Wat rouwen is – Joan Opheij (57) weet het nog steeds niet. Hij had er ook nooit over na hoeven denken, tot vijf jaar geleden.
Op maandag 9 maart 2020 werd hij gebeld door een vrijwilliger van RKVV Erp: „Jullie pap is onwel geworden.”
Zijn vader, Harrie Opheij, is die ochtend naar sportpark Den Uil gefietst, zoals elke maandag. Twintig pensionado’s poetsen dan de schade van het weekend weg. Ze boenen de bar, stampen de graspollen aan.
Harrie is een clubicoon, ouder dan de club zelf. Voetballer, scheidsrechter, elftalleider, wat heeft hij niet gedaan bij de voetbalvereniging? Als daar niets te doen is, fietst Harrie door naar zoon Joan, om een bakkie te doen of zijn kleinkinderen te zien. Op 85-jarige leeftijd wonen Harrie en zijn vrouw Dora nog zelfstandig. Natuurlijk, ze hebben hun kwaaltjes, maar voor hun leeftijd zijn ze hartstikke fit.
Op donderdag 27 februari, carnaval is net achter de rug, ziet Harrie samen met zijn vriend Toon Kerkhof (65), voorzitter van RKVV Erp, op de televisie in de kantine hoe minister Bruins van Medische Zorg een briefje in zijn hand gedrukt krijgt: de eerste coronabesmetting in Nederland is vastgesteld. Zorgen maken de mannen zich niet. Zo’n vaart zal het toch niet lopen?
Een week later rijdt het tweetal naar Uden voor de bekerwedstrijd tegen UDI’19. Dat doen ze samen met oud-voorzitter Lambèr van den Elsen en dorpspastoor Cees Rombauts. Met zijn vieren zien ze elke wedstrijd. Op de tribune in Uden zit Harrie flink te hoesten, na de 1-2 zege voor Erp gaat hij direct naar huis. Het is de laatste keer dat Toon Kerkhof zijn vriend ziet.
Een sluis in het ziekenhuis
Die maandag 9 maart wordt Harrie Opheij door een ambulance opgehaald bij de voetbalvereniging. Die avond mag hij ziekenhuis Bernhoven in Uden weer verlaten. Zijn kinderen – Joan, zijn broer en twee zussen – halen de bedden van hun ouders naar beneden, waar het toilet en de badkamer zijn. In de daaropvolgende dagen belt dochter Jannie meermaals met huisarts Maik Winkelhorst (41). Die laat op vrijdag een ambulance komen bij Opheij thuis. Ter plekke wordt besloten dat een tweede ambulance nodig is: ook Dora is ziek.
Vanaf zaterdagochtend mogen hun kinderen, één voor één, in „astronautenpak” en met mondkapje en bril op, door een sluis in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch naar hun ouders, die op twee kamers naast elkaar liggen. Met hun moeder kunnen ze nog praten, met hun vader niet meer.
Als de kinderen op zondag terugkomen, zegt de dokter: we kunnen niets meer voor hen doen. Dora Opheij overlijdt die avond. Dertig uur later overlijdt haar man Harrie.
Beeld van de herdenking van de overleden vrijwilligers van voetbalvereniging RKVV Erp. Foto Dieuwertje Bravenboer
In maart 2020, in de begindagen van de pandemie in Nederland, sterven tientallen inwoners van Erp aan de gevolgen van Covid-19. Het dorp bevindt zich, midden in brandhaard Brabant. De klok van de Sint-Servatiuskerk luidt op ongezette tijden. Er gaan kettingsloten op de poort van sportpark Den Uil, ambulance-sirenes weerklinken tegen de huizen in de verder lege straten. Vanachter hun raam zien dorpsbewoners lijkwagens voorbijkomen. Het doet hen denken aan de verhalen van hun ouders over de oorlog.
