Het evenement had militaire kracht moeten uitstralen, de eer en glorie van de machtige Noord-Koreaanse staat. Maar de officiële tewaterlating van een torpedojager in de havenstad Chongjin is woensdag faliekant misgelopen.
Staatspersbureau KCNA maakte donderdag bekend dat de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un aanwezig was toen het schip scheef van een helling gleed. Hierdoor raakte de achterkant van het oorlogsschip de bodem en bleef de voorsteven aan de kant. De achtersteven raakte beschadigd. KCNA noemt het een „ernstig ongeval” waarvoor de oorzaak zou liggen in „onervarenheid” en „operationele nalatigheid”. Of er mensen gewond zijn geraakt, meldt het staatspersbureau niet.
Kim Jong-Un ging een stap verder: hij sprak na afloop volgens KCNA van een „misdaad, veroorzaakt door ongelofelijke roekeloosheid, onverantwoordelijkheid en een onwetenschappelijk empirisme dat de grenzen van het denkbare overschrijdt en niet kan worden getolereerd”. Hij kondigde aan dat de fouten zullen worden „afgehandeld” op een bijeenkomst van het Centrale Comité van de Partij komende maand. Militair analisten zeiden tegen persbureau Reuters dat er vermoedelijk veel publiek bij de ceremonie aanwezig was, wat zou hebben bijgedragen aan de vernedering van Kim Jong-un.
Een ongeluk dat plaatsvindt in het bijzijn van de Grote Leider wordt volgens hoogleraar Koreastudies Remco Breuker, van de Universiteit Leiden, gezien als teken van gebrek aan loyaliteit aan hem „omdat er bijvoorbeeld niet hard genoeg gewerkt is”. Dat is, zegt Breuker, „de grootst mogelijke zonde” in Noord-Korea. En dat betekent slecht nieuws voor de betrokkenen. „Er zullen nu flinke straffen moeten volgen. De woede van de grote leider zal moeten worden gecompenseerd. Wellicht volgt een vorm van gratie na het uitspreken ervan, maar dat is vooralsnog giswerk.”
Zijwaarts te water
Het in Noord-Korea gespecialiseerde medium 38 North meldt dat het de eerste keer was dat getracht werd een torpedojager zijwaarts te water te laten. Dat was wellicht noodzakelijk, schreven zij voorafgaand aan het evenement in een analyse op basis van satellietbeelden, omdat de kade waar het schip stond geen vaste helling heeft. Er zou gebruik worden gemaakt van verplaatsbare hellingdelen.
Lees ook
Noord-Korea wijzigt de grondwet en maakt treinspoor naar Zuid-Korea onklaar
Kim begon twee jaar geleden met de modernisering van de marine als onderdeel van het Noord-Koreaanse kernwapenprogramma. De torpedobootjager van de nieuwe Choe Hyon-klasse kan worden uitgerust met geleide raketten. In april liep het eerste van deze schepen probleemloos van de helling. De schepen van 5000 ton zijn de grootste van de Noord-Koreaanse marine.
Uren na de melding over de beschadigde torpedojager schoot Noord-Korea volgens het Zuid-Koreaanse leger een aantal kruisraketten af in een gebied ongeveer 300 kilomter ten zuiden van havenstad Chongjin, waar vaker militaire oefeningen plaatsvinden.
