Eindelijk. Dat was het eerste wat door haar hoofd schoot. En daarna dacht ze aan al die patiënten die voor haar neus hadden gestaan. Boze patiënten. Verdrietige patiënten. Of ontredderde patiënten die wanhopige briefjes plakten op de deur van de praktijk. Ze hadden een herhaalrecept nodig, bloedverdunners, bètablokkers, of wilden de huisarts zien. Maar die was er niet.
De 47-jarige doktersassistente, die enkele maanden voor Co-Med heeft gewerkt, was opgelucht toen ze deze week het nieuws hoorde. De verzekeraars maakten donderdagmiddag bekend dat ze hard ingrijpen bij de grootste commerciële huisartsenketen van Nederland. Contracten zijn opgeschort, Co-Med krijgt per direct geen geld meer van de verzekeraars. In de twaalf praktijken ontbreekt het aan van alles: Co-Med kan niet garanderen dat er voldoende personeel is. Dat spoedlijnen bemand zijn, dat er voor patiënten ook zorg buiten kantooruren is.
De stap van de verzekeraars betekent vermoedelijk het definitieve einde van Co-Med, de keten die sinds 2020 door heel Nederland praktijken kocht. Vrijdag waren alle praktijken tot nader orde gesloten, de Co-Med-woordvoerder kan verder niets zeggen. Voor de vijftigduizend patiënten die er staan ingeschreven is nog geen duurzame oplossing gevonden. Ze kunnen óf aankloppen bij huisartsen in de buurt, óf contact opnemen met Arene, een digitale huisartsenpraktijk. Het kwam niet eerder voor dat zoveel patiënten in één klap hun huisarts kwijtraakten.
De 47-jarige doktersassistente moest al die maanden patiënten voor de gek houden – „morgen is er weer een huisarts in het pand” – en heeft daar nog altijd buikpijn van. Ze wil haar naam liever niet in de krant, ze is maanden niet betaald door Co-Med en heeft nog een flinke som geld tegoed.
Huisartsen zijn de drempel tot de zorg in Nederland, zegt ze. Wie zonder dokter zit en medicijnen nodig heeft, komt in de knel. Wie een medisch specialist wil zien, of hulp van een psycholoog nodig heeft, zal toch eerst een huisarts moeten zien. Of neem de mensen in hun laatste levensfase, die voor palliatieve zorg, voor euthanasie, ook op de huisarts zijn aangewezen. „Bij Co-Med werden patiënten aan hun lot overgelaten”, zegt ze. Het personeel dat er wel was, voelde zich op den duur onveilig. Behalve opgelucht, is ze ook verbolgen. „Waarom duurde deze situatie zo lang?”
Klachten en dwangsommen
Al zeker twee jaar is Co-Med in opspraak. Wat begon met enkele berichten in de streekpers, over lokale huisartsenpraktijken die in de zomer plots wekenlang dicht waren, of patiënten die eindeloos in de telefonische wachtrij stonden, en daarover hun beklag deden op sociale media, veranderde dit jaar in een constante stroom van slechte publiciteit.
Van alle kanten werd de druk opgevoerd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) kreeg al sinds 2021 klachten over de keten en plaatste Co-Med in februari onder verscherpt toezicht. Vanaf dat moment hingen Co-Med ook dwangsommen boven het hoofd. Artsen stapten diezelfde maand naar de rechter, zij hebben grote sommen geld tegoed. Daarbovenop meldden zich in april nog meer nieuwe schuldeisers, die met succes om het faillissement van één bedrijfsonderdeel vroegen.
Maar tot een keerpunt kwam het pas deze week. Hoe kan het dat Co-Med zo lang de zorg voor zoveel patiënten mocht dragen? Dat er niet eerder verregaand werd ingegrepen?
Lees ook
Huisartsenketen Co-Med incasseert veel patiëntvergoedingen, maar werknemers moeten smeken om hun loon
De inspectie weet het niet
De normen waaraan huisartsenpraktijken moeten voldoen, zijn zacht. Hoeveel uur een arts aanwezig moet zijn of telefonisch bereikbaar, hoeveel personeel een praktijk minimaal moet hebben, is niet spijkerhard vastgelegd.
Daardoor kunnen toezichthouders moeilijk handhaven, zelfs op de praktijken waar klachten over binnenkomen. Wat is minimaal vereist om van ‘voldoende kwaliteit zorg’ te spreken? De inspectie weet het niet. Ook is onduidelijk wanneer je een consult online mag afdoen en wanneer artsen de patiënt echt op de praktijk moeten zien.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), een andere toezichthouder, loopt tegen hetzelfde aan. Die blijkt in de praktijk nauwelijks handvatten te hebben om ongewenste overnames te blokkeren. Dus ook toen Co-Med al een bedenkelijke reputatie had, bleek de aankoop van weer een nieuwe vestiging een hamerstuk. Zo moet Co-Med bijvoorbeeld wel laten zien dat er artsen beschikbaar voor het rooster zullen zijn, en ook hoe ze financiële risico’s waarborgen, maar blijft Co-Med vervolgens in gebreke, dan kan de NZa niet ingrijpen.
In februari van dit jaar verwierf Co-Med zonder noemenswaardige problemen een praktijk in de Bijlmer in Amsterdam, tot frustratie van de toezichthouder zelf. Die schreef: „Dat de NZa de overname heeft goedgekeurd, betekent niet dat de NZa geen oog heeft voor zorgen die bestaan rondom de bedrijfsvoering van Co-Med.”