‘Errup’, zoals inwoners zeggen, is een sociaal, ondernemend en zelfstandig dorp. Er wonen ongeveer 5.300 mensen. Ouderen doen volop mee op de voetbalvereniging, bij de harmonie en de heemkundekring. Als het coronavirus rondgaat, maakt juist die gemeenschapszin het dorp kwetsbaar.
Mariska van Vliet (50), zelfstandig uitvaartverzorger, begeleidt in de regel twee of drie uitvaarten per week in Erp en omstreken. Ze verzorgt en kleedt de overledenen, schrijft gedichten en voert de regie tijdens de ceremonie. Zelden zegt ze: ik kan je niet helpen. Tot dat voorjaar, wanneer haar telefoon maar blijft overgaan. Ze krijgt huilende mensen aan de lijn die tevergeefs hebben aangeklopt bij andere uitvaartverzorgers – ook Van Vliet moet vaak nee zeggen. Overledenen moet ze, bij gebrek aan koelruimte, steeds verder weg brengen. Ze komt bij gezinnen die zwijgen over de besmetting van hun stervende familielid, omdat ze bang zijn dat Van Vliet hen anders niet kan helpen.
De huisartsenpraktijk van Winkelhorst wordt ingericht als callcenter – mensen bellen omdat ze aan de bar hebben gestaan met een coronapatiënt op de voetbal- of tennisclub. Winkelhorst stapt in zijn auto om langs te gaan bij mensen die te zwak zijn om hun huis te verlaten. In overleg met het volstromende ziekenhuis Bernhoven bepaalt de huisarts het lot van coronapatiënten: behandelen of laten gaan.
Maximale groepsgrootte
De ouderen in verpleeghuis Simeonshof, normaal zo actief in Erp, mogen niet meer naar buiten. „Mensonterend”, zegt huisarts Winkelhorst. Een familielid van een bewoner belt hem: mag ik niet eventjes mee naar binnen? Hij moet nee zeggen. Ouderen overlijden in eenzaamheid omdat ze hun kinderen niet kunnen zien. „Heel verdrietig”, zegt uitvaartverzorger Mariska van Vliet. „Onmenselijk.”
In het eerste weekend nadat Simeonshof is afgesloten, overlijden zes bewoners aan corona. Onder hen Cor Verbruggen, 61 jaar getrouwd met Anneke. Omdat zij besmet kan zijn door hem, mag ze niet naar de uitvaart. Door haar raam in het verpleeghuis, pal achter de kerk, kijkt Anneke naar de rouwstoet. De schoenen van haar man staan nog onder hun bed.
Door het raam kijkt ze naar de rouwstoet van haar man. Zijn schoenen staan nog onder het bed
Het is, vijf jaar later, het grootste litteken op de ziel van Erp: de manier waarop afscheid moest worden genomen van dierbare dorpsgenoten. Van Vliet verzorgt uitvaarten waarbij kleinkinderen achter de heg van de begraafplaats toekijken, zodat de maximale groepsgrootte niet overschreden wordt.
Bij de uitvaart van Harrie en Dora Opheij kunnen alleen Joan, zijn vrouw, zijn zoon, zijn dochter, zijn broer, zijn zus en haar man zijn. Zijn andere zus en haar man, zijn er niet bij. Zij hebben corona. Het afscheid in een uitvaartcentrum is „heel karig”, zegt Joan. Zo had hij zich het afscheid van zijn ouders, zo geliefd in de gemeenschap, niet voorgesteld. Een volle kerk, dat was gepast geweest. Twee weken later verliest Joan ook zijn schoonvader aan corona.
Het leed in Erp voltrekt zich in stilte, en op die manier wordt ook solidariteit betoond. Op z’n Brabants, achterom. Niet door „ellende te etaleren” of „een podium te pakken”, zegt burgemeester Kees van Rooij van gemeente Meierijstad, waar het dorp deel van uitmaakt. Van Rooij belt tijdens de eerste golf het dorp af: uitvaartverzorger Van Vliet, RKVV Erp-voorzitter Kerkhof en nabestaanden krijgen hem aan de lijn. „We staan naast jullie”, laat hij hun weten.