De opengebroken vuilnisbak is in de grote steden sinds de invoering van statiegeld op blikjes een fenomeen. De oorzaak is bekend, het is het werk van mensen die een bescheiden verdienmodel hebben gevonden door statiegeldblikjes en -flessen uit de bakken te vissen, maar nog geen manier hebben gevonden om de bak daarbij heel te laten. Er is intussen druk geëxperimenteerd met oplossingen, waaronder de doneerring om de bak, waar mensen hun blikje in konden zetten. Dat werkte slecht, want mensen duwden er ook milkshakebekers en ander statiegeldloos materiaal in. Binnenkort komt de gemeente Amsterdam met een nieuw idee: het slot op de bak gaat eraf en er wordt een magneet met een veer geplaatst. Iedereen kan de vuilnisbak dus opentrekken zonder hem te slopen. En er komen afvalzakken van doorzichtig plastic. Zo kunnen statiegeldrapers meteen zien of er iets te halen valt. Eureka zou je zeggen. Maar wat we dan gaan missen is de schoonheid van de improvisatie . De burger die het recht in eigen hand neemt met een rol ducttape. Of de gemeentereiniging die, net als de kunstenaar Christo in zijn beste jaren, het hele object inpakt. Het Rotterdamse model is ook het overwegen waard: de kapotte vuilnisbak dichttapen en een sticker met SORRY erop plakken. Navraag leert dat die sticker vooral in Rotterdam Zuid wordt gebruikt, vanwege de goede publieksreacties. Zo simpel kan het zijn, gewoon even sorry zeggen voor het ongemak.
Verbluffend zuinig autootje. Ik tank pas na 700 kilometer non-stop snelweg met een voor filerijk 2025 behoorlijke gemiddelde snelheid van 93 kilometer per uur. Volgens de boordcomputer had ik zelfs nog 120 kilometer kunnen doorrijden, terwijl de tankinhoud niks voorstelt. Met veel persen krijg ik er 34,57 liter in. Dit Seatje loopt ook op de Autobahn 1 op 20.
Daar kan de benzinerijder aan de vooravond van het stekkertijdperk mee aankomen, in een wereld die zijn Ibizaatje niet meer ziet staan. Nooit reed ik zo’n anonieme testwagen. Waar moderne auto’s carnavaleske aandachttrekkers zijn geworden, is deze Spaanse VW Polo een marathonatleet in schutkleur. Dat is des te komischer omdat de net vertrokken Seat-ceo Wayne Griffiths met debiele slogans als Join the tribe en commercials vol swingende confectiejongeren van zijn merk een TikTok-nummer dacht te kunnen maken. Van de lak is niet te zeggen of hij blauw, grijs of groen is. De stoelen zijn zwartgrijs, de wielen meten overbescheiden 15 inch, de standaard van een jaar of vijftien terug. Het modelletje heet droefgeestig lief Style Plus en nu Seat het onderweg naar de opheffingsuitverkoop 1.800 euro heeft afgeprijsd kost het 21.900 euro. Topdeal.
Zoom in voor details van de Seat Ibiza 1.0 Klik op de punten voor uitleg over de details.Foto Merlijn Doomernik
Daarom eer ik dit vier jaar geleden gelanceerde autootje alsnog. Tegenwoordig betaal je zulke bedragen voor auto’s in het A-segment, de obsoleet geworden vakterm voor de kleinste stadsauto’s – obsoleet, omdat ze zichzelf uit de markt hebben geprijsd. De Seat is als auto uit het B-segment twee slagen groter en op een enkele Dacia na biedt geen auto in zijn klasse zoveel voor zo weinig. Zo wordt het veteraantje op de valreep pijnlijk actueel. Bovendien is het behoorlijk uitgerust. Zonder sfeerverlichting of draadloze telefoonoplader, maar alle noodzakelijke comfortvoorzieningen zijn stand-by. De Ibiza heeft een ouderwets handbediende, ook zonder digitale temperatuurregeling goed koelende airconditioning. En zo vergrijsd is hij niet. Tegenover de prehistorische draaiknoppen voor de ventilatieregeling staat een digitaal dashboard. Geen eigen navigatiesysteem, maar met Apple CarPlay kwak je je telefoonmenu van Google Maps tot Spotify zo op het infotainmentscherm. Je hebt vier goed toegankelijke deuren en een voor zijn grootte forse kofferbak van 355 liter, een soepele vijfversnellingsbak en een achterbank met menswaardige ruimte. Plus, halleluja, maar twee veiligheidssystemen die zich via het stuur eenvoudig laten uitschakelen – één voor snelheids-, één voor weghelftoverschrijdingen. De Ibiza is verrassend stil en met de 95 pk van VW’s soepele turbo-driecilinder ben je geen gevaar op de snelweg. Wie alleen maar degelijk vervoer zoekt: grijp die kans. Nog veilig ook, vijf sterren in de Euro NCAP-crashtest.
