Hij heeft de uitspraak van de rechtbank nog niet helemaal gelezen, maar dat de regering meer werk moet maken van de reductie van stikstof in kwetsbare natuurgebieden, lijkt de boswachter uit Overijssel goed nieuws. „Wij zijn hier al heel lang bezig om het hoogveen te beschermen. Met interne maatregelen. Als er straks voor wordt gezorgd dat er hier minder stikstof terechtkomt, is dat een externe maatregel waar dit gebied zeker van gaat profiteren”, zegt Henk-Jan van der Veen, boswachter en ecoloog van Staatsbosbeheer.
De mistflarden zijn opgetrokken, de zon doet zwakke pogingen door het grijze wolkendek heen te breken. Stilte heerst over de Engbertsdijkvenen, een van de laatst overgebleven restanten van het hoogveenlandschap van Nederland, bij Kloosterhaar, niet ver van de Duitse grens. Een uitgestrekt landschap, beschermd onder het Europese regime van Natura 2000, elfhonderd hectare groot. Het is moeilijk de schoonheid van dit landschap niet te zien, met de boomloze vlakten, de plassen waarin zich hier en daar waterveenmos vormt, met adders, kraanvogels en een grote diversiteit aan libellen. Toch had dit hoogveen er met minder stikstof nog mooier bij gelegen.
Stikstof is een soort pokon
Ga maar na: hoogveen gedijt in wat ecologen een voedselarm milieu noemen, een gebied waar regenwater niet weg kan, zuiver regenwater zonder meststoffen, zonder veel mineralen. Met de aanwezigheid van stikstof daarentegen, in de Engbertsdijkvenen afkomstig van „een optelsom” van landbouw, industrie en verkeer, krijgen andere planten en bomen het voedsel dat hen in staat stelt te floreren en daarmee de oorspronkelijke veenmossen weg te concurreren. „Beschouw stikstof maar als een soort pokon”, zegt Van der Veen. „Het micromilieu verandert. Daardoor verandert de vegetatie. Er gaat gras groeien, pijpestrootje, en bomen als berken.” De boswachter spreidt zijn ellebogen en zegt: „Die maken zich breed en drukken de veenmossen weg.”
Dat er een „stikstofdeken” over het zeldzame hoogveengebied ligt, is oud nieuws. Al jaren tracht Staatsbosbeheer de teloorgang van het gebied te bestrijden, met wisselend succes. Van der Veen: „Het is in Nederland wat hoogveen betreft steeds een halve stap vooruit en daarna weer een stap achteruit.” De boswachter tuurt over de vlakte, wijzend naar het „kerngebied”; het laatst overgebleven deel van de Engbertsdijkvenen dat nog vijf meter dik hoogveen telt. In andere delen van het gebied is het hoogveen veel minder dik. Van der Veen: „Het doel is natuurlijk om het hoogveen weer te laten groeien met een millimeter per jaar. Maar in de praktijk is de groei marginaal. We zijn al tevreden als het veen niet indroogt en wordt verdrukt door andere soorten.”
We zijn al tevreden als het veen niet indroogt en wordt verdrukt door andere soorten
Zonder ingrijpen zou in de Engbertsdijkvenen het proces van „mineralisatie” voortgaan en zou het gehele gebied onder „verbossing” gaan lijden. Al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zijn er kades in het gebied aangelegd, om tijdens de almaar toenemende verdroging, veelal een gevolg van ontwatering vanuit landbouw en andere menselijke activiteit in de omgeving, het zuivere regenwater te behouden. De veenkades bleken daartoe niet helemaal in staat. „Ze zijn poreus, er komen scheuren in”, zegt Van der Veen. Sinds ongeveer de eeuwwisseling is Staatsbosbeheer begonnen een aantal kades te versterken met zand en leem, vijf meter hoog. Ook laat Staatsbosbeheer jaarlijks kleine boompjes omzagen, om de veenmossen meer ruimte te geven. Hier en daar staan groepjes berken en dennen. „Maar die laten we staan, die groeien op hoge zandkoppen.”
Pilletje tegen hoofdpijn
Dat er door de rechterlijke uitspraak wellicht daadwerkelijk minder stikstof op de Engbertsdijkvenen afkomt, is voor boswachter Van der Veen het sein dat het „op lange termijn” misschien nog wel goed komt met deze natuur. Dat zou namelijk meer zijn dan symptoombestrijding, zoals het wegzagen van jonge boompjes, het zou de werkelijke oorzaak kunnen wegnemen. „Het is als met hoofdpijn. Daar kun je een pilletje tegen innemen. Maar je kunt ook tot de ontdekking komen dat je misschien te hard werkt, en dat je wat minder zou moeten werken.” En trouwens, zegt hij: een hoogveengebied als dit slaat óók nog eens heel veel CO2 op.
Het gebied telt nog steeds grote, uitgestrekte plassen. Dat is hoopvol, en eigenlijk een klein wonder na enkele jaren langdurige perioden van droogte. Dat heeft natuurlijk ook veel te maken met de overvloedige regen die de afgelopen anderhalf jaar in Nederland is gevallen – voor hoogveen een zegen. „Kijk, daar zie je toch weer iets van veenmos groeien”, wijst de boswachter enthousiast naar wat groen in het water.