Bewoners van Erp vormen erehagen bij rouwstoeten, bedelven de kerktrappen onder een zee van rode rozen en brengen bloemen en taart naar de huisartsenpraktijk
De bewoners van Erp vormen erehagen bij rouwstoeten. Ze bedelven de kerktrappen onder rode rozen, ze brengen bloemen en taart naar de huisartsenpraktijk en ze onderhouden de tuin van het verpleeghuis – als de oudere vrijwilligers niet meer durven te komen. Geen enkel lid van RKVV Erp vraagt contributie terug, trainers leveren hun vrijwilligersvergoeding in.
Frietloket rechtdoor
Na de eerste golf gaat Joan Opheij fietsen in Friesland, met vier vrienden uit Erp. Op de terugweg van Dokkum naar Leeuwarden – waar Joans schoonvader wegens beddentekort in Brabant op de intensive care heeft gelegen – stoppen ze bij een boer om te vragen waar ze het wereldberoemde bruggetje bij Bartlehiem uit de Elfstedentocht precies kunnen vinden. De boer vraagt waar ze vandaan komen. „O, Brabant, waar de corona is.” Zelf kent de boer niemand die corona heeft gehad. Joan: „En ik had drie ouders verloren. Een vriend van mij zijn vader en tante. Daar kon die man zich niks bij voorstellen. Die dacht: hier is niks aan de hand.”
Rouwkaarten van ’talentspotter’ Ad de Groot (boven), vrijwilliger Harrie Opheij en Dora Opheij-van der Heijden (onder).
Foto Dieuwertje Bravenboer
Zes maanden na het overlijden van zijn ouders organiseert RKVV Erp een herdenking voor de vrijwilligers die door corona gestorven zijn: Harrie en Dora Opheij, talentspotter Ad ‘Bobby’ de Groot en Cees Beekmans, die kort voor zijn overlijden nog het dameselftal had getraind. Tegenover 250 voetballers en leden in ruste, die op anderhalve meter afstand van elkaar in tuinstoelen zitten, zitten Joan en andere nabestaanden op de tribune. Die wordt, tot zijn verrassing, naar zijn vader vernoemd.
Wie dat bedacht had? Voorzitter Kerkhof zwijgt en wijst naar zichzelf, als er vijf jaar later naar gevraagd wordt. Hij schiet vol en loopt even weg uit de bestuurskamer van de voetbalvereniging.
Op tafel liggen bidprentjes van de overleden vrijwilligers
Op tafel liggen de spelregels voor rikken, een in Brabant populair kaartspel dat bij RKVV Erp al decennia wordt gespeeld. Kerkhof gebruikt nog altijd trucjes die hij van Harrie heeft geleerd. Naast de spelregels liggen bidprentjes van de overleden vrijwilligers. Verder herinneren alleen cirkels op de vloer in de kantine aan de coronatijd. De voetstappen in de cirkels vormen een looproute: rechtdoor naar het frietloket, linksaf naar de bar.
Nooit meer die pakken
Voor Joan Opheij is het einde van de coronamaatregelen een opluchting – die confronteerden hem constant met met de manier waarop zijn ouders overleden. „Ik heb me best geërgerd aan de coronawappies. Ik dacht: kom maar eens kijken wat hier gebeurd is.”
Het werkt nog steeds door, in Erp. Wanneer burgemeester Van Rooij een briljanten huwelijk bezoekt, gaat het over in coronatijd overleden familieleden. Als een griepvirus door Simeonshof trekt, zeggen verpleegkundigen: alsjeblieft, nooit meer die pakken aan. In de huisartsenpraktijk beginnen jongeren met psychische problemen uit zichzelf over hun worstelingen in coronatijd. Patiënten met long covid „grijpen alles aan om beter te worden”, ziet Winkelhorst. Er is veel aandacht voor in deze regio, waar bewoners ook nog altijd kampen met chronische Q-koorts. In het dorp herinnert een ‘mijmerbankje’, in een door inwoners zelf gecreëerd parkje, aan de coronatijd. Het heeft een S-vorm, voor ‘samen, sterk en saamhorigheid’.
