Vogelgriep bereikt het vasteland van Antarctica

Hoogpathogene vogelgriep heeft het vasteland van Antarctica bereikt. Twee grote jagers (ook wel bekend als skua’s, een bruine roofmeeuwsoort) die dood waren gevonden bij de Argentijnse onderzoeksbasis Primavera op het Antarctisch Schiereiland (het noordelijkste deel van het continent), bleken het virus bij zich te dragen. Dat bevestigden wetenschappers van de Spaanse Raad voor Wetenschappelijk Onderzoek (CSIC) zaterdag.

Daarmee is een nieuw dieptepunt bereikt in de opmars van het vogelgriepvirus over de wereld. In oktober meldden wetenschappers al besmettingen, eveneens van skua’s, op het sub-antarctische Zuid-Georgië. Dat eiland ligt onder Zuid-Amerika, maar nog altijd zo’n 2.000 kilometer bij Antarctica vandaan. Nu heeft de virus dus de Drake Passage, de zeestraat tussen Antarctica en Zuid-Amerika, overbrugd.

Volgepakte kolonies

Vooralsnog zijn op het Antarctische vasteland alleen besmette grote jagers gevonden. Maar de grote vrees is nu dat het virus via deze vogels ook de vele Antarctische pinguïnkolonies bereikt, en zeezoogdieren zoals zeeolifanten. „Het is waarschijnlijk dat het virus zich daar verder zal verspreiden”, reageert Thijs Kuiken, vogelgriepexpert van het Rotterdamse Erasmus MC. „Er leven daar 48 soorten vogels en 27 soorten zeezoogdieren. In de volgepakte kolonies, met soms honderdduizenden dieren, bestaat het risico op grote uitbraken met hoge sterfte: een ecologische ramp.”

In Zuid-Amerika stierven alleen al in 2023 zo’n 20.000 zeezoogdieren, vooral zeeleeuwen, aan het virus. Ook zo’n 70 procent van de pasgeboren zeeolifanten overleefde daar het virus niet. En in januari meldde de Scientific Committee on Antarctic Research dat de eerste sub-antarctische pinguïnkolonies waren getroffen, op de Falklandeilanden. Zowel onder zeezoogdieren als onder zeevogels is het virus zeer dodelijk.

Op het Antarctisch Schiereiland en de eilanden daar vlak in de buurt waren deze winter (de Antarctische zomer) al wel meldingen geweest van grote aantallen dode vogels. Er werd al gevreesd dat vogelgriep de doodsoorzaak was, maar de Spaanse wetenschappers waren de eersten die daadwerkelijk kadavers hebben onderzocht en het virus hebben vastgesteld. Dat deden ze op een onderzoeksbasis op het nabijgelegen Deception Island.

Grote jagers migreren jaarlijks van hun broedgebieden in Antarctica naar noordelijker overwinteringsgebieden en keren in hun voorjaar (ons najaar) weer terug. De besmette vogels hebben het virus hoogstwaarschijnlijk opgelopen in Zuid-Amerika, waar deze vogelgriep eind 2022 arriveerde en sindsdien hard toeslaat.

Hoogpathogene varianten

Vogelgriepvirussen zijn er altijd geweest. Nu en dan ontstaan er, door mutaties en menging met andere griepvirussen, varianten die gevaarlijker zijn dan andere. Varianten waar pluimvee ernstig ziek van wordt, noemen we hoogpathogeen. In de afgelopen 25 jaar zijn er in Europa regelmatig uitbraken geweest van hoogpathogene varianten die waren ontstaan in pluimvee in Azië en zich verspreidden via trekvogels. Maar voorheen ging het steeds om seizoensuitbraken.

Sinds oktober 2021 gaat er echter een H5N1-variant rond, afkomstig uit Zuid-China, die ’s zomers niet meer weggaat. Daardoor raken nu ook grote aantallen broedvogels besmet, inmiddels over de hele wereld. Direct risico voor mensen is er op Antarctica niet zozeer, zei Kuiken eerder in NRC. „Maar er leven miljoenen zeeleeuwen dicht op elkaar. Als die massaal besmet raken, bestaat het risico dat er mutaties optreden die het virus gevaarlijker maken voor zoogdieren.”