Voor veel jonge Syrische vluchtelingen in Nederland is het nog niet ‘het juiste moment’ om terug te keren

Kort na de val van het Assad-regime belt Feras met zijn broertjes en zusje in Homs. Weer zijn ze groter geworden, zag hij – de jongens „gespierd zelfs, net bodybuilders”. Hij heeft ze al meer dan tien jaar niet gezien. Ze geven de telefoon aan hun oma, die vraagt of Feras snel naar huis komt. „Ze is 86 en weet niet hoe lang ze het nog volhoudt.”

Natuurlijk wil hij hen graag zien, maar als hij teruggaat naar Syrië, al is het maar voor even, is hij bang dat hij Nederland niet meer in mag, vertelt de 30-jarige in een café in Amsterdam. Hij werkt als zzp’er in de horeca en krijgt over een jaar een permanente verblijfsvergunning, het Nederlands staatsburgerschap. Daarna, zegt hij, wil hij pas serieus nadenken over voorgoed teruggaan naar Syrië. „Nu zou ik mijn familie alleen maar tot last zijn”, zegt hij. „Er is daar geen werk, en hier heb ik nog niet genoeg geld verdiend.”

Een in Syrië geboren sociaal werker met twee jonge kinderen zegt hetzelfde: „Als ik nu terugga, ben ik een probleem voor mijn ouders. We zijn alleen maar meer monden om te voeden. Vanaf hier stuur ik ze geld en kan ik ze helpen.”

Na de val van dictator Assad, half december, „komt er ruimte” voor terugkeer van Syrische vluchtelingen, zei asielminister Marjolein Faber (PVV) eind januari tegen RTL Nieuws. Twintig Syriërs vertrokken vrijwillig. „Dat toont aan dat het echt veilig is”, schreef haar partijleider Geert Wilders op X. „De rest kan dus snel volgen, desnoods verplicht.”

Dat is waarom de sociaal werker beslist niet met haar naam in de krant wil: ze is bang voor wat de PVV ermee zal doen. Om dezelfde reden willen de andere geïnterviewden alleen hun voornaam geven.

Nu zou ik mijn familie daar alleen maar tot last zijn

Feras
Horeca-zzp’er

In december voerde het kabinet een procedurestop in voor asielaanvragen van Syriërs. Daarmee volgde Nederland het voorbeeld van andere EU-landen. Zolang de situatie in Syrië onduidelijk is, is een goede beoordeling van nieuwe asielverzoeken onmogelijk, aldus Faber.

De Dienst Terugkeer en Vertrek heeft 180 aanvragen voor terugkeer in behandeling. „Het zijn nu nog kleine aantallen, maar de verwachting is dat dit aantal de komende tijd groeit”, zei Faber. In 2015 zorgde de burgeroorlog in Syrië voor een piek in het aantal vluchtelingen naar Europa. Volgens het CBS wonen nu 167.127 Syriërs in Nederland en zijn er nog eens 26.558 kinderen met minstens één Syrische ouder. Bijna 200.000 Syriërs, van wie dus vooralsnog slechts een fractie aanstalten maakt te vertrekken.

NRC sprak vijf jonge Syriërs op een precair moment, waarop de vraag van teruggaan of blijven opnieuw aan de orde is. Wat zijn hun twijfels? En legt de 900 euro die minister Faber hen bij terugkeer belooft gewicht in de schaal?

Een Syrisch echtpaar is verdeeld: zij, de sociaal werker met twee jonge kinderen, met haar vaste baan en haar perfecte Nederlands, wil blijven. Hij wil terug. Destijds was híj degene die per se Syrië wilde verlaten, terwijl zij het moeilijk vond van haar familie te scheiden. Hij is zich in Nederland nooit echt thuis gaan voelen, zegt ze. „In zijn hoofd blijft mijn man hier altijd een vluchteling, altijd minder dan anderen.”

Ze werkt bij een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen. Laatst hoorde ze een oudere Oekraïense vrouw zeggen dat ze, als ze nog één dag te leven had, snel naar haar thuisland zou gaan, om daar te kunnen sterven. „Dat snap ik heel goed.”

Vooral voor haar kinderen, die allebei in Nederland geboren zijn, vindt ze het moeilijk. „Als we teruggaan zijn zij hun land kwijt, zoals wij Syrië verloren.” Haar zoon heeft bovendien zorg nodig die ze in Syrië niet kunnen vinden. „Als ik al terugga moet ik sterk genoeg zijn, financieel en qua opleiding, om daar iets te kunnen opbouwen.” Het liefst wil ze in Nederland een master Midden-Oostenstudies doen. „Dan begrijp ik beter wat daar gebeurt.”

Als ik al terugga moet ik sterk genoeg zijn, financieel en qua opleiding, om daar iets te kunnen opbouwen

Sociaal werker
met twee jonge kinderen

Voor Farah, een 22-jarige laborant, is het heel simpel: ze woont al haar halve leven in Nederland en wil niet weg. „Ik ben hier opgegroeid.” Misschien wil ze een keer op vakantie naar Syrië, maar meer niet. „Ik denk dat veel jongeren dit gevoel hebben.”

Haar vader, die Syrië moest ontvluchten omdat hij demonstreerde tegen Assads regime, denkt er anders over. „En ik snap het ook wel: hij heeft daar een heel leven gehad, waar ik niet bij was.” Hij verlangt naar alles wat hij heeft achtergelaten: zijn huis, zijn werk, zijn familie. Farah denkt dat haar ouders voorlopig in Nederland zullen blijven, al is het maar omdat haar moeder nog niet terug durft. „Ze heeft PTSS en voelt zich hier eindelijk veilig.”