Foto’s Merlijn Doomernik
Interessant anachronisme
Dit klinkt als reclame en dat is het ook, al word ik er niet voor betaald. De Ibiza is een interessant anachronisme. Vaak wordt me gevraagd waarom testauto’s zo duur zijn. Dan leg ik uit hoe de goedkope auto uitstierf; dure tech en bling. De gemiddelde nieuwprijs nadert de 50.000 euro, een doorsnee occasion kost de helft, zo erg is het. Dat er hier desondanks per jaar toch nog honderdduizenden over de toonbank gaan komt doordat de prijs voor verbazingwekkend veel mensen géén barrière is. Of omdat ze zakelijk rijden in auto’s die ze privé nooit hadden opgebracht, of omdat ze geld te over hebben voor de karikaturale onzin die ze kopen. Veel suv-rijders zijn rijk zat om prijsexplosies weg te lachen; hypotheekvrij, goed pensioen, kinderen uitgevlogen. Natuurlijk is er hoop. De eerste elektrische auto’s onder de 25.000 euro zijn er. Je kunt er alleen niet 700 kilometer aan één stuk mee rijden en ze laden te traag om zo’n traject met een paar laadstops op te knippen in een ecologische hordenrace. Komt goed, maar nu nog even niet. Dus ik ben altijd blij als ik een allround auto op benzine tegenkom die in ecologisch perspectief het daglicht nog verdraagt en niet de hoofdprijs eist. Het doelmatigheidsgehalte van de Seat heeft urgentie. Hij houdt publiek en industrie een spiegel voor. Zo vond de automens het in zijn pre-hedonistische ontwikkelingsfase mooi genoeg. De Ibiza staat voor een verkwanseld functionaliteitsgeloof, geofferd aan de uiterlijke schijn van influencerledigheid. De TikTokker die mijn Seat saai noemt kan de wind van voren krijgen. Als twintiger had ik een koninkrijk vergokt voor zoiets vorstelijks. Meer van deze budgettypes, fabrikanten. Wat een waanzinnig goede auto voor krankzinnig weinig. Dan maar saai. Jij moet spannend zijn, niet je auto. Andersom is een doodvonnis.
Mijn oudste dochter (4) stormt het schoolplein op, haar zusje (1,5) en ik lopen achter haar aan. De deuren van de school zijn nog dicht, dus troont ze ons mee naar de boomstronk waar ze het afgelopen weekend had gespeeld: ze was er ontelbare keren op geklommen en zo spectaculair mogelijk weer af gesprongen. Maar nu stopt ze, plots; twee jongetjes rijden met speelgoedautootjes op de boomstronk. Mijn dochter kijkt me beteuterd aan, ze gaat vlak bij de jongens staan, die spelen onverstoord verder. Ze zegt tegen me dat zij op de boomstam wil, ik zeg dat ze even moet wachten. Maar toch legt ze een hand op de stronk. Ik herhaal dat ze moet wachten, haar hand begint te schuiven, ik zeg haar naam, ze kijkt me niet aan en duwt langzaam de autootjes naar de rand van de boomstronk. Ik probeer uit te leggen dat ze haar beurt af moet wachten, maar produceer niet meer dan wat halfslachtig gestotter. De jongetjes kijken verbaasd op, pakken hun autootjes en druipen af.
Terwijl ik naar huis loop speel ik de scène af in mijn hoofd. Mijn correctie en uitleg dat het niet mocht waren flauwtjes, stil, omdat ik haar helemaal niet wílde corrigeren. Ze mag best haar ruimte claimen, assertief zijn. Sterker nog: ze moet wel in deze wereld. Dat ze dat doet ten koste van twee jongetjes: jammer, maar liever dat dan dat ze over zich heen laat lopen.
De avond voordien heb ik de laatste aflevering van Netflix-serie Adolescence gekeken. Ademloos zweefde ik door het trieste universum van de 13-jarige Jamie Miller, die een meisje neerstak. Het is een briljante serie, over jong zijn, man zijn en over de manosphere, de online fuik waarin jongens en mannen verstrikt kunnen raken, en waar influencers als Andrew Tate beweren dat vrouwen minderwaardig zijn en dat ze het bezit zijn van mannen.