Zo kon het bedrijf in vier jaar tijd razendsnel groeien. Co-Med is opgericht in 2019, door Guy Schulpen, een arts, omdat hij ziet dat steeds minder huisartsen zelf een praktijk willen runnen. Voor het zakelijke gedeelte vraagt hij Guy Vroemen erbij. Een ondernemer die een bedrijf in dubbelzijdig kleefplakband had, en dat in 2018 met succes aan Amerikanen verkocht.
De keten koopt praktijken van huisartsen die met pensioen gaan, of om andere redenen willen stoppen. Zo’n praktijk geeft vervolgens de garantie op stabiele kwartaalinkomsten. Iedere drie maanden maakt de verzekeraar een bedrag over per ingeschreven patiënt. Bij een praktijk van 3.000 patiënten komt dat al snel neer op 65.000 tot 95.000 euro per kwartaal, nog los van alle daarbovenop vergoede consulten en ingrepen door artsen en praktijkondersteuners. Hoe lucratief dat is, blijkt uit de cijfers: in 2023 maakte Co-Med 2 miljoen euro winst, 60 procent meer dan het jaar ervoor.
Het personeel werd echter lang niet altijd (op tijd) uitbetaald. Co-Med huurt vooral waarnemers in: zelfstandige artsen en assistenten die tijdelijk voor een praktijk werkzaam zijn. Een groeiend aantal van hen heeft tienduizenden euro’s van de keten tegoed. Waarom zij niet betaald werden, blijft onduidelijk. Soms wilde Co-Med niet betalen, op grond van strenge declaratieregels bijvoorbeeld. Artsen die in de avonduren de post bijwerkten – labuitslagen en brieven van specialisten moeten in patiëntendossiers worden gehangen – kregen daar niet altijd voor betaald. Co-Med is van mening dat alle klussen binnen kantooruren moeten gebeuren.
Andere werknemers werden niet betaald, omdat het geld er niet was. Althans, dat is wat zij van Co-Med te horen kregen. Managers schreven dat zij wachtten op de storting van inschrijfgelden van de zorgverzekeraars, of op de vergoedingen voor het zetten van griepvaccins.
Bovendien wentelde Co-Med een deel van de kosten af op een inmiddels failliet dochterbedrijf, het callcenter in Amsterdam. Uit onderzoek van NRC bleek eerder dat doktersassistenten die niet op het callcenter werkzaam waren, maar in praktijken elders in het land, aangemoedigd werden te declareren bij deze bv. Zij hopen hun geld alsnog te krijgen. De curator doet nog onderzoek.
Verscherpt toezicht
Co-Med voldeed ook niet aan de normen die wel hard zijn: patiënten konden in noodgevallen vaak niet binnen dertig seconden een medisch deskundig persoon bereiken. En er was niet geborgd dat huisartsen bij spoed binnen vijftien minuten ter plaatse konden zijn.
Toen de inspectie vorig jaar zomer om die reden wilde ingrijpen bij Co-Med bleek dat moeilijker dan gedacht. Het voornemen om de keten onder verscherpt regime te plaatsen, vocht Co-Med met succes voor de rechter aan. Co-Med eiste meer tijd om de zorg te verbeteren. De maatregel van de inspectie liep om die reden een half jaar vertraging op, en ging pas in februari in. De inspectie wil niet zeggen of zij de afgelopen maanden dwangsommen heeft opgelegd.
Ondertussen bleven de verzekeraars Co-Med financieren. Aanvankelijk waren zij een groot voorstander van de keten. Hoewel er genoeg huisartsen in Nederland zijn, willen te weinig huisartsen de verantwoordelijkheid van een praktijk dragen. Dat is te onaantrekkelijk geworden, geeft veel verplichtingen en bureaucratie.
Maar inwoners hebben wel recht op een huisarts. En verzekeraars hebben de plicht dit te regelen. Dus als in een dorp geen opvolger kan worden gevonden voor de dokter die met pensioen gaat, is dat bovenal een probleem voor de zorgverzekeraar. Co-Med was een ideale probleemoplosser voor de verzekeraars geworden.
Toen de klachten over Co-Med toenamen, kozen de zorgverzekeraars lange tijd voor de kortetermijnoplossing: een slecht functionerende Co-Med-praktijk is nog altijd beter dan geen praktijk. Ja, ze maakten zich zorgen, maar ze wezen op het gebrek aan alternatieven.
En niet betalen voor ingeschreven patiënten, dat durfden de grote verzekeraars niet aan: daar hadden ze met advocaten naar gekeken. De kans was te groot dat dit juridisch niet stand zou houden, zo was hun inschatting.
Maar die houding maakte het probleem wellicht alleen maar groter. Door de snelle groei van Co-Med ontstond er een klassieke too big to fail, ondernemingen die te belangrijk en onmisbaar worden waardoor je als samenleving gedwongen bent ze altijd te redden, mocht het misgaan.
Toen met het faillissement van het callcenter in april ook de zorgtak in gevaar kwam, hebben de zorgverzekeraars achter de schermen een noodplan voor patiënten gemaakt. Toen dat klaar was, konden ze de stekker eruit trekken. Net voordat de inschrijfgelden voor het derde kwartaal aan alle huisartsen in Nederland werden overgemaakt.