Met een stevige verklaring over „de noodzaak van diepe, snelle en aanhoudende verminderingen van broeikasgasemissies” hebben de G20-landen vanuit Rio de Janeiro, waar ze vergaderen, gedaan wat van hen werd verlangd: een impuls geven om de moeizame onderhandelingen op de klimaattop in Bakoe vlot te trekken. De G20, de twintig rijkste landen van de wereld, zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor 85 procent van de mondiale uitstoot van broeikasgassen.
De landen „benadrukken de noodzaak van meer internationale samenwerking en [financiële] steun” voor het mondiale klimaatbeleid. Ze noemen expliciet het belang van klimaathulp aan landen die niet de middelen hebben om hun uitstoot terug te dringen en zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. „We beloven onze steun aan het COP29-voorzitterschap en zetten ons in voor succesvolle onderhandelingen in Bakoe”, aldus de verklaring.
Een opgeluchte Simon Stiell, voorzitter van het klimaatbureau van de Verenigde Naties, zei dinsdag in Bakoe dat de G20-leiders een duidelijke boodschap hebben gezonden naar hun onderhandelaars: verlaat Bakoe niet zonder financiële afspraken, dat is in het belang van alle landen.
Ontwikkelingslanden
De financiering van klimaatbeleid in ontwikkelingslanden vormt het hete hangijzer van de onderhandelingen in Bakoe. Rijke landen betalen daarvoor nu jaarlijks rond de 100 miljard dollar – vaak overigens in de vorm van leningen of via ontwikkelingsbanken. De meeste deskundigen zijn het erover eens dat in de komende jaren ten minste het tienvoudige nodig zal zijn.
De grote vraag is wie dat gaat betalen. Europa dringt erop aan dat ook landen als China en Saoedi-Arabië een bijdrage leveren, ook al hoeven ze dat formeel niet omdat ze – ondanks hun rijkdom – in het klimaatverdrag nog steeds worden beschouwd als ontwikkelingsland.
Eurocommissaris Wopke Hoekstra (Klimaat), die in Bakoe namens de EU onderhandelt, zei in een gesprek met NRC en de NOS dat Europa zeker een leidende rol wil blijven spelen, maar „dat het niet zo kan zijn dat Europa als enige hier meer blijft doen dan z’n fair share”. „Europa is verantwoordelijk voor zo’n 6 procent van de wereldwijde emissies, 94 procent wordt door anderen veroorzaakt. […] Ik vind dat we wel mogen verwachten van landen die daar ook de financiële ruimte voor hebben, vanuit de Golf, maar ook een land als China, om bij te dragen.”
Lees ook
Alles wat je moet weten op het klimaatdebat te doorgronden
Ontwikkelingslanden zal het uiteindelijk een zorg zijn van wie ze het geld ontvangen, als er maar wordt betaald. Zonder hulp kunnen ze de overstap naar een duurzame, groene economie niet maken. En zonder die overstap kunnen de mondiale klimaatdoelen onmogelijk worden gehaald. Dat erkent ook Hoekstra: „Klimaatverandering discrimineert niet. Het maakt uiteindelijk niet uit waar CO2 de lucht in wordt gepompt, als het elders gebeurt hebben we nog steeds een probleem.”
NRC ging op de klimaattop in Bakoe langs bij vier ontwikkelingslanden waar klimaatverandering grote gevolgen heeft: Irak, Pakistan, Samoa en Brazilië, en sprak met delegatieleden over klimaatverandering in hun land en wat hun land hoopt te bereiken op deze klimaattop.
IrakEcoloog Neam Nabeel Alqaseer: ‘Toen ‘Parijs’ getekend werd, zaten wij met IS’
„Wat we in Irak van klimaatverandering merken?” Neam Nabeel Alqaseer, een ecoloog die voor het Iraakse ministerie van Milieuzaken werkt, schiet in de lach. „Heel simpel. Als je ’s zomers de deur uit loopt, is het nu al meer dan vijftig graden.”
De opwarming van de aarde verloopt niet overal even snel. Stijgt de temperatuur in Europa met twee graden, dan bedraagt die stijging in Irak al snel vijf graden, vertelt Alqaseer, die de lijst desastreuze gevolgen afloopt. Verwoestijning leidt tot zandstormen en verwoest landbouwgrond; boeren trekken massaal naar de steden, maar vinden er vaak geen werk; en de beroemde Iraakse moerassen, met hun unieke ecosystemen en werelderfgoed, drogen in rap tempo op.