„Je mist ze iedere dag”, zegt Joan Opheij, knikkend naar de portretten van zijn ouders op de schouw. „Maar het is niet meer zoals die eerste twee jaar.” Op de begraafplaats komt hij niet vaak. „Daar sta ik naar een steen te kijken.” Hij wijst naar zijn hoofd, „het zit hier”, en naar zijn hart, „en hier”.
Het schiet hem te binnen dat hij in de zomer van 2020 „best weleens een potje heeft staan janken” bij het graf van zijn ouders. Was dat dan ‘rouwen’? Hij weet het niet. „We gaan door en dan… ja…”, zegt hij met iets tussen een grimas en een glimlach. „Wij zaten als gezin in de frontlinie. Maar moeten we dat elk jaar gaan herdenken? Ik kan hoog springen, ik kan laag springen. Ik kan op de ramen gaan bonken. Dat het niet had hoeven gebeuren. Maar zo is het leven. Wij nemen het zoals het komt, zo zijn we opgevoed. Het is ons overkomen, met z’n allen.”
Voorzitter Toon Kerkhof van RKVV Erp op de tribune vernoemd naar vrijwilliger Harrie Opheij, die zijn besmetting niet overleefde.
Tussen het kukelen en tjilpen door klinkt geschraap. Drie mannen staan in de lentezon aarde te scheppen. In de voedseltuin achter ze zijn oudere vrijwilligers aan het wieden en zaaien. De Kleine Aarde in Boxtel verbouwt groenten voor de lokale voedselbank. Een vrolijk beschilderde barometer leert dat daarmee jaarlijks zo’n vijfhonderd monden worden gevoed.
In tegenstelling tot de wiedende ouderen, zijn de drie mannen hier niet uit vrije wil. Onder toezicht van een ‘werkmeester’ van Reclassering Nederland voeren ze een taakstraf uit. „Dit is mijn eerste dag. Hierna heb ik nog anderhalve dag te gaan”, vertelt de boomlange Nordian (25) met een zachte g.
Vrijwillers aan het werk bij De Kleine Aarde. Het samenwerken tussen vrijwilligers en werkgestraften verloopt goed. „We hebben niet één incident gehad.” Foto Merlin Daleman
In 2021 of 2022, helemaal zeker weten doet Nordian het niet, werd hij gepakt voor rijden zonder rijbewijs. Het was niet voor het eerst dat Nordian – zwarte hoodie, joggingbroek en stevige werkschoenen – met justitie in aanraking kwam. Hij kreeg twee keer eerder een taakstraf en zat ook vast. Dat een taakstraf geen echte straf is, zoals in de politieke en maatschappelijke discussie soms wordt gesteld, wuift hij weg. „Dit kost mij ook mijn vrijheid, acht uur per dag.”
Afgelopen tweeënhalve week combineerde Julian een reguliere baan met de taakstraf en maakte hij werkdagen van zestien uur
De Kleine Aarde is een werkstrafproject van Reclassering Nederland. „Zij doen al vanaf begin af aan het zware werk voor ons”, vertelt tuinleider Maria van der Hoogen. Toen vrijwilligers in 2017 een voedseltuin wilden maken van het overwoekerde terrein van een ter ziele gegaan centrum voor duurzaamheidsadvies, schoot de reclassering te hulp met „snoeien, snoeien, snoeien”.
Tegenwoordig voeren veroordeelden vier dagen per week, 52 weken per jaar, bij De Kleine Aarde taakstraffen uit. Spannend om met veroordeelden te werken, vinden de voedseltuinvrijwilligers het al lang niet meer. Dat wende snel, zegt Van der Hoogen, die zeer positief is over de hulp van de reclassering. „Tussen werkgestraften en vrijwilligers hebben we niet één incident gehad.”
