Voor de veesector is de jaarlijkse koeiendans een zeldzaam positief PR-moment

Het melkveebedrijf van de familie Thijssen in het Limburgse dorp Geulle is zondag omgetoverd tot een klein festivalterrein: auto’s worden door verkeersregelaars in groene t-shirts begeleid naar een geïmproviseerde parkeerplaats op het grasveld. Uit de kofferbakken verschijnen kinderwagens die moeten worden uitgeklapt en tassen met zakjes chips.

Een keer per jaar komen bezoekers uit buurtdorpen en -steden naar de boerderij van de familie Thijssen om daar de ‘koeiendans’ te aanschouwen – het moment dat de melkkoeien voor het eerst dat jaar weer naar buiten mogen. Dat wordt ook wel de weidegang genoemd, maar koeiendans is passender: de dieren springen en huppelen de wei in bij het voelen van het verse gras onder hun hoeven. „De mooiste dag van het jaar”, vindt boerendochter en eigenaar van de boerderij Elke Thijssen (33). Naar schatting zijn er vandaag meer dan tweeduizend mensen – Thijssen houdt het niet precies bij.

Consumptietokens

Terwijl de veesector de laatste jaren vooral negatief in het nieuws komt, vanwege onder meer het stikstofprobleem en discussies over dierenleed en megastallen, grijpen veel boeren het jaarlijkse moment van de koeiendans aan als een positief PR-moment. „Ik wil het verhaal van de boer vertellen”, zegt Thijssen. „Wij zijn geen dierenbeulen. We zien onze koeien ook het liefste in de wei, net als de samenleving.” Dat er veel kritiek is op de veesector weet ze wel: „Ik hoef die discussie niet te winnen. Als je het zielig vindt voor de dieren, dan mag je dat vinden. Maar ik wil wel de kans hebben om onze kant te laten zien.”

De dag van de weidegang is ooit geïntroduceerd door zuivelbedrijf FrieslandCampina

Op het terrein voor de koeienstal staan kraampjes waar onder meer streekproducten worden verkocht en ansichtkaarten met Limburgs dialect (‘perficiat mit diene verjoardig’). Verder is er een bar, frietkraam, springkasteel en een kraampje waar je consumptietokens kan halen. Er vormt zich een lange rij voor het hoekje waar kinderen geschminkt kunnen worden. De eerste biertjes worden ondertussen besteld.

De ligboxenstal is opengesteld voor bezoekers.

De dag van de weidegang is ooit geïntroduceerd door zuivelbedrijf FrieslandCampina en hangt samen met het Weidemelk-keurmerk. Dat belooft dat de koeien zeker 120 dagen per jaar buiten grazen, minimaal zes uur per dag. Het is niet hetzelfde als het Beter Leven-keurmerk met drie sterren: dan moeten koeien minstens 180 dagen per jaar buiten staan, en horen er ook milieueisen bij. Voor koeien die in de wei staan krijgt de boer meer geld per liter , en betaalt de consument iets meer. Maar als het aan de vrolijke dagjesmensen in Geulle ligt, is dat geen probleem: een koe hoort namelijk in de wei, zeggen ze.

Biefstukje

„We zijn hier met vier volwassenen en zes kinderen”, zegt Mark Beckers uit Landgraaf, die met een kind op zijn arm naast de stal staat. Hij is net op de foto geweest met een koe die haar kop naar buiten stak. Vandaag is een leuk leermoment voor de kinderen, vindt hij. „Dat koeien zowel in de stal staan als buiten.” Het is natuurlijk ook zo dat de koe die we zien ook dat biefstukje op je bord verzorgt, voegt hij toe. „Maar daar hebben we het vandaag niet over hoor.”

Het hoort gewoon bij Nederland

Frank Timmers
bezoeker

Het is overigens geen landelijk vast moment, de koeiendans. Iedere boer mag zelf bepalen wanneer de koeien naar buiten gaan. Ideaal gezien is de temperatuur nog niet te hoog, maar het gras al wel lang genoeg. De familie Thijssen heeft sinds 2018 wel een vaste dag: de eerste zondag van april. „We deden het eerst op zaterdag, maar veel ouders met jonge kinderen hebben dan sportclubjes of andere activiteiten.”

Op museumtempo schuifelt een groep mensen met kinderwagens langs de drukke rij voor de frietkraam. De meeste bezoekers bewegen zich langzaam naar de wei, in aanloop naar hét moment waar iedereen voor komt. Vorig jaar was het te druk, vond de familie. „Toen waren er drieduizend mensen. We hebben nu plattegronden opgehangen in de stal”, zegt boerin Thijssen.

Zo’n tweeduizend bezoekers kijken toe hoe de melkkoeien voor het eerst dit jaar de wei in gaan.

De ligboxenstal is opengesteld zodat bezoekers erdoorheen kunnen lopen. Koeien staan op roosters en hebben ieder een ‘box’ van ongeveer een meter breed om in uit te rusten. De koeien kunnen wel rondlopen in de stal, legt vader Peter Thijssen uit. „Vrij-koe-verkeer.” Een bezoeker aait voorzichtig een koe die haar kop door het hek heen heeft gestoken om te eten, terwijl een ander het filmt. Links in de stal staan de melkkoeien, rechts de kalfjes. Die zijn nog te jong en gaan vandaag niet naar buiten. Pas met anderhalf jaar is het hun beurt.

Onrustig

„De kinderen zien zo waar de melk vandaan komt”, zegt Leighanne Meuleners uit Geleen, die met haar man en hun twee kinderen in een bolderkar vooraan staat bij het hek. Ze geeft zelf les in dierverzorging. Ondertussen schreeuwen kleine kinderen in het springkasteel en loeien de koeien in hun stal. „Ze zijn onrustig”, zegt vader Peter Thijssen, over de koeien dan. „Ze weten wat er zo staat te gebeuren.”

Kinderen ‘melken’ een nepkoe op het melkveebedrijf van de familie Thijssen.

Om precies twee uur is het zo ver. Vrijwel iedereen heeft zich verzameld rondom het weiland, kinderen op de schouders van vaders. Er hangt een drone in de lucht om het tafereel te filmen. De koeien rennen de wei in, vlak langs de hekken. Ze springen, met staart omhoog en poten naar achter schoppend.

Een koe in de wei vindt Frank Timmers, die samen met zijn vrouw staat te kijken, toch wel het mooist. „Het hoort gewoon bij Nederland.” Zijn vrouw vindt het vooral belangrijk voor het dierenwelzijn. „En de melk van een koe die gras heeft gegeten is ook lekkerder.”

Tien minuten na het huppelmoment staan de meeste koeien al rustig te grazen. Een enkeling maakt nog een sprongetje. De eerste bezoekers trekken de kinderwagens over het gras terug naar het terrein. Een jongetje trekt aan de mouw van zijn moeder omdat hij wil blijven kijken. „Nee, we gaan terug”, corrigeert ze. „Straks hebben we geen plek meer om te zitten.”