Waar het om draait in de jeugdzorg: ‘Je bereikt niets als je geen band opbouwt’

Jeugdzorg in Nederland is vaak negatief in het nieuws. De documentaire Jongens zonder Thuis, die 20 juni wordt uitgezonden, laat een vorm van jeugdzorg zien die in de ogen van de makers juist goed werkt.

Een jaar lang volgden Maria Mok en Meral Uslu jongens bij Wonen met Kansen, een kleinschalige, alternatieve vorm van jeugdzorg. De twee maakten eerder de kritische film De blauwe familie, over discriminatie en racisme bij de politie. Jongens zonder thuis lieten ze de afgelopen maanden al zien aan professionals die veel met jeugdzorg te maken hebben, zoals kinderrechters en maatschappelijk werkers. „Wij vielen voor hoe er met de jongens wordt omgegaan”, zegt Meral Uslu bij een vertoning voor jeugdrechtadvocaten, in april in Den Bosch. Maria Mok: „Vriendschappelijk, met heel veel vertrouwen. Als oudere broers.”

Bij Wonen met Kansen wonen vier of vijf jongens met 24-uursbegeleiding in een gewoon huis. Er zijn drie locaties, in Alkmaar, Almere en Amsterdam. Het gaat om jongens met ruime ervaring in de (gesloten) jeugdzorg en/of justitiële jeugdinrichtingen. Eigenlijk kunnen ze nergens anders meer terecht. Ze worden voorbereid op zelfstandig wonen.

Tygo, een van de jongens in het huis in Alkmaar, heeft een moeder met terminale kanker zien we in het begin van de film. Zijn vader is ook al dood. „Geen vader, geen moeder. Dan is je leven een beetje aan het ophouden”, zegt hij, rokend op een balkonnetje. Even later, rommelend op zijn kamer: „En ik heb een nieuwe broek gehaald effe.”

De filmmakers vroegen de jongens voor de camera te reageren op steekwoorden. „We wilden in hun hoofden”, zegt Maria Mok. „Het was een soort spelletje: doe je ogen dicht en zeg wat je maar wilt.” De jongens laten zo veel van zichzelf zien, en van wat ze achter de rug hebben.

‘Thuis’. „Waar ik me nu bevind voel ik me wel veilig. Ik hoef niet over mijn schouder heen te kijken.”

‘Moeder’. „Ze kwam vorig jaar zomaar weer terug, maar toen was ze weer weggegaan.”

‘Zelfbeeld.’ Een jongen met gesloten ogen steekt zijn joint aan en begint te lachen.

‘Vader’. Dezelfde jongen, met keurige dictie: „Ik heb mijn vader op mijn zestiende met een mes bedreigd. Omdat hij mij en mijn moeder heel vaak dreigde met huiselijk geweld.”

Tygo laat de begeleider zien welke schoenen hij aandoet naar de uitvaart van zijn moeder.
Foto KRO-NCRV

Een jongen met bril, snor en sikje vertelt dat hij op zijn achtste met zijn broertje door hun moeder is achtergelaten op het voetbalveld. „Zo zijn we in de pleegzorg terechtgekomen.” Buiten beeld vraagt de filmmaker wat hij nú tegen zijn moeder zou willen zeggen. Hij aarzelt geen seconde. „Ik hou van je.”

De begeleiders zijn onnadrukkelijk aanwezig. Ze koken met de jongens een maaltijd in het kleine keukentje. Op de bank of aan tafel vanachter hun laptop geven ze links en rechts tips. De jongen die een sollicitatiegesprek heeft voor vakkenvuller: mensen aankijken als je praat. En heeft hij alleen gescheurde spijkerbroeken? Een andere jongen uit het huis wordt gebeld. Die heeft één broek zonder scheuren, maar die heeft hij aan, hij heeft ook een sollicitatiegesprek. Als hij terug is, volgt een broekenwissel. Of hij nog adviezen heeft voor de huisgenoot die nu gaat solliciteren? „Beetje liegen”, zegt hij. De begeleider spreekt hem niet tegen.

‘Ik ben veilig’

Bij de vertoning voor jeugdrechtadvocaten is een jongen uit de film aanwezig, en een begeleider van Wonen met Kansen, om vragen uit de zaal te beantwoorden. Hoeveel verschillende begeleiders er zijn in het huis, wil een advocaat weten. „In principe een vaste kleine groep, maar je houdt altijd wisselingen”, zegt begeleider Samir Raji. „Op de eerste plaats staat: een band opbouwen. Je gaat niets kunnen bereiken als je geen band opbouwt.”

„Als we luid praten zit de begeleider er al bovenop” Damian bewoner Wonen met Kansen

Is er nooit agressie in het huis, vraagt een andere advocaat. Agressie zit niet in de film. Raji zegt dat hij geen agressie heeft meegemaakt in de drie à vier jaar dat hij er werkt. „Het is 24-uursbegeleiding: voor het uitbarst heb je het al kunnen sussen.” De jongen uit de film, Damian, voegt toe dat hij soms ruzie heeft met zijn broertje, die in de draaitijd van de film in hetzelfde huis is komen wonen. „Als we luid praten zit de begeleider er al bovenop.” In de film moet hij duidelijk wennen aan de komst van zijn broertje, maar hij zegt dat hij het uiteindelijk prettig vond. „Er viel een last van me af. Mijn broertje is veilig, ik ben veilig, ik kan focussen op wat ik wil.”

Damian verbleef eerder in een grote jeugdzorginstelling. Dat ging niet goed – hoe het precies fout ging blijft in het midden. Als je daar binnenkwam, zegt hij, zag je een lange gang met deuren en had je „meteen een camera voor je neus”. De kamers waren leeg en deden hem denken aan cellen. Hij is blij met de huiselijke sfeer op de plek waar hij nu woont.

Het loopt niet met alle jongens goed af. „Helaas zit een aantal jongens van ons vast”, zegt Raji tegen de jeugdrechtadvocaten. „Die hebben een zijsprongetje gemaakt. Wij willen die jongens terug. Niet allemaal hoor, er zijn er ook die het gewoon niet willen leren.”

Hij heeft een tip voor de advocaten, of misschien meer een verzoek: „Hou in je achterhoofd: deze jongens hebben niemand anders. Zo’n jongen is écht compleet afhankelijk van jullie. Die heeft geen moeder of vader die voor hem opkomt, die hem bijstaat. Als hij dus belt en er wordt niet opgenomen, en nog eens, en nog eens, dan gaan wij op zoek naar een andere advocaat.” Iemand vraagt hoe ze het beste met de jongens om kunnen gaan. Raji: „Het is al mooi als jullie straight zijn. Niet: ‘misschien kom je vrij’ zeggen als het kansloos is. Eerlijk zijn is echt het belangrijkst. En echte interesse hebben, geen gemaakte. Dat hebben ze meteen door.”

Jongens zonder thuis is te zien op donderdag 20 juni, 22:18 bij KRO-NCRV op NPO2.