Het beneemt me weleens de adem om twee dochters groot te brengen in deze wereld. Ik probeer mezelf gerust te stellen dat de manosphere ver van me staat, dat ik de zoon ben van een zachte vader, omringd word door zachte mannen. Maar dan zie ik een serie als Adolescence, waar die giftige mannelijkheid doordringt tot normale huiskamers, keurige wijken en doodgewone gezinnen. Het kwaad is uitzonderlijk, de context waarin het zich manifesteert banaal, nabij en uiterst herkenbaar.
Kooi
In haar boek Radeloze helden (2023) kijkt emeritus hoogleraar genderstudies Maaike Meijer naar mannelijke hoofdpersonages: ze onderzoekt hoe die worden opgevoerd en wat dat zegt over de mannelijke conditie. Ze doet dat door, zoals ze tijdens een lezing over haar boek vertelde, „befaamde romans van mannelijke auteurs […] niet te benaderen als universele teksten, maar als mannenteksten […] over de mannelijke conditie”. De mannen in de boeken en films die ze analyseert zijn gekrenkt: ooit stonden ze bovenaan de ladder, nu niet meer, en dat gevoel van miskenning leidt tot verzet. Een klassiek voorbeeld vindt Meijer bij kapitein Ahab, die Moby Dick, de witte walvis, wil achtervolgen en doden omdat die zijn been afbeet (en hem dus castreerde, in de freudiaanse lezing van Meijer). Ahabs wrok en aangetaste mannelijke eer jagen zo goed als de hele bemanning de dood in.
De bronnen die Meijer gebruikt zijn vaak wat ouder, maar haar analyses houden nog steeds steek: ook op social media is de gekrenkte man te zien die zich verzet tegen het verlies van zijn toppositie. Dat verzet is fel, choquerend. Ik zag op het Instagramaccount Punches & Prayers een influencer beweren dat je als man niet in de kraamkamer moet zijn tijdens de bevalling van je partner als je je eigen seksuele appetijt levend wil houden. Of influencer Elliott Hulse, die uitlegt dat het de schuld is van het falende leiderschap van de man als een vrouw overgewicht heeft.
Meijer kijkt niet alleen naar fictie, maar ook naar de realiteit. Naar het platteland van de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, waar relatief veel jonge mannen achterblijven. De jonge vrouwen zijn beter opgeleid en vertrekken naar de stad. Meijer schrijft: „[Zij] zien de deur van hun kooi openstaan. Veel alleenstaande mannen krijgen het daarentegen minder makkelijk voor elkaar. Wat totaal niet helpt is dat jongens van oudsher is beloofd dat ze ‘beter’ zouden zijn dan hun zusters en de baas konden spelen. Dat is niet langer zo. De deur van hun kooi staat evengoed voor hen open, maar ze hebben eerder het gevoel dat die voor hun neus is dichtgegooid.”
Misschien is dat wel de essentie van de mannelijke crisis: een man die het gevoel heeft dat hem onrecht is aangedaan terwijl dat niet per se zo is. Ahab had zich ook kunnen neerleggen bij zijn eenbenig bestaan (walvissen bijten nu eenmaal), maar hij wordt gedreven door wraaklust voor zijn castratie. Zijn mannelijkheid terugwinnen is een existentiële strijd met de dood tot gevolg.
Iets soortgelijks zie je ook in Adolescence. Jamie, het hoofdpersonage, is overtuigd van de 80-20-theorie, die claimt dat 80 procent van de vrouwen op 20 procent van de mannen valt. Als je bij die 20 procent wil horen, moet je een alfaman worden en vrouwen leren veroveren. De vrouw wordt een object, een ‘schaars goed’ in een competitieve markt. Het versieren wordt een agressieve strijd, die Jamie verliest. De afloop is ook hier dodelijk.
