Voettocht door Nederland: vanaf Lemmer zie je overal Duitsers – dus Apfelkuchen!

Reportage

Flevoland, Friesland en Overijssel Te voet trekt NRC deze zomer door delen van Nederland, in het voetspoor van Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp. Etappe 2: van Urk naar Steenwijk. „Als u Noorse zalm in de supermarkt ziet, is de kans groot dat deze hier tot plakjes is gesneden”, vertelt de gids op het voormalige eiland Urk.

Pleziervaart op het Dok, het water dat dwars door het Friese Lemmer loopt.
Pleziervaart op het Dok, het water dat dwars door het Friese Lemmer loopt. Foto Sake Elzinga

Vanaf het vissersmonument op Urk strekt de Westermeerdijk zich tot aan de horizon uit. Links het IJsselmeer, aan beide kanten windmolens in het gelid. Er is geen zuchtje wind, alleen maar felle zon. De eerste paar kilometers snellen er wat echtparen op elektrische fietsen langs. Ze bellen hard en de mannen roepen dan achterom: „Zo, aan de wandel?”

Op Urk was het om tien uur al vol met dagjesmensen. Ze dronken koffie aan de haven. Werden rondgeleid en gewezen op het glas-in-loodraam in de Bethelkerk dat ‘De Wonderbaarlijke Visvangst’ heet. De gids vertelde hoe tegenwoordig niet de visserij, maar de visverwerking „booming business” is op Urk: „Als u Noorse zalm in de supermarkt ziet, is de kans groot dat deze hier tot plakjes is gesneden.”

Onderling spreken de dorpelingen Urkers. Van het gesprek tussen twee tienermeisjes zijn voor een buitenstaander alleen de woorden „TikTok” en „echt vet” te verstaan. En als een man op een scootmobiel Cees de Vries aanspreekt, is uit de handgebaren op te maken dat het over diens schilderwerk gaat.

„We worden hier tweetalig opgevoed”, vertelt De Vries. „Nederlands leerde ik pas op school.” Pia, een kennis van hem, en dochter van de oude vuurtorenwachter, had eerder al verteld dat ze vroeger thuis „net” moest praten als het loodswezen op bezoek kwam. Als De Vries het over zijn opa heeft, zegt hij baebe. Hij is omgekomen op zee, zijn naam staat op het vissersmonument. De Vries is ook geen visser, hij werkt aan superjachten. En hij heeft op UrkFM een eigen programma: ‘Visser en De Vries, je moas op de radio’. Je maten.

Als in 1823 de studenten Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp te voet door Nederland trekken, verstaan ze véél inwoners van het pas gevormde koninkrijk niet. Dialect is gewoon; mensen zijn streekgebonden, ze reizen niet zo veel. En als Van Lennep en Van Hogendorp samen Urk bezoeken, is het nog een eiland. Ze zijn er per schip uit Enkhuizen aangekomen, en gaan vervolgens met dat schip weer door naar Lemmer.

Nu ligt er sinds 1939 de Westermeerdijk, die na tien kilometer bij de Rotterdamse Hoek de Noordermeerdijk wordt. De dijk is op dat punt versterkt met het puin van de in 1940 gebombardeerde Rotterdamse binnenstad. En daarna is het nog dertien kilometer tot Lemmer. Het asfalt brandt in de zon.

Bus met airco

Het idee is deze zomer in het voetspoor van Van Lennep en Van Hogendorp te voet door Nederland te trekken, om te zien hoe het land er nu uitziet en wat mensen bezighoudt. En in het voetspoor van journalist Gerard van Westerloo, die in 1993 te voet Nederland verkende. Als Van Westerloo over de dijk loopt, gaat hij zichzelf „binnensmonds” interviewen: „Waren er ook saaie stukken op uw wandeling? Ja. Die drieënhalf uur tussen Urk en Lemmer.”

Nu is er een bus, met airco. Die zoeft door het geometrische landschap van de Noordoostpolder, met zijn rechte bomenrijen en sproeiers die de verschillende tinten groen groen moeten houden. En in Lemmer wacht de koffie in De Wildeman.

Daar logeerden Van Lennep en Van Hogendorp, en ruim anderhalve eeuw later ook Van Westerloo. Overnachten kan niet meer, alleen boven het buurhuis is een appartement beschikbaar. Sowieso blijkt er in de wijde omtrek geen bed meer te zijn deze dag – het Dok, het water dwars door het dorp, ligt vol met boten. De terrassen langszij zitten vol.

Maar er is een ándere reden waarom De Wildeman (anno 1773) geen kamers meer heeft. De herberg stond enkele jaren leeg toen Stephan Dijkstra en zijn partner hem overnamen in 2019 om jongeren „met een rugzakje” onderdak te bieden en de arbeidsmarkt op te helpen door hen horeca-ervaring te laten opdoen.

Hij heeft het over „diamanten in de dop” die zijn vastgelopen op school of in hun privéleven. „Vaak wil de arbeidsmarkt te veel en te snel voor deze jongeren. Als je hier boos wordt, mag je even naar boven.” Daar wonen ze. Dijkstra zegt: „We proberen ze in de lead te zetten.” Vrolijk laveren een jongen en een meisje met dienbladen tussen het terras en het verkeer.

Duitse toeristen zijn vanaf Lemmer tot aan de grens óveral te vinden. Soepeltjes schakelt horecapersoneel in het Duits over om Apfelkuchen mit Sahne aan te prijzen. Menukaarten zijn ook in die taal. Bij de koffie komt vaker dan in de Randstad een klein glaasje met slagroom en likeur.

Herberg De Wildeman (anno 1773) in Lemmer verhuurt geen kamers meer.
Foto Sake Elzinga

Zuiderzeepad

Als de toeristen er niet zijn, is het in Echtenerbrug ’s winters best stil, vertellen Marjan Moedt en Fokke en Gerrie Mast. Als je over het Zuiderzeepad hun dorp binnenloopt, is het eerste wat je ziet een vakantiepark. Grote houten villa’s, aan het water, met „wellnessfaciliteiten”. Maar, zegt Moedt: „Zelfs ’s zomers is het dáár niet vol.”

In de omgeving zijn er meer vakantiehuizen, en er komen er nog meer. Ze somt op welke er nog op de route naar Wolvega liggen. Het maakt haar boos: „Het stoort me dat dit kan in deze tijd, er zijn geen nieuwe huizen voor dorpsbewoners.”

De drie staan op de brug, die het hart is van het dorp – van de twee dorpen eigenlijk die door de Pier Christiaansloot zijn gescheiden. Elke zondag wisselen dorpelingen hier hun nieuws uit, een verbleekte foto van weleer hangt in het brugwachtershuisje ter bevestiging.

Er ontspint zich een discussie over de tiny houses die naast het park worden gebouwd. „Sommige zijn ook al opgekocht om er vakantiewoningen van te maken”, denkt Fokke Mast te weten. „Néééé”, zegt Gerrie. „Waar hoorde je dat? Ik meende dat ze voor dorpelingen waren?”

Rond het Tjeukemeer zijn ze toeristen gewend. Langs een van de zij-vaarten staat om de halve kilometer een festival-wc klaar. Bij een huis dat van stoep tot dak is betegeld met spreukentegels, vertelde een buurtbewoner dat ’s zomers de kinderen van de zeilkampen er zó het erf oplopen om een foto te maken. Hij zegt: „Je schiet niet heel hard op als je met iedereen staat te praten!”

Moestuin

Maar zoveel mensen zijn er buiten de grotere plaatsen op een doordeweekse dag niet buiten. Tussen Lemmer en Echtenerbrug tjilpen vooral de mussen en ruist de wind door de bomen. Boerin Linda (34), die niet met haar achternaam in de krant wil, wijst om zich heen over de weilanden. Dát is een woonboerderij geworden, en dát. Dát ook. Zij en haar man hebben nog 260 koeien. Ze vertelt hoe melk van de boerderij „véél lekkerder” is dan die van de supermarkt.

Een halve dag verder lopen, waar Wolvega overgaat in natuurgebied, zegt Willem Menger hetzelfde over zijn moestuin. De stokbonen die aan de sloot stonden, werden gestolen en bij mede-tuinder Jan de uien. Sla staat er in overvloed. Elke dag eet hij het deze week, met „opgebakken aardappelen met een lekker korstje en meestal een speklapje”. Vegetarisch? „Misschien ooit een keer.”

Als Van Lennep en Van Hogendorp de streek bezoeken, beschrijft de eerste Wolvega als „lieflijk” en Steenwijk „afschrikwekkend” door de enorme hoge wallen. Het centrum van Wolvega wordt nu begrensd door supermarkten, in de Hoofdstraat zijn alle ketens vertegenwoordigd. De HEMA-tune klinkt door de openstaande deuren. Steenwijk draait als behang muziek in zijn straten. Billy Joel met ‘Piano Man’. Ook hier zijn dezelfde ketens te vinden. Op de stadswallen is een wandelpad aangelegd, schapen begrazen de steile hellingen.

Tweehonderd jaar geleden bezochten de twee studenten Frederiksoord, een van de koloniën van Weldadigheid, een paar jaar eerder opgericht door minister van Staat Johannes van den Bosch. Arme gezinnen (uit de ‘Randstad’) werd een nieuw bestaan geboden, met huisvesting, zorg en onderwijs als ze de woeste grond ontgonnen.

Van Lennep krijgt „een vrij gunstige” indruk. Nu worden de veenkoloniën op elk elektriciteitskastje met posters beschreven als ‘Het Pauperparadijs’, de toneelbewerking van het succesboek van Suzanna Jansen. En de koloniedorpen hebben de Unesco-status gekregen. Midden in Willemsoord staat een groot touchscreen om toeristen informatie te geven, vier fietsers stippelen hun route uit.

Lees ook dit artikel: De Koloniën van Weldadigheid: van utopie naar plek van verdriet

Dries en Donny Lawerman zijn blij dat de streek „toeristisch op de kaart komt”. Donny heeft net van vader Dries het restaurant en zalencentrum Pieter Poot overgenomen. Vernoemd naar Peter Stuyvesant, de gouverneur van Nieuw-Amsterdam (New York) die vlak bij in Peperga werd geboren. Je kunt een foto maken door je eigen gezicht door een houten afbeelding van hem te steken.

„Vroeger was dit een chauffeurscafé. Om vier uur ’s morgens gingen de ballen gehakt op”, vertelt Dries. Maar toen werd eind jaren tachtig de doorgaande weg omgelegd én de snelweg A32. „Ze rijden natuurlijk niet om. Het was niet makkelijk hoor, omvormen. We hebben moeilijke jaren gehad.”

De gehaktballen hebben plaatsgemaakt voor regioproducten. „Geen Unileverrommel, maar hele lekkere kazen, melk en honing”, zegt Donny. Wat mensen te veel hebben aan groente en fruit, ruilen ze voor dinerbonnen. Personeelstekort? Welnee, in de omgeving is geen supermarkt waar tieners hun eerste baantje zouden kunnen hebben: „Alle jeugd werkt hier of heeft hier gewerkt. Als we iets groots organiseren, is er altijd wel iemand te vinden”, zegt Donny. Op het terras zitten ’s ochtends vroeg al twintig fietsers.