Het hoogtepunt van Abel, de nieuwe roman van Alessandro Baricco, is een ontploffing van kosmische omvang. Hij beschrijft hem superieur, als een geslaagde natuurkundeproef en een tragische koortsdroom tegelijk. De explosie is de uitkomst van een geschiedenis met vele lussen. Niet chronologisch opgedist, vormen ze samen de gordiaanse knoop waarin vier broers en één zus blijken te bestaan om hun moeder van de galg te redden.
Baricco is auteur van grote, bekroonde romans. De essayist die de doorslaggevende cultuurkritische bundel De barbaren schreef. Populaire cultuur interesseert hem, videoclips inspireerden hem. En nu de western. Wat moet Baricco in het Wilde Westen?
Nou, stelt Baricco op pagina 1 vast, het Wilde Westen bestaat niet. Het is een denkbeeldige plek, een creatie van Hollywood. Hij heeft gelijk en Hollywood deed dat zo goed dat het Wilde Westen doorgaat voor historische werkelijkheid. Daar profiteert Baricco ten volle van.
Iconisch geworden beelden, conventies, incidenten en het bijbehorende gevoel pakt hij mee zonder uitleg. Niet nodig, deze coördinaten zijn geëvolueerd tot vaste prik, ze komen voor in hoogstaande kunst en in Donald Duck. De goede verstaander herkent in deze roman wellicht de getraumatiseerde personages uit Clint Eastwoods meesterwerk Unforgiven of het surrealisme van The Hateful Eight van Quentin Tarantino. Maar ook de niet-cinefiele lezer vult automatisch de wereld in van eindeloze don’t fence me in-prairies, stoffige stadjes en saloons. Er hangen mannen rond die arriveerden op afgepeigerde paarden en sekswerkers die nooit meer verder zullen trekken. Baricco besproeit dat bekende terrein met literaire glans. En ook al respecteert hij de romantische codes, hij laat wel degelijk de harde realiteit doorsijpelen van het jonge Amerika dat poseert als brenger van de Verlichting en Europese beschaving, terwijl grof geweld de norm is. Overigens hoeft Baricco zich uiteraard niet te verantwoorden voor zijn keuze voor de western, het sierlijke, gelaagde verhaal dat hij vertelt, is reden zat. Je zou het zo kunnen verfilmen, met Javier Bardem en Penelope Cruz in de hoofdrollen.
Gevaarlijke kerkklokken
Terug naar die ontploffing. Ingenieus gepland, maar Baricco waarschuwt: ‘Met kerkklokken moet je oppassen. Ze hebben geen gevoel voor spektakel.’ Kerkklokken als eigenstandige wezens, wat een machtig idee. En anders dan hun bronzen laweit doet vermoeden, zijn ze niet voor ophef geporteerd. Waarvoor dan wel? Dat had de lezer zich af moeten vragen, maar voor hij zich dat realiseert, snijdt Baricco hem de pas af met een onverwachte wending in het leven van zijn hoofdpersoon, Abel Crow. Hij is een levende legende, een revolverheld die een gevreesde sheriff werd. Hij is ook een denker, opgeleid door een wildwestversie van Socrates. Een voeler, bespeeld door het sjamanisme van de inheemse bevolking.
Abel is voor alles de traditionele lonesome cowboy. Standaard a long way from home is hij verwant met de samoerai (dat andere product van de, Japanse, filmindustrie), een vigilante. Worden eerzame landverhuizers, hun vrouwen en kinderen bedreigd, dan kunnen ze rekenen op hulp van zo’n cowboy (altijd kribbig, maar hij doet het). Dan trekt deze cowboy, eenzaam en dus goed, sneller dan het licht zijn revolver, en dood vallen een voor een de hooligan en zijn maten (altijd met zijn allen en dus lafhartig). Dat is, volgens de erecode van de western, geen moord, aangezien de anderen als eerste naar hun wapen grepen.
Maar ook al doe je niks wat niet mag, kan de duivel je dan toch komen halen? Dat is een van de vragen waar Baricco zijn tanden in zet via revolverheld Abel. In het verlengde daarvan vlecht hij indrukwekkende overwegingen over angst door zijn roman. In de western is angst altijd doodsangst en niemand kent ‘doodsangst zo goed als een revolverheld zonder angst’. Wat is angst, wanneer begint het, waar blijft het als het niet meer hoeft? Demonen kruipen Abel ‘na zonsondergang luchtig tegemoet […] om hun nest te maken in mijn ziel en de eieren van de waanzin in de plooien van mijn vreugde te leggen’. De revolverheld lijdt volgens Baricco aan ‘zielsverstuiking’. Prachtig woord. Ontbreekt in het woordenboek en werd perfect getroffen door vertaalster Manon Smits. Baricco verzint er meer en zij weet er raad mee. Neem zijn kwalificatie ‘een gestokt jongetje’. Dat verknoopt stok, verstokt en stokstijf, en uitgelegd krijg ik het niet, maar ik lees het en zie de onverzettelijk opgetrokken schoudertjes van een smal jongenskind.
Golvende stijl
Baricco is een auteur die lekker schrijft, een ander woord voldoet niet. Zijn stijl is golvend, inventief en beeldend. Zo definieert hij zelfkennis als ‘met je handen graven in de duinen des tijds’. Wie zich kan ‘camoufleren in het struikgewas van de menselijke misère’ is een gevaar voor zijn medemens. En laverende schepen ‘borduurden pietepeuterige randjes in de bries’. Daar passeert hij de grens van de koketterie, maar nóg denk ik niet: doe niet zo pretentieus.
Maar Abel is meer, het is volgens de ondertitel ‘Een metafysische western’. Baricco hanteert de westernfantasie als basis voor gedachten over de algemeen menselijke zielsverstuiking. En dat werkt wonderwel. Hoe voelt een cowboy zich al die vermoeiende uren op zijn paard, wat doet dat met zijn geest? Hoe vergaat het hem mentaal net voor hij een dodelijk schot lost en hoe ziet de nacht erna eruit? Wat betekent de liefde voor hem, die zich terugtrekt met altijd die ene prostituee (te mooi en magisch om waar te zijn maar in de western is ze dat)?
Via het doordenken op westernclichés weeft Baricco een web waarin hij noeste existentiële vragen vangt, niet om te beantwoorden, wel om te overwegen. Om het hart te masseren en de hersens te laten schrikken als een hardgekookt ei onder de koude kraan.
Een cowboy verdwijnt achter de horizon, Baricco staart hem na. Hoezo leven we? En als dat leven dan moet, wat doen we met de ‘zee aan problemen’ waarin het ons afzinkt? En wat moeten we met het beeld van de dood als ‘een zwart gat dat niet eens pijnlijk is maar van eindeloze onzinnigheid’?
Probeer dat maar eens te verfilmen.