Stekels
Schrijver en journalist Dieuwertje Mertens schreef in 2024 een essay voor Trouw over haar 11-jarige zoon. Hij, kind van twee feministische ouders, spreekt plots conservatieve ideeën uit. Hij zegt bijvoorbeeld dat een bed opmaken vrouwenwerk is, dat vrouwen beter kunnen koken dan mannen en dat ze niet kunnen autorijden. Terwijl Mertens’ kinderen hun beide ouders zien koken, wassen, meubels verslepen en onder de motorkap van de auto zien kijken. „Hoe komt hij aan zijn ideeën?” vraagt ze zich af. Ze zoekt antwoorden online, in de cultuuroorlog die daar gevoerd wordt, maar ook bij zichzelf: „Als ik terugkijk, denk ik dat ik de afgelopen jaren meer aandacht heb besteed aan het emanciperen van mijn dochter. Ik heb haar een positieve boodschap over vrouwelijkheid meegegeven (girlpower!) en ik heb mijn zoon vooral verteld wat mannelijkheid níét moet zijn. Dat is ook onbewust gebeurd.”
Als er jongens opduiken in de speeltuin, ben ik op mijn qui-vive
Doe ik hetzelfde? Als mijn dochter een zoon was geweest, had ik haar actie op het schoolplein steviger gecorrigeerd – dat weet ik zeker. En als er meisjes stonden te spelen had ik haar ook tegengehouden. Maar het waren twee jongetjes. Als ze een jongen inhaalt op de glijbaan, zeg ik niets, bij meiden wel. Als er jongens opduiken in de speeltuin, ben ik op mijn qui-vive.
Ik kweek zo een wantrouwen tegenover de andere sekse en bevestig het negatieve beeld, de bijsmaak die aan mannelijkheid hangt; jongens/mannen zijn niet te vertrouwen. Harnas aan, stekels op en kijk uit!
Betrokkenheid
Ik leg de jongste in bed, maak van de rust gebruik om de was op te vouwen. Ik zie de puinhoop in de keuken, doorloop de schijnbaar oneindige lijst van huishoudelijke taken in mijn hoofd en besluit dat het wel goed is. Ik laat me op de bank vallen, scroll wat.
Er wordt veel over Adolescence geschreven. De Britse feminist en schrijver Caitlin Moran zegt in een column in The Times dat Adolescence niet over een crisis van tienerjongens gaat, maar een crisis van de vaders van die jongens. De vader van Jamie is geen klassieke slechte vader, schrijft Moran, hij is niet gewelddadig, misbruikt zijn kinderen niet, maar toch faalt hij in zijn vaderschap: „He’s there. Just… not enough.” Ze beschrijft een groep vaders die veel nadenken over hun vaderschap, die er bewust mee bezig zijn, maar één ding niet doen: tijd doorbrengen met hun kinderen. Terwijl Andrew Tate 24/7 beschikbaar is.
Illustratie Jesse Ceelen
Ik werk vier dagen, net als mijn vriendin, om zo een dag per week met de kinderen door te kunnen brengen. Ik was, maak klaar, breng weg, veeg, dep en kook. Ik ga mee naar balletles, naar doktersafspraken. Ik speel, fiets, leer en lees met hen. Maar ben ik wel écht betrokken?
Mertens beschrijft hoe ze soms niet echt interesse kan opbrengen voor de leefwereld van haar zoon „die onder meer bestaat uit filmpjes van gamers die onderuitgezakt in hun speciale gamestoel laten zien hoe ze in Fortnite een volgend level halen”. Dat herken ik. Mijn vierjarige vertelt veel verhalen die zich op het snijvlak van fantasie en realiteit bevinden, ze bombardeert me met vragen en herhalingen. Dan dwalen mijn gedachten weleens af naar een stuk dat ik aan het schrijven ben. Zoals dit.
Machismo
Een paar zinnen uit het boek van Maaike Meijer blijven rondzingen in mijn hoofd: „Het bezit van een penis biedt geen garantie op een comfortabele plaats in het sekse-gendersysteem. Je moet die plaats ook nog verdienen door geloofwaardig mannelijk gedrag. Dat lijkt voor velen een loodzware opdracht.” Man zijn is, kortom, een strijd, je plek is nooit zeker.