Lees ook
OM wil meer strafzaken zelf afhandelen zonder rechter, Kamer mort en mokt maar gaat niet dwarsliggen
Vetbollen
Jaarlijks worden in Nederland zo’n dertigduizend taakstraffen opgelegd voor allerlei strafbare feiten: van verkeers- en geweldsdelicten tot drugs- en zedenzaken. Naar verwachting groeit dat aantal komende jaren aanzienlijk. Vanwege de vastgelopen rechtspraak en overvolle gevangenissen, zette het Openbaar Ministerie in februari de nieuwe koers in om zo veel mogelijk ‘lichte’ zaken zelf, zonder tussenkomst van de rechter, af te doen. Gezien het OM geen celstraffen maar wel boetes en taakstraffen mag opleggen, valt te verwachten dat de bijna zesduizend taakstraffen die het in 2023 via strafbeschikkingen oplegde, flink stijgt.
Daar komt bij dat ook de politiek taakstraffen ruimer wil inzetten. Zo nam de Tweede Kamer in maart een amendement van Joost Sneller (D66) aan om een vervangende taakstraf in te voeren voor mensen die hun boete niet betalen. Nu belanden om die reden jaarlijks nog duizenden mensen in de cel.
In een loods van de Reclassering Oost-Brabant op een industrieterrein in Rosmalen wordt medewerker werkstraffen Mariska Monk van die extra taakgestraften niet warm of koud. „Dat maken we passend.” Op haar beeldscherm is een rooster met kleuren geopend. De reclassering kent naar eigen zeggen geen wachtlijsten. „Binnen twee weken na de intake kan iemand aan het werk.”
Mensen met een werkstraf hebben de maatschappij iets aangedaan en doen vervolgens iets terug
Een glazen wand scheidt Monks kantoor van een werkhal, waar de radio schalt en zeven taakgestraften met doosjes en stickers vetbollen en vogelhuisjes labelen voor een faunabedrijf. Net zoals het ‘buitenproject’ De Kleine Aarde is dit een eigen werkproject van de reclassering. Voor dit ‘binnenproject’ komen vooral veroordeelden met fysieke en mentale beperkingen in aanmerking.
Naast deze eigen projecten telt Oost-Brabant zo’n 160 werklocaties waar taakgestraften zonder begeleiding van de reclassering werken, van kringloopwinkels, verzorgings- en buurthuizen tot een dierenasiel. „Voor die externe projecten is lang niet iedereen geschikt”, vertelt Monk. Zedendelinquenten en plegers van geweldsmisdrijven zijn bijvoorbeeld een no go. Dat geldt ook voor mensen met een beperkte intelligentie of bepaald voorkomen – zoals tatoeages in het gezicht.
Per jaar voeren in Oost-Brabant zo’n 1.750 mensen een taakstraf uit. Monk en haar collega’s proberen hen de straf af te laten ronden – dat percentage ligt landelijk op 74 procent. „Ik zeg altijd: het zijn voor mij mijn kinderen, ik hou alleen niet van ze. Ik geef ze een stukje rust, ritme, regelmaat en heel duidelijke kaders.”
Het allerbelangrijkste is dat de taakgestraften ’s ochtends op tijd komen: niet later dan acht uur. „Die regel is keihard”, zegt Monk. Daarnaast moeten veroordeelden zich beleefd en respectvol gedragen onderling en tegen de reclasseringsmedewerkers. „Dat kan niet iedereen, maar dat proberen we ze wel bij te brengen.”