Toch stond klimaatverandering lange tijd niet hoog op de Iraakse politieke agenda, verzucht de ecoloog. „Toen het Akkoord van Parijs getekend werd, zaten wij met Islamitische Staat. Dat jullie in het Westen meer de kans krijgen je zorgen te maken om klimaatverandering, is ook een luxe.”
Bovendien is Irak notoir corrupt. Beleidsmakers danken hun baan vaak aan connecties in plaats van aan kennis. Dat heeft ook invloed op klimaatbeleid, erkent Alqaseer, al ziet ze wel verbetering. „De laatste twee jaar is de regering serieuzer aan de slag gegaan met klimaatbeleid. En de jonge generatie geeft me hoop. Zij zien echt hoe ernstig de situatie is.”
Maar het fundamentele probleem blijft dat Irak draait op olie. Meer dan 90 procent van de staatskas is afkomstig uit de oliesector. De overheid mag dan wel samen met (westerse) bedrijven pogingen doen die industrie schoner te maken, de verslaving en afhankelijkheid zijn daarmee niet opgelost. „Uiteindelijk moet ook de vraag omlaag”, zegt de ecoloog. „En er zullen enorme investeringen gedaan moeten worden om onze economie anders in te richten.”
In tegenstelling tot steenrijke oliestaten als Saoedi-Arabië heeft het veel armere Irak daar niet de middelen voor. Rijkere landen moeten dan ook meebetalen aan de transitie, vindt Alqaseer. „Dat is ook in jullie belang”, zegt ze. „Klimaatverandering gaat de hele wereld aan. En als de verwoestijning hier verder doorzet, zullen onze klimaatvluchtelingen ook naar Europa komen.”
BraziliëAdvocaat Rodrigo Sluminsky: ‘We hebben veel geld nodig om ons aan te passen’
Het Amazoneregenwoud in Brazilië is een zogeheten sink, een koolstofput: een plek die CO2 uit de atmosfeer haalt en daarmee de opwarming van de aarde vertraagt. Maar sinds de jaren zeventig is al 20 procent van het regenwoud verloren gegaan, met name door illegale houtkap. Die ontbossing bedreigt niet alleen de Amazone zelf, maar heel de planeet.
„Daarom staan we hier”, zegt Rodrigo Sluminsky, een Braziliaanse advocaat verbonden aan La Clima, een Latijns-Amerikaans netwerk van juristen dat zich inzet voor scherpere klimaatwetgeving. Hij staat voor het Brazilië-paviljoen op de COP, waar net een panel is begonnen over ontbossing. „We proberen fondsen uit de private sector aan te trekken voor de bescherming van onze bossen.”
Sinds president Luiz Inácio ‘Lula’ da Silva vorig jaar de verkiezingen tegen zijn extreemrechtse voorganger Jair Bolsanaro won, probeert Brazilië weer een ambitieuzer klimaatbeleid te voeren. Zo is de ontbossingsgraad in het land in 2023 gehalveerd ten opzichte van het jaar daarvoor en organiseert Brazilië volgend jaar de COP30 in Belém, de grootste stad in het Amazoneregenwoud.
Maar Brazilië staat voor veel grotere uitdagingen dan veel landen in het mondiale noorden, benadrukt Sluminsky. „Vergeet niet dat Brazilië 25 keer zo groot is als Duitsland”, zegt de advocaat. Brazilië mag dan wel rijker zijn dan veel andere landen in het mondiale zuiden, maar die rijkdom zit in de steden. „Daarbuiten liggen arme en afgelegen gebieden die extra kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. De infrastructuur is er enorm verouderd en er is veel geld nodig om ons aan te passen aan klimaatverandering.”
Dat geld zal deels uit het Westen moeten komen, vindt Sluminsky. „Als je van Brazilië vraagt om ineens enorme fondsen op te hoesten, kan dit ertoe leiden dat meer bos gekapt wordt, en dat moeten we juist voorkomen”, zegt hij. Bovendien gaat klimaatfinanciering ook over ‘klimaatgerechtigheid’, benadrukt de advocaat: het mondiale Noorden heeft historisch gezien meer bijgedragen aan het probleem, dus moet het meer bijdragen aan de oplossing.