Ik kan me er, als man, wel in vinden. Hoe vaak kom ik niet in situaties terecht waar machismo de toon is, waar ik buiten de groep dreig te vallen als ik geen harde, foute grap kan verdragen. Of nog beter: vertellen.
Toen mijn jongste dochter vorig jaar thuiskwam na een week in het ziekenhuis, vroeg ik me af hoe ik dit aan collega’s kon vertellen zonder in tranen uit te barsten. Alsof iemand het me kwalijk zou hebben genomen. Een kennis van me meldde met gedempte stem dat zijn volwassen zoon huilde toen diens opa overleed. Er klonk schaamte in het beschrijven van de tranen.
Kwetsbaarheid, tranen, verdriet dat je overmant; het is geen geloofwaardig mannelijk gedrag
Kwetsbaarheid, tranen, verdriet dat je overmant (pun intended); het is geen geloofwaardig mannelijk gedrag. Moet ik, net als Maaike Meijer, wat meer begrip opbrengen voor mijn eigen sekse, voor de agressie en hardheid waar we onze falende omgang met pijn en verdriet mee proberen te verdoezelen?
Begin er maar eens aan. Hoe leg ik uit aan mijn dochters dat die automobilist een volle asbak op mijn auto gooide omdat ik te lang links bleef rijden? Vertel ik dat hij misschien wel slecht lag bij de collega’s in zijn auto, dat hij zijn plek in de groep moest verdienen door dat ‘geloofwaardig mannelijk gedrag’?
Wordt het dan niet potsierlijk? Geen enkele vorm van asbak-gooien-op-de-snelweg is goed te praten, toch?
Of die winkelier die luidkeels verkondigde aan mij, kersverse vader met baby op de buik, dat hij zijn kinderen pas leuk begon te vinden toen ze zeven werden. Ik zou kunnen uitleggen hoe slopend opvoeden is: het is opperst geluk dat binnen de minuut weer kan omslaan in radeloosheid. Misschien had hij wel zeven jaar niet geslapen, je weet het niet.
En die trainingsacteur die mij na een oefening voor de groep belachelijk maakte, vernederde. Ik kan mijn dochters vertellen dat hij… Nou ja, misschien was hij wel gewoon een rotvent. Die heb je ook.
Hoe krijg ik de complexiteit van dit alles uitgelegd en wapen ik mijn dochters tegelijkertijd voor een wereld waar vrouwenhaat en geweld tegen vrouwen onverholen heerst, waar gevaar lonkt, online, op schoolpleinen en boten, in een krantenwinkel of in de auto, terwijl ik ze een onbevangen opgroeien gun?
Dikke vrienden
Als ik mijn oudste dochter ’s middags van school ga halen, zit de gebeurtenis van die ochtend me nog dwars. Ik had haar toch strenger terecht moeten wijzen. De deuren zwaaien open, ze rent naar me toe, duwt haar rugtas en jas in mijn armen en huppelt naar de boomstronk. Een van de jongens van vanochtend staat er al op, hij lacht naar haar, zij trekt een gekke bek en springt op een andere stronk. Hij giert, springt haar achterna en er ontstaat zo’n kleuterspel, waarin regels als vanzelf ontstaan.
Het valt me op dat mijn dochter ruwer speelt, ze valt harder, struikelt vaker. Als we naar huis lopen, vertelt ze honderduit over haar dag, over hoe ze met de jongen gespeeld had. Ze vraagt of hij een keertje bij ons mag komen spelen. Ze rent voor me uit, roept: „Want wij zijn dikke vrienden!”
Het is niet aan mij gericht, deze mededeling, maar aan de wereld, aan de auto’s die langzaam voorbijrijden, aan de hondenpoep in de berm, aan de waterhoentjes. Maar ik doe alsof haar woorden voor mij zijn, alsof ze mij met haar onbevangenheid probeert te besmetten. Alsof ze dit alles, in al zijn bodemloze complexiteit, beter begrijpt dan ik.