Vijftien euro per nacht ‘voor het klimaat’. Griekenland wil duurzamer toerisme

„Is alles naar wens geweest? Dan bent u alleen nog de toeristenbelasting verschuldigd.” Wie vaak op vakantie gaat of een nachtje in een hotel verblijft weet: ook als de kosten vooraf zijn betaald, komt aan het einde vaak nog een rekening. En die kan flink oplopen. Sinds vorig jaar betalen toeristen in Griekenland officieel een climate resilience fee, die in feite hetzelfde is als toeristenbelasting. Per 1 januari van dit jaar is de belasting verhoogd tot maximaal 15 euro per nacht voor een kamer in een vijfsterrenhotel in het hoogseizoen (van april tot oktober). De toelage die hotelgasten bovenop de kamerprijs betalen voor elke nacht die ze er verblijven, wordt ter plekke betaald aan het hotel (of andere accommodatie). Ook passagiers van cruiseschepen betalen een extra toelage.

De Griekse regering zegt met de klimaattoeslag een duurzaam toerismemodel te willen bevorderen, en ook overtoerisme en de woningcrisis aan te willen pakken. Bij de aankondiging van de prijsverhoging zei de Griekse minister van Toerisme Olga Kefalogianni dat de inkomsten onder meer gebruikt zullen worden voor „het voorkomen en herstellen van natuurrampen” en het verbeteren van de infrastructuur. De opbrengst gaat ook naar niet nader gespecificeerde ‘projecten voor klimaatbestendigheid’.

De afgelopen jaren kampte Griekenland vrijwel elke zomer met hittegolven, vaak met bosbranden tot gevolg.

Opbrengst onduidelijk

De Griekse toerismeconfederatie SETE noemt de toeslag volgens de Griekse krant Kathimerini een puur inkomsten genererende fiscale maatregel en waarschuwt dat het op de lange termijn een negatieve invloed kan hebben op het concurrentievermogen van het Griekse toerisme. De organisatie vindt dat de verantwoordelijkheid voor de financiering van het nationale rampenfonds niet bij „slechts één sector van de Griekse economie” moet liggen. Bovendien is het volgens SETE nog onduidelijk hoeveel de fee vorig jaar heeft opgebracht en wat er met dat geld gedaan is.

Terwijl transparantie over de besteding juist van belang is voor de effectiviteit en het draagvlak bij bewoners. Daarvoor waarschuwt Ko Koens, lector toerisme aan Hogeschool Inholland. Hij noemt de climate resilience fee een gerichte vorm van belasting, in tegenstelling tot ‘gewone’ toeristenbelasting. „Dat maakt het interessant. Impliciet zeg je ermee: dit geld wordt gebruikt om iets te doen aan de klimaatcrisis. Maar het blijft zó vaag wat er met dat geld wordt gedaan. Wat doe je als je in een jaar geen zichtbare effecten van de klimaatcrisis hebt? Verdwijnt dat geld dan in een pot?”

Ook voor meer algemene toerismebelasting is het cruciaal om vooraf duidelijk te maken waar het geld voor bedoeld is, zei de Duitse hoogleraar duurzaamheid Harald Zeiss in maart tegen Die Welt. Volgens hem zeggen veel toeristische bestemmingen bij de introductie van de belasting het geld te zullen gebruiken voor bijvoorbeeld het financieren van duurzaamheidsprojecten of compensatie van de milieu-impact. Maar hoe het uiteindelijk wordt gebruikt, verschilt aanzienlijk; van de ontwikkeling van duurzame mobiliteit tot het simpelweg aanvullen van het gemeentebudget. „Want als de schatkist leeg is, wordt het beoogde doel vaak ruim gedefinieerd”, stelt Zeiss.


Lees ook

Toerisme indammen: wat werkt?

Protest tegen toerisme in Barcelona.

Overtoerisme

Het vaststellen van een doel is geen garantie voor succes, laat een experiment met entreekaarten in Venetië zien. De populaire Italiaanse stad voerde vorig jaar een financiële drempel in om minder toeristen te trekken. Bezoekers zonder overnachting moesten voor 29 drukke dagen tussen eind april en midden juli een toegangskaart van 5 euro kopen. Volgens bewoners was het er net zo druk, of zelfs drukker, als andere jaren.

De entreeheffing in Venetië bracht 2,4 miljoen euro op – veel meer dan vooraf ingeschat (en bijna net zoveel als de 2,5 miljoen euro die het gekost had). Dit jaar is de maatregel uitgebreid: het aantal dagen waarvoor een toegangsbewijs nodig is, is bijna verdubbeld, naar 54 dagen tussen half april en eind juli. De prijs blijft 5 euro, maar wie minder dan drie dagen voor zijn bezoek een entreekaartje koopt, betaalt twee keer zoveel.

Koens verwacht er weinig van. „Een fee van 10 euro, en zeker 5 euro als je op tijd bent, tik je er gewoon bij af. Dan eet je maar een ijsje minder. Als je er naar toe gaat, wil je het gewoon zien.” Maar als je naar de opbrengst kijkt, kan het nog steeds een goede maatregel zijn, afhankelijk van wat er gebeurt met het geld. „In Venetië is voornamelijk overtoerisme het probleem”, zegt Koens. „Wat doe je dan voor de lokale bewoners om hun situatie te verbeteren? Naar wat ik heb begrepen, gebeurt daar nog heel weinig. Juist de leefbaarheid van Venetië zou moeten worden aangepakt.”


Lees ook

Toeristen in Venetië laten zich niet weerhouden door 5 euro, blijkt na eerste zomer met toegangskaartje

Toeristen op de kade bij het San Marcoplein in Venetië. Het stadsbestuur heeft de omvang van toergroepen beperkt.

Het stadsbestuur van Venetië stelt dat er in de zomer van 2024 wel sprake was van een betere spreiding van toeristen en minder drukte op piekmomenten. Koens beaamt dat Venetië „een fantastisch systeem” heeft om in de gaten te houden waar toeristen zich bevinden. „Je kan ze bekijken als mieren in een terrarium. Supermooi, maar wat heb je eraan?

Als toeristenbelastingen nog verder stijgen, raakt dat vooral mensen met minder geld. Maar, benadrukt Koens, reizen is altijd elitair geweest en het is volgens hem de vraag of dat wel zo erg is. „Moet het zo goedkoop zijn dat je drie, vier keer per jaar op vakantie kunt of is één keer genoeg? Is het elitair om dat duurder te maken? Of is dat – als je ook kijkt naar klimaatverandering – gezond verstand? Reizen is een enorm luxegoed waarvan wij te weinig beseffen hoe luxe het is.”