Wat is frivool? Knalrode lipstick, een koket vlinderdasje, gebak met slagroom, de hondjes van Pim Fortuyn? Of de galante scènes van de schilder Watteau, de 1220 paar schoenen van Imelda Marcos, de lockdownfeestjes in de ambtswoning van Boris Johnson, superrijken die zich voor veel geld de ruimte in laten schieten? Hispanist en filosoof Peter Venmans geeft in zijn boek Frivoliteit. Waarom we niet altijd ernstig kunnen zijn een lange lijst met voorbeelden van frivole dingen en frivool gedrag. ‘Frivool’ is vaak ook een oordeel dat we over anderen vellen. Maar laten we eerlijk zijn: we zijn allemaal weleens lichtzinnig. Zijn we niet vaak op zoek naar iets vermakelijks dat ons even afleidt?
Aan de andere kant: hoe frivool we ook zijn, we zijn tegelijk vreselijk serieus. Deze tijd van crises en dreigingen dwingt ons immers om alert te zijn en ernstig te blijven. „Tegelijk verlangen we ernaar om soms domweg gelukkig te zijn, om te genieten van wat er is en te dansen als dwazen”, schrijft Venmans (die in 2023 de Socratesbeker won voor zijn boek Gastvrijheid). „Hoeveel frivoliteit hebben we nodig en hoeveel ervan kunnen we verdragen? En hoeveel vrolijke onschuld kunnen we ons veroorloven in een wereld waarin de noodtoestand heerst?”
Venmans probeert in zijn boek op deze vragen een antwoord te formuleren dat ernstig is en tegelijk een tikje frivool. Aan de ene kant is hij de erudiete filosoof die een ongrijpbaar fenomeen wil analyseren, met de hulp van een aantal canonieke denkers en schrijvers, en aan de andere kant benadrukt hij op een speelse manier de luchtigheid van zijn onderwerp. Het resultaat is een beknopte West-Europese cultuurgeschiedenis beschreven vanuit de invalshoek van lichtzinnigheid, waarbij tevens aandacht besteed wordt aan figuren die allesbehalve frivool zijn, zoals Pascal, Descartes en Cioran. Het is dan ook niet zijn bedoeling om een ‘lofzang’ te schrijven op de ‘vrolijke lichtvoetigheid’, zoals Venmans zelf zegt, maar een genuanceerd essay waarin ernst en frivoliteit in de juiste verhouding worden gepresenteerd.
De rationalisering van de wereld
Over de juiste verhouding gesproken: lichtvoetigheid wordt doorgaans niet interessant gevonden door filosofen, die zich liever met de grote thema’s bezighouden: frivoliteit zou te klein zijn, ‘iets onbenulligs waar je beter niet te veel aandacht aan besteedt’, zoals Venmans schrijft. Hij ziet dat anders. In die kleine en onbeduidende frivoliteit bespeurt hij iets van belang, niet alleen omdat het ons bestaan opvrolijkt, dat zonder luchtigheid wel erg saai zou zijn, maar ook omdat het een andere kijk biedt op hoe rationeel we de wereld hebben ingericht. Door die rationalisering is ons bestaan al te zeer ingesnoerd: alles moet functioneel zijn, moet nut hebben. Een dosis nutteloze speelsheid zou ons goed doen, maar pas op: „Frivoliteit is iets kleins dat ons opvrolijkt, maar dat ook klein moet blijven.” Zo blijkt de auteur een verstandig man die de juiste maat in het oog houdt.
Venmans voert de antifrivole rationalisering van de wereld terug op het begin van de moderniteit, waarbij kortgezegd streng puritanisme en ernstig rationalisme de basis legden voor de kapitalistische mentaliteit. Het kapitalisme was aanvankelijk wars van frivoliteit: alles draaide om het maximaliseren van winst en daarvoor moest er hard gewerkt worden. Maar in de twintigste eeuw vond er een omslag plaats: de arbeider moest ook consument worden. Om welvaart te creëren moest het verlangen naar luxe en genot gestimuleerd worden. Zo ontstond er, naast het gebod om vlijtig te zijn, een nieuw gebod: gij zult genieten. Of zoals we nu zouden zeggen: work hard, play hard.
„De moderniteit heeft een januskop met een streng gezicht en een frivool gezicht”, vat Venmans dit alles samen. Nu begrijpen we waarom mensen tegelijk wel en niet frivool kunnen zijn. Aan de ene kant is de hedendaagse mens de homo festivus, die het liefst feest viert en consumeert tot hij erbij neervalt, maar aan de andere kant is hij ook de homo seriosus gebleven, die hard werkt en zich zorgen maakt om de wereld. Frivoliteit en ernst wisselen elkaar af in het persoonlijke leven, maar ook in de geschiedenis. Venmans wijst er bijvoorbeeld op hoe er de laatste jaren een ‘nieuwe ernst’ is ontstaan bij de jongere generaties. De boomers zijn volgens hen lange tijd te frivool geweest en hebben de zorg voor de wereld verwaarloosd: het is tijd om weer serieus te worden.
Een balans tussen uitersten
Zo laat de auteur zien hoe wij mensen een balans proberen te vinden tussen uitersten. Venmans’ ideaal is om een vorm van ernst te vinden die enige frivoliteit toelaat en zichzelf zo relativeert. „Een leven zonder enige frivoliteit is geen goed leven”, meent hij. Wie zichzelf te serieus neemt, raakt verstrikt in zekerheden en mist de flexibiliteit om op de spelingen van het lot te reageren. Maar wie te frivool is, verliest zijn tijd aan onbenulligheden en vergeet de belangrijke zaken. Venmans: „Er is niets tegen afleiding en vermaak, zolang de proporties goed zitten. Alles is een kwestie van maat houden.”
Op de cover van het boek staat een rococoschilderij van de Franse schilder Fragonard uit 1767. De toeschouwer ziet een vrolijke jongedame die aan het schommelen is, met de hulp van twee heren. Het is de verbeelding van de zoektocht naar evenwicht die door de auteur ondernomen wordt, of zoals hij zelf zegt, „het balanceren tussen ernst en luchthartigheid”.
De zoektocht heeft een onderhoudend boek opgeleverd, maar de wijze waarop Venmans steeds de uitersten tegen elkaar afweegt en daarbij het juiste midden zoekt, was mij soms iets te verstandig en genuanceerd. Ik had hem graag een keer frivool uit de bocht zien vliegen, maar dat is misschien te veel gevraagd voor een denker die filosofie definieert als een „systematische oefening in het verwerpen van frivoliteit”.
Lees ook
Iedereen is een beetje de verkeerde