Lees ook
Het cellentekort wordt veroorzaakt door populistisch strafbeleid niet door toename criminaliteit
Recidive
In de ruim twintig jaar dat ze bij de reclassering werkt, heeft Monk geleerd om cliënten te lezen. De een heeft baat bij autoritair gedrag, de ander niet. De een kun je het best de hele dag met rust laten, de ander heeft juist een schouderklopje nodig. Monk is, zegt ze, verliefd geworden op de werkstraf. Qua werk is het dynamisch: elke dag verloopt anders. En ze gelooft in het nut. „Als iemand een gevangenisstraf krijgt, is dat niet alleen het probleem van diegene. Mensen hebben kinderen en zijn kostwinner, of ze hebben een woning en werk die ze kwijt kunnen raken. Als je dat met een werkstraf kunt voorkomen, is dat winst.”
Voor de samenleving kent de taakstraf twee voordelen ten opzichte van een gevangenisstraf. Allereerst: lagere kosten. Zo becijferde de Universiteit Leiden dat een taakstraf 73 euro per dag kost tegenover 259 euro voor een dag in de cel. Bovendien gaan taakgestraften minder vaak opnieuw in de fout dan mensen die een gevangenisstraf hebben uitgezeten. Uit cijfers van onderzoeksinstituut WODC van het ministerie van Justitie blijkt dat 47 procent van de personen met een celstraf binnen twee jaar recidiveert, versus 28 procent van degenen die een taakstraf voltooiden.
Universiteit Leiden becijferde dat een taakstraf 73 euro per dag kost; een dag in de cel 259 euro
Tegen die achtergrond pleit Reclassering Nederland sinds enkele jaren voor verdubbeling van de maximale taakstraf, van 240 naar 480 uur. Dat pleidooi is geland in een initiatiefwetsvoorstel – dat 360 uur voorstelt.
De Kleine Aarde in Boxtel verbouwt groenten voor de lokale voedselbank, waarmee ze jaarlijks zo’n vijfhonderd monden voeden. Foto Merlin Daleman
„Recidive voorkomen is ons hoofddoel”, vertelt teamleider Marthe Halvemaan, die voorheen werkte bij de Rabobank. Ze wilde iets met meer maatschappelijk nut doen en werkt tegenwoordig naar alle tevredenheid bij de reclassering in Oost-Brabant. „Cliënten die een delict hebben gepleegd zijn geen onderdeel van een team, geen onderdeel van de maatschappij, die zijn de weg een beetje kwijt”, zegt Halvemaan. „Als ze hier komen, op tijd moeten zijn, onderdeel worden van de groep waarmee ze werken en een band met de werkmeester krijgen, lopen ze anders naar buiten.”
Dat herkent projectbeheerder Charif Souhail. Hij wijst erop dat veroordeelden bij de reclassering een straf ondergaan, maar dat het doel wel is om „ zo veel mogelijk mensen positief door de werkstraf heen te helpen”. Zo wordt ook geluisterd naar wat een veroordeelde het liefst zou doen. „We kunnen iemands werkstraf makkelijk laten mislukken door diegene iets te laten doen waar hij een hekel aan heeft of wat hij niet kan. Maar daar staan wij niet voor.”
Zwaar
Neem de twintiger Julian. Hij kreeg een taakstraf van vijftig uur voor een delict dat hij voor zichzelf wil houden. Onlangs werden de twee jaar die hij onder toezicht van de reclassering zou staan, omgezet in een taakstraf van nogmaals vijftig uur. Op eigen verzoek mocht hij die op dezelfde plek uitvoeren als de eerste: bij het buurthuis van de Brede Bossche School, waarin ook een basisschool, kinderopvang en theater zijn gevestigd.
„Omdat ik het hier fijn vond, heb ik gevraagd of ik hier weer terechtkon”, vertelt Julian. „Maar dat voelt nog steeds als straf, want het is zwaar.” Afgelopen tweeënhalve week combineerde hij een reguliere baan in de logistiek met de taakstraf en maakte hij werkdagen van zestien uur. Dat was „doorbijten”, zegt hij. „Ik heb hier geholpen met zalen opbouwen voor evenementen, zemen, de bar vullen en het schoolplein vegen.”
