Vragen die opdoemen als je een kind hebt of bijna krijgt

Als je een kind krijgt, weet Sanae in 2024, ‘kraakt je hart open als een walnoot in een notentang’. Dat mag zo zijn, vindt de zwangere Vita in 2034, maar het is toch ‘kleinzielig’ dat alleen jezelf te gunnen. Haar baarmoeder is vrij, ‘niet langer in dienst van de heteronormatieve familie of de staat maar barend voor wie zij zelf wil’ – in dit geval het gay-stel Miko en Lukas. Maria intussen is, in 1996, al bevallen. Deze advocate, die op het punt staat weer aan het werk te gaan, is verrukt van haar kind, maar vraagt zich ook af of ze zich ooit weer normaal gaat voelen. Ze lijdt sinds de bevalling aan wanen en aan het gevoel dat de tijd stilstaat, alsof ze door stroop waadt. En dat terwijl ze tevoren afsprak met haar echtgenoot: ‘Ik ben geen vrouw. Hij is geen man. Wij zijn godverdomme gelijkwaardig.’ Ze maakte ‘dezelfde fout […] als al die vrouwen voor me.’ En als al die vrouwen na haar?

De dragers, het verfrissende fictie-debuut van Daan Borrel (1990), biedt drie perspectieven, van opeenvolgende generaties, op zwanger- en moederschap. Het is een veelomvattende, verrassende roman, die handig in elkaar zit en tal van vragen opwerpt. Vragen die opdoemen als je net een kind hebt of het bijna krijgt, kwesties die tijdloos zijn, zij het dat iedere generatie ze net iets anders aanvliegt. Wat doet baren met je, wie ben ik nu ik moeder ben, wat is er belangrijk voor het kind, wat voor mij, komt dat overeen en zo niet, hoe regel ik dat?

De drie hoofdpersonen, Maria, Sanae en Vita, komen om beurten aan het woord, in drie heel verschillende registers. Het verhaal-in-spreektaal van rijschoolhouder Sanae bijvoorbeeld, dat begint tijdens haar bevalling in 2023, draait vooral om familie. Tijdens en pal na de geboorte van haar kind zit de kamer vol, want zo hoort dat. Al heeft ze net een spoedkeizersnee ondergaan, na uren weeën, dan nog moet ze gastvrij zijn. Sanae zoekt die verbinding ook, zelfs al valt het haar soms zwaar.

Discriminatie

Sanae heeft een zus van haar leeftijd, Najat, die eigenlijk haar nichtje is: haar tante overleefde de bevalling niet. Kwam de foutieve inschatting van de gynaecoloog voort uit discriminatie? Het leidt tot twee tuchtzaken die de levens van alle personages in De dragers verbinden, een slimme zet van Borrel die de roman spannend maakt. Voor Sanae leidt het gebeurde, zeker nu ze zelf moeder is, tot allerlei vragen: houdt haar moeder evenveel, hetzelfde, van haar als van Najat? Borrel zet ook in haar twee andere verhaallijnen zaken op scherp, zoals rollenpatronen, familieverhoudingen, verwachtingen en privilege. Bijzonder is dat ze de lezer nergens voorkauwt wat te vinden. Ze vermijdt stereotypen en zorgt dat je na gaat denken.

Een minder gelukkige keuze is de per personage wisselende bladspiegel. In de stukken over Maria verspringen de zinnen op een wonderlijke manier. Het leest hinderlijk. Bij Sanae staat nergens een punt, alles wat ze doet, zegt, uitroept en denkt is aan elkaar gebreid. Je leest hierdoor gemakkelijk over van alles heen: zonde. Vervelender nog zijn de stukken over Vita. Die richt zich tot haar buik, tot de nog ongeboren vrucht, die ze ‘vriendin’ noemt. Ze legt uit waarom ze lid werd van de WFA-beweging (Wombs for All) en vertelt over mensen die haar op andere gedachten proberen te brengen. Met lieve woorden dan wel met eieren tegen haar deur. De zinnen van Vita staan onder elkaar alsof het poëzie is, vol vreemde afbrekingen, zonder interpunctie. Het doet afbreuk aan de ook in dit deel echt heel interessante inhoud.