SamoaOceanenexpert Olive Vaai: ‘De ondergang staat voor de deur’
Om de COP29 te kunnen bijwonen, heeft Olive Vaai vijf vluchten moeten nemen. Vanaf haar eiland Samoa in de Stille Oceaan vloog ze achtereenvolgens naar de Fiji-eilanden, Hongkong, Bangkok, Doha en uiteindelijk naar Bakoe. „God mag weten hoeveel CO2 we hebben uitgestoten om hier te zijn”, zegt de expert op het gebied van oceaanbeleid verontschuldigend. „Nu maar hopen dat er naar ons geluisterd zal worden.”
Samoa (200.000 inwoners) is momenteel voorzitter van de Alliance of Small Island States, een verbond van 39 kleine eilandstaten. Deze eilanden worden ook wel de kanarie in de kolenmijn van klimaatverandering genoemd, want door de stijgende zeespiegel dreigen veel van hen de komende decennia deels of zelfs volledig te worden opgeslokt door de oceaan.
Neem bijvoorbeeld Tuvalu, een buureiland van Samoa. „Ze zijn al begonnen een digitaal archief van het eiland aan te leggen voor wanneer het er niet meer is”, zegt Vaai. „De ondergang staat echt voor de deur. Voor de COP26 drie jaar geleden stuurde hun minister van Justitie een videoboodschap waarin hij tot zijn knieën in de oceaan stond.”
De eilanden werken aan tal van maatregelen om zich voor te bereiden op het klimaat van de toekomst. Denk aan het verhogen van land, de aanleg van alarmsystemen om te waarschuwen voor tropische stormen en de bescherming van grondwatervoorraden tegen verzilting. Het geld daarvoor kunnen de ministaten niet zelf ophoesten.
Maar volgens Vaai dringt de urgentie nog niet genoeg door in de rest van de wereld. „Veel rijkere landen nemen nog steeds de tijd om over ieder detail en iedere cent heen te gaan, terwijl wij zo meteen weer terugkeren en ons afvragen hoe lang ons huis nog overeind blijft staan. Voor ons is het ‘do or die-moment’ allang aangebroken.”
PakistanWoordvoerder Muhammad Saleem: ‘Gewassen verschroeien voor ze kunnen opbloeien’
Pakistan staat in de top tien van landen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering, vertelt Muhammad Saleem, woordvoerder van het Pakistaanse ministerie van Klimaatverandering. „Maar we zijn verantwoordelijk voor slechts 1 procent van de mondiale uitstoot aan broeikasgassen. Ziedaar de onrechtvaardigheid.”
Pakistans kwetsbaarheid hangt samen met een sterke afhankelijkheid van de landbouw. Bijna 70 procent van alle export in Pakistan komt van landbouwproducten en bijna 40 procent van de beroepsbevolking werkt in deze sector. „Maar boeren hebben het moeilijk omdat de zomers steeds langer duren en de dagen steeds heter worden”, zegt Saleem. „De zomer eet de lente op, gewassen verschroeien nog voordat ze kunnen opbloeien.”
Bovendien zorgen hittegolven ervoor dat de gletsjers in de bergen in Pakistan smelten. Dit draagt bij aan gigantische overstromingen, zoals in de zomer en het najaar van 2022, toen bijna een derde van het land (ruim zes keer het oppervlak van Nederland) onderliep. De ramp kostte aan 1.700 mensen het leven, verwoestte twee miljoen woningen en deed acht miljoen mensen op de vlucht slaan. Totale schade: ruim 30 miljard dollar.
„Pakistan heeft dringend meer klimaatfinanciering nodig”, zegt Saleem. Hij vindt dat Europa meer geld op tafel moet leggen, maar benadrukt ook dat de Europeanen al heel veel voor Pakistan gedaan hebben. Dat geldt veel minder voor bijvoorbeeld China. „Zij hebben veel middelen en kennis die ons van pas zouden kunnen komen”, zegt Saleem. „Bovendien zijn ze de grootste vervuiler ter wereld. Het wordt tijd dat China verantwoordelijkheid neemt.”
Datzelfde geldt wat Saleem betreft ook voor steenrijke olielanden als Saoedi-Arabië, waarmee Pakistan historisch sterke banden onderhoudt. Maar of Pakistan zijn bondgenoot bij deze COP29 onder druk zal zetten? Saleem glimlacht. „Pakistan is een kritische vriend, maar we gaan een land als Saoedi-Arabië natuurlijk niet de les zitten lezen. Ze zijn een belangrijke bondgenoot en wereldwijd invloedrijk. Klimaatonderhandelingen zijn ook politiek.”