In de kantine van het buurtcentrum vertelt teamleider Halvemaan dat dit een schoolvoorbeeld is van het nut van taakstraffen. „Mensen met een werkstraf hebben de maatschappij iets aangedaan en doen vervolgens iets terug. Of ze nu hier staan te werken, voedsel verbouwen of langs de weg afval prikken.”
Lees ook
Rechtspraak keert zich tegen nieuw bestraffingsbeleid Openbaar Ministerie. ‘Dit gaat rol van OM te boven’
In de zomer van 2024 zag de 22-jarige studente geneeskunde Symelle Driessen paus Franciscus. Hij sloot toen zijn bezoek aan België af met een dienst in een Brussels voetbalstadion. „Ik vond het mooi om te zien dat we met zo’n 40.000 mensen superenthousiast waren om de paus te zien.”
Het geloof kan best ingewikkeld zijn, vindt Driessen. Het is daarom belangrijk en fijn dat ze naar de paus kon kijken voor sturing. „Wat geloven wij? Hoe handelen wij? Hoe hoort een katholiek zich te gedragen?” Driessen merkte dat Franciscus geliefd was bij veel mensen. „Hij wist mensen echt in hun hart te raken, met de manier waarop hij praatte en dingen schreef: hij was best wel een gevoelspersoon en wist zijn boodschap mooi over te brengen.”
Wat vindt ze van wat de paus voor vrouwen heeft gedaan? „Alles dat hij deed, deed hij voor de mannen en vrouwen”, zegt Driessen. „In die zin heeft hij veel voor ons gedaan, gewoon omdat we katholiek zijn. Niet zozeer omdat we vrouwen zijn.”
Vaticaanse revolutie
Maria van Schaijik, voorzitter van het Netwerk Katholieke Vrouwen Nederland, zag dat de paus een lans brak voor meer bestuurlijke invloed van vrouwen binnen de katholieke kerk. „Hij zei dat vrouwen gewaardeerd moeten worden, want ze dragen de kerk. Dat hij dat zei is heel belangrijk.” Vrouwen kregen inspraak bij verschillende rondetafelgesprekken in het Vaticaan, vertelt Van Schaijik: „En er werd echt geluisterd, zonder oordeel. Dat klinkt niet revolutionair, maar dat is het voor Vaticaanse begrippen wel.”
De afgelopen jaren heeft Franciscus ook wat progressievere kardinalen aangesteld, zegt ze. „Het aandeel kardinalen dat wat opener is, is daardoor gegroeid.” Kardinalen jonger dan tachtig kiezen de nieuwe paus.
„De katholieke kerk is te belangrijk om alleen aan mannen over te laten.”
Theoloog Tanja van Leeuwen zag hoe paus Franciscus „de geesten van mensen heeft veranderd”. Zij doelt onder meer op de bestuurlijke functies die de paus aan vrouwen heeft toebedeeld. „Hij moest ergens beginnen. Je kunt niet van bovenaf zeggen: we gooien de heleboel om. Dat werkt vaak niet.” Van Leeuwen publiceerde vorig jaar het boek Tot spreken heb je mij gehoord, waarvoor ze onderzoek deed naar vrouw- en geloofgroepen in de jaren zeventig en tachtig. Dat waren groepen waarin vrouwen samenkwamen om te praten over de rol van de vrouw in het geloof. De katholieke kerk leek toen nog niet klaar voor de inspraak van vrouwen.
