Vrijwilligers zijn de extra ogen en handen voor de wetenschap

Ruim tien jaar geleden begon ze als vrijwilliger bij de lokale dierenambulance en vogelopvang, nu werkt ze er tijdelijk als senior verzorger. Toen ze er binnenstapte, studeerde ze nog biologie aan de Universiteit Leiden. In 2020 begon ze aan haar promotieonderzoek en inmiddels heeft Liselotte Rambonnet haar proefschrift ingediend.

Ze is bioloog, maar promoveert binnen de wetenschapscommunicatie, het vakgebied waar onderzoek wordt gedaan naar hoe wetenschap en maatschappij meer verbonden kunnen worden. Dat kan bijvoorbeeld door als wetenschapper populair-wetenschappelijke artikelen te schrijven of lezingen te geven, maar volgens Rambonnet gaat het om meer dan alleen het ‘zenden’ vanuit de wetenschap. Haar onderzoek focuste zich op burgerwetenschap, waarbij wordt samengewerkt met vrijwilligers om tot nieuwe inzichten te komen.

„Het was een voordeel dat ik zelf vrijwilliger was”, zegt ze. Ze wist waar ze rekening mee moest houden. Ze kon bijvoorbeeld beter niet in het voorjaar aankloppen voor interviews bij organisaties die gewonde, zieke en verweesde wilde dieren opvangen. In deze periode is het namelijk erg druk bij de opvangcentra, zo wist ze uit ervaring.

Rambonnet neemt plaats in het kantoor bij haar ‘eigen’ dierenambulance en opvang. Ze zitten op een tijdelijke plek en hebben geen grote volières. Dit betekent dat vogels die bijna hersteld zijn ergens anders naartoe moeten zodat ze kunnen oefenen met vliegen. Ze hebben een vrijwilligerstekort en zijn afhankelijk van donaties, vertelt Rambonnet. Ook andere opvangcentra kampen met een gebrek aan tijd en middelen. Wetenschappers die de samenwerking willen aangaan, moeten er rekening mee houden.

Het samenwerken gebeurt tot nu toe nog weinig, terwijl de opvangcentra wel veel data verzamelen. Het opvangen en rehabiliteren van dieren heeft hun prioriteit, maar ze zijn wettelijk verplicht om ook gegevens over de binnengebrachte dieren bij te houden. De gegevens bieden mogelijk inzichten waarom wilde dieren in de problemen komen of hoe ziektes onder dieren zich verspreiden.

Schone Rivieren

Rambonnet wist dat ze ‘iets’ wilde doen met de Nederlandse wildopvangcentra bij haar promotieonderzoek. Eerder deed ze onderzoek naar de vrijwilligers van het onderzoeksproject Schone Rivieren. Twee keer per jaar verzamelen meer dan 1.100 vrijwilligers afval dat achterblijft langs grote rivieren zoals de Maas en de Waal.

Voor de meeste vrijwilligers staat voorop dat ze kunnen bijdragen aan het oplossen van de plasticvervuiling, maar het levert de wetenschap ook iets op. Het lukt wetenschappers in hun eentje nooit om zoveel gegevens te verzamelen. „Al die extra ogen en handen zijn heel waardevol”, zegt Rambonnet.

Hoewel de meeste vrijwilligers geen wetenschapper zijn, waren ze in dit geval wel overwegend opgeleid aan de universiteit of het hbo. Vrijwilligers bij wildopvangcentra zijn meer een afspiegeling van de samenleving. „Je betrekt idealiter mensen met diverse achtergronden en opleidingsniveaus.”

Haar promotieonderzoek startte een week voor de pandemie toesloeg. „Je zag de coronamaatregelen terug in het water.” Beschermingsmaterialen, zoals mondkapjes, vormden het nieuwe afval.

Ook met haar eigen vrijwilligersinitiatief De Grachtwacht kwam ze het tegen. Elk weekend kanoën vrijwilligers op de Leidse grachten om er afval uit te halen en het te onderzoeken.

Tijdens de pandemie vonden ze in de gracht een wegwerphandschoen waar een kleine baars in verstrikt was geraakt en gestorven. Ze maakten er een foto van die wereldwijd werd opgepikt en zo kwam er aandacht voor de gevaren van plasticvervuiling voor dieren. „Vaak zijn wij de oorzaak dat dieren in de problemen komen, bijvoorbeeld door het afval dat we achterlaten.”

Ze ging vervolgens op zoek naar soortgelijke beelden op sociale media van verstrikt geraakte dieren. Waarnemingen die mensen online delen, beschouwt ze als ‘passieve burgerwetenschappen’ en ze incorporeerde dit ook in haar promotieonderzoek.

Spreekbuis voor de wildopvangcentra

Vrijwilligersorganisaties worden niet altijd gehoord door beleidsmakers en de kennis van vrijwilligers wordt vaak onderschat. Al op jonge leeftijd viel het Rambonnet op – toen ze actief werd bij de jeugdvogelwacht in het Friese Goutum, waar ze opgroeide. Samen met andere kinderen beschermde ze een eilandje met weidevogels. Het eilandje dreigde plaats te moeten maken voor de uitbreiding van Leeuwarden.

De kinderen streden samen met volwassen vrijwilligers tegen het besluit. Het eilandje werd gered. Toch ziet Rambonnet nog steeds dat naar argumenten van vrijwilligers niet altijd wordt geluisterd. Daarnaast hebben vrijwilligersorganisaties zoals wildopvangcentra vaak ook geen tijd en menskracht om te lobbyen. Ze is daarom lid geworden van een spreekbuis voor de wildopvangcentra en dierenambulances in Nederland. Ze noemen zichzelf de Spreekbuizerds. Diverse problemen willen ze agenderen bij de overheid, zoals de behoefte aan beschermende middelen voor vrijwilligers die zieke dieren opvangen – een risico met bijvoorbeeld vogelgriep.

Ze hoopt na haar promotie nieuw wetenschappelijk onderzoek naar wilde dieren in nood te kunnen opzetten. „Door te voorkomen dat dieren in nood raken, kunnen we de druk op wildopvangcentra verlagen.” Ze concludeert dat vrijwilligersorganisaties openstaan voor de samenwerking met wetenschappers, maar er moet dan wel voldoende oog zijn voor de behoeftes van vrijwilligers en de uitdagingen waar ze mee te maken hebben. Ook terugkoppeling naar de vrijwilligers over wat wetenschappers doen met de verzamelde gegevens is belangrijk. „Dat zorgt voor vertrouwen.”