Eén groot gat

Ook Feras was op de vlucht voor Assads regime. Hij steunde het protest tegen de regering vanuit Homs – dat bekendstond als de ‘hoofdstad van de revolutie’ – en hielp de rebellen in de gevechten die erop volgden als vrijwillige verpleger. In 2015 verliet hij Syrië en vluchtte hij via Turkije naar Nederland.

Feras voelt zich verantwoordelijk voor de wederopbouw van zijn stad. Maar, zegt hij, „pas als ik hier meer geleerd heb” – misschien over een jaar of twee. Een paar maanden geleden begon hij aan een opleiding tot mentale coach, in de hoop dat hij mensen in Syrië met hun oorlogstrauma’s kan helpen.

In tegenstelling tot Farah en haar jonge kennissen denkt Feras dat „negentig procent” van de Syriërs die hij spreekt terug wil. „Ze wachten alleen op het juiste moment.”

Stel dat de Nederlandse regering nu alle Syrische verblijfsvergunningen zou opzeggen, fantaseert hij, dan belanden meer dan 160.000 Syriërs daar in het niets. „Dat zou niemand helpen.”

Dat zegt ook de Nederlandse tak van VN-organisatie IOM (Internationale Organisatie voor Migratie), die de terugkeer van vluchtelingen begeleidt en faciliteert. Woordvoerder Pieter Maas: „Syrië is nog niet klaar om massale terugkeer te organiseren. Terugkeer zou gepaard moeten gaan met wederopbouw, zodat mensen straks terechtkomen op plekken waar ze terecht kunnen.”

Het liefst zou Feras éven willen kijken in Syrië, voordat hij beslist over teruggaan en een verklaring van het ministerie ondertekent waarmee hij afstand doet van zijn verblijfsvergunning. „Iedereen zou zo’n kans grijpen. Niet alleen om je familie te zien, maar ook om ter plekke te zien wat er nodig is, zodat we ons daar in Nederland op kunnen voorbereiden.” Maar als hij nu éven gaat, weet hij niet of hij nog terug mag komen. Navraag door NRC bij het ministerie leidde niet tot helderheid.

Het liefst zou Feras éven willen kijken in Syrië, voordat hij beslist over teruggaan en een verklaring ondertekent

Syrische vluchtelingen zouden de kans moeten krijgen om tijdelijk terug te gaan naar hun thuisland zonder dat hun asielprocedure of verblijfsvergunning daarmee in gevaar komt, stelden oppositiepartijen GroenLinks-PvdA en CDA woensdag voor in de Tweede Kamer. Om te zien of hun familie nog leeft, of hun huis nog overeind staat. “Het land ligt in puin, terugkeer is niet een licht besluit om te nemen,” zei GroenLinks-PvdA-lid Kati Piri. Minister Faber is „zeer terughoudend” over het voorstel.

De schuld van alles

Dat de PVV dit thema domineert zorgt bij de Syriërs voor onrust. Solafa, een 33-jarige vrouw die een verblijfsstatus heeft, maar nog in een asielzoekerscentrum in Harderwijk woont, maakt zich zorgen over wat „de rechtse partij” zou kunnen ondernemen tegen vluchtelingen. Ook de sociaal werker hoort het overal om haar heen: „Mensen denken dat ze ons echt terug naar Syrië zullen sturen.” De 22-jarige laborant Farah denkt dat dat niet kan volgens het Europees recht, maar ze vindt het al ellendig genoeg dat „wij de schuld krijgen van alles”.

Emad, fotograaf en student computer science aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, sprak laatst bevriende Syriërs die nog in een asielzoekerscentrum zitten. “Die zijn wel een beetje hopeloos. Zij denken er door de asielstop al over om terug te gaan. En ik zeg ze eerlijk: ga maar terug, hier verspil je alleen maar tijd.”

Híj weet zeker dat hij niet terug wil. „Misschien naar een ander land, warmer dan Nederland. Maar: niet naar Syrië.” De laatste familie die hij er nog heeft, probeert naar de Verenigde Staten te gaan. „Ik heb een paspoort nu, dus de rechtse partijen vechten niet meer tegen mij. Maar als ik geen paspoort had, zou ik heel bang zijn.”

Zelf maakt hij zich vooral zorgen over de nieuwe regering in Syrië. Hij vindt dat Europese leiders interim-president Ahmed al-Sharaa veel te snel hebben omarmd, terwijl ze nog niet weten hoe hij is. „Omdat ze hopen dat de Syrische vluchtelingen teruggaan.”

Minister Faber stelt 900 euro beschikbaar voor vrijwillig vertrekkende Syriërs. Niet gek, zegt Emad. „Ik snap dat mensen het een lage prijs vinden, maar ik denk: het is toch iets extra’s. Niemand hóéft jou geld mee te geven.”

De anderen hebben verontwaardigde reacties in hun omgeving gehoord. „Sommige mensen hebben 5.000, 10.000, 15.000 euro betaald aan smokkelaars om naar een veilig land te vluchten,” zegt Feras. Mensen hebben hun spullen ervoor verkocht, hun huizen. En dan 900 euro.„Maar goed, geen enkel bedrag zou me overtuigen te vertrekken voordat ik er klaar voor ben.”