (PvdA).
Lees ook
Gelderse commissaris van de koning John Berends legt taken neer tijdens onderzoek naar wangedrag