Paus Franiscus in Colombo, Sri Lanka, januari 2015. Foto Ettore Ferrari
Twaalf apostelen, twaalf mannen
Student geneeskunde Lisanne de Bruijn (20) heeft veel gebeden voor de paus de afgelopen tijd. Ze zag hem als een voorbeeld en als teken van eenheid in de kerk. En ze vond het mooi hoe hij zorgde voor de zwakkeren en langsging bij de armen. „Dat is iets waar ik veel van kan leren.” Ze volgde wat paus Franciscus deed, vindt dat hij goed doorhad wat er in de maatschappij speelde, ook onder jongeren. Ze is tevreden met wat hij heeft gedaan voor vrouwen in de katholieke kerk, door ze inspraak te geven en in bestuursfuncties te benoemen. „Het liet me zien dat hij de kracht van de vrouw waardeerde.”
Zowel Lisanne de Bruijn als mede-student Symelle Driessen vindt het niet perse nodig dat vrouwen ook gewijde ambten mogen uitvoeren. Driessen: „Jezus heeft twaalf apostelen gekozen. Twaalf mannen. Die hebben de autoriteit doorgegeven, de eerste paus was een van de apostelen. Die autoriteit is terug te leiden naar Christus. Als ik nu zou zeggen dat er vrouwen bij moeten, dan is het net alsof ik vind dat Jezus dat niet goed gedaan heeft.”
‘Je hebt vrouwen nodig’
Maar als het aan Maria van Schaijik en Tanja van Leeuwen ligt, wordt de rol van de vrouw groter. En hoewel die ontwikkeling dankzij Franciscus langzaam de goede kant op ging, sprak Van Leeuwen voor haar boek met Nederlandse, vrouwelijke gelovigen die haar vertelden dat hun geduld op is. Zij haken daardoor teleurgesteld af. „Ze hébben al zo lang gewacht, zeiden ze dan.” Nu de paus is overleden, is de vrees dat er een ander komt die alles terugdraait, zegt Van Leeuwen. Als de kerk toekomst wil hebben, dan moet er naar vrouwen geluisterd worden, vindt ze. „Je hebt vrouwen nodig, met hun eigen kracht en spiritualiteit.”
Maar of dat gaat gebeuren? Voor Nederland heeft Van Leeuwen niet veel hoop, Van Schaijik evenmin. De paus heeft goed werk gedaan, maar in Nederland is er nog veel te doen. Van Schaijik: „We hebben een heel behoudende bisschoppenconferentie, met uitzondering van de bisschop van Den Bosch. Ze moedigen deze ontwikkelingen niet bepaald aan.”
Van Leeuwen hoopt dat de volgende paus verder gaat met waar Franciscus mee is begonnen. Dat er gesprekken komen over het toelaten van vrouwen tot de gewijde ambten. Ze verwijst naar een citaat van oud-minister Els Borst (D66). Zij zei dat politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten. Precies, zegt Van Leeuwen: „De katholieke kerk is te belangrijk om alleen aan mannen over te laten.”
De hele nacht ligt zijn lijk op het Onafhankelijkheidsplein, midden in Paramaribo. Een man in een groen hemd en grijze broek, een schotwond in zijn achterhoofd. Het is politie-inspecteur Herman Gooding, de bekendste narcotica-rechercheur van Suriname. Hij is in de nacht van 4 op 5 augustus 1990 door onbekenden doodgeschoten.
Duizenden Surinamers gaan in de dagen erna de straat op. Ze bonken op de deuren van het parlementsgebouw, scanderen ‘wi no wan moro’ (‘we willen het niet langer’). De moord, een van de meest geruchtmakende in de recente Surinaamse geschiedenis, volgt op een reeks andere gruweldaden. In 1982 zijn vijftien tegenstanders van legerleider Desi Bouterse gedood, de Decembermoorden. In 1986 zijn 39 burgers vermoord in het Marrondorp Moiwana, voornamelijk vrouwen en kinderen. Begin 1990 nog zijn vier inheemse jongeren verdwenen na door de militaire politie te zijn opgepakt. Moeders demonstreerden maandenlang voor het parlementsgebouw om opheldering te krijgen – tevergeefs.
Rechercheur Herman Gooding, 47 jaar, onderzocht als coördinator van de afdeling bijzondere delicten het bloedbad in Moