Het wedstrijdbad in zijn geboortestad Bratislava was voor Pavol Surda van zijn 12ste tot zijn 25ste een tweede thuis. Uren per week bracht hij door in het water. Zo schopte hij het tot het Slowaakse nationale zwemteam. En eigenlijk al die tijd had hij last van een verstopte snotneus. Het hoorde erbij, hij wist niet beter, maar irritant was het wel. Tot Surda ging studeren en stopte met zwemmen. Zo snel als de chloordampen uit zijn leven verdwenen, zo snel ging ook zijn neus weer open.
Deze maand rolt zijn proefschrift van de pers bij de Universiteit van Amsterdam (UvA), over precies dát onderwerp: rinitis bij topsporters. „Het houdt je uit je slaap, je herstelt minder goed na je training”, zegt Pavol Surda via een videoverbinding vanuit Londen, waar hij kno-arts is. „Voor een gemiddeld persoon kan een verstopte neus al vreselijk hinderlijk zijn, laat staan als je iedere dag grote fysieke inspanningen moet leveren. En toch is er wereldwijd nog nauwelijks onderzoek naar gedaan.”
Gelijk maar even de definitie, waar de internationale rinitis-werkgroep over heeft nagedacht. Je lijdt aan rinitis als je het merendeel van het jaar last hebt van minstens twee soorten neusklachten: loopneus, verstopte neus, neuskriebels of niezen. De gemiddelde persoon staat wellicht weinig stil bij zijn of haar ‘neusgezondheid’, maar Surda weet dat in de topsportwereld ieder detail het verschil kan maken tussen goud of zilver.
In die context moet je zijn onderzoeksresultaten ook zien. Die werden in de topsportwereld met prijzen overladen en gelijk in allerhande richtlijnen verwerkt, nog voordat Surda officieel was gepromoveerd. Hij werkt veel samen met sportartsen. „We hebben in de topsport een gat in de behandelopties gevuld.”
Surda nam topzwemmers en tophockeyers onder de loep. In die eerste categorie vond de arts wat hij al bij zichzelf observeerde: twee op de drie zwemmers hebben regelmatig last van rinitis, tegen één op de drie niet-zwemmers. Sterker nog: van alle soorten atleten lijken zwemmers het hardst getroffen door de kwaal. Chloor in het water is waarschijnlijk een van de oorzaken, toonde eerder onderzoek al aan. Hoe langer in het zwembad, hoe erger de rinitis.
Last van snurken en ademstops
Maar wat Surda ook vond: de zwemmers slapen slecht. Door geblokkeerde luchtwegen hebben de atleten last van snurken en ademstops, vermoedt Surda, waardoor ze overdag extra moe zijn. Schuif de vroege trainingssessie in het zwembad twee uur op, adviseerde hij. Dan kunnen de zwemmers hun slaap een beetje inhalen. Hij wil maar zeggen: the devil is in the details.
De tophockeyers die Surda onderzocht, representeren de ‘buitensporters’. Je kunt daar ook voetballers of hardlopers voor invullen. Tophockers, amateurhockeyers en een controlegroep moesten vragenlijsten invullen om hun neusklachten in kaart te brengen – met iconische namen als de SNOT-22. Wat blijkt? De atleten hebben aanzienlijk meer last van neusklachten dan de gemiddelde populatie. Dat wijst erop dat (zware) fysieke inspanning neusklachten in de hand werkt.
Veel mensen kennen de verstopte neus en snotterigheid als symptoom van een verkoudheid. Maar eerdere onderzoeken suggereren dat het mogelijk ook andersom kan werken, dat je door je snotneus vatbaarder bent voor bovenste luchtweginfecties. „Zeker nu we hebben aangetoond dat rinitis zo vaak voorkomt bij topsporters, is die hypothese het verder onderzoeken waard”, zegt Surda. „Het zou kunnen betekenen dat atleten extra vatbaar zijn voor virusinfecties en dat is natuurlijk funest voor het leveren van een topprestatie.”
Wat opvalt is dat topsporters dan weer relatief weinig medische hulp vragen voor hun neusklachten. „In onze vragenlijsten geven ze aan dat die verstopte neus een grote negatieve impact heeft op hun kwaliteit van leven, maar de ‘gewone’ neusspray is nauwelijks in beeld.” Deels, vermoedt Surda, omdat topsporters vrezen voor dopingcontrole. „Maar dat is niet nodig, want corticosteroïden in een neusspray zijn gewoon toegestaan.”
De topsportmentaliteit
Na zijn zwemcarrière werd Surda professioneel triatleet. En na een paar „rustige” sportjaren om zijn medische carrière op te bouwen, heeft hij inmiddels het veldrijden ontdekt. Waar de gemiddelde persoon al moeite heeft om zichzelf na een lange werkdag naar de sportschool of het voetbalveld te slepen, lukt het Surda terwijl hij aan het hoofd staat van het grootste specialistische kno-centrum van Engeland, een eigen privé-kliniek runt, een PhD-traject doet en twee kleine kinderen heeft.
Lachend haalt hij zijn schouders op: het is een kwestie van goed plannen. Pakken zijn collega’s de trein naar hun werk, dan stapt Surda voor diezelfde afstand met gemak op zijn fiets, of hij trekt zijn hardloopschoenen aan. Op maandag een tempoloopje, op dinsdag een intervaltraining. En dan ’s avonds diezelfde afstand weer terug. „Als ik dit niet doe, slaat de onrust naar binnen en word ik gestresst. Dit is mijn manier van ontladen.”
Topsport stopt niet bij de finish, vindt hij. Waarom hij graag wilde promoveren? „Ik wilde niet ergens aan beginnen om het daarna niet af te maken.” Zo pakt hij eigenlijk alles aan. „Ik ga niet slapen totdat het af is. Mezelf vertellen dat iets niet is gelukt? Dat is gewoon geen optie.” Op Surda’s website vind je een duizelingwekkende lijst met bestuursfuncties, bijzondere prestaties en prijzen. Hij zegt het daar ook zelf: als voormalig atleet heeft hij „een passie voor perfectie”.