N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Statushouders vinden steeds korter nadat ze hun verblijfsvergunning kregen werk. Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek donderdag heeft gepubliceerd. Van de vluchtelingen die in 2014 hun verblijfsvergunning kregen, had 1,4 procent na een jaar werk gevonden. Bij de lichting van 2021 is dat 7,8 procent.
Meerdere oorzaken zijn denkbaar, zegt Tanja Traag, hoofdsocioloog van het CBS. „Het zou kunnen dat de procedure die statushouders moeten doorlopen is verbeterd, of aan de verschillende landen waar statushouders per jaar vandaan komen.”
Per land van herkomst zijn de verschillen namelijk groot. Werk was na tweeënhalf jaar bijvoorbeeld het belangrijkste inkomen van 5,9 procent van de vluchtelingen uit Eritrea die in 2014 hun verblijfsvergunning kregen, vergeleken met 29,6 procent van de vluchtelingen uit Afghanistan. Vijf jaar later was het percentage Eritreeërs dat vooral van werk leeft gegroeid naar 61,6 procent, het hoogste percentage.
„De inhaalslag van Eritreeërs heeft vermoedelijk te maken met hun relatieve achterstand bij binnenkomst”, denkt Traag. Als voorbeelden noemt ze gebrek aan papieren en een taalachterstand. „Toen de inburgering eenmaal op orde was, was er meer tijd om te gaan werken. Bovendien hebben Eritreeërs relatief vaak een mbo-opleiding, waardoor ze makkelijker aan de slag kunnen.”
Bij nagenoeg alle ‘cohorten’ statushouders is een dip te zien tijdens de coronacrisis. Dat komt doordat statushouders vaak flexibele contracten hebben en in kwetsbare sectoren werken als de uitzendbranche en de horeca, schrijft het CBS. Sinds het einde van de coronacrisis is bij alle jaren weer een stijging te zien. Van de lichting die in 2021 een verblijfsvergunning kreeg, werkte na zes maanden het hoogste percentage tot nu toe.
Lees ook Kabinet komt met plan om statushouders sneller aan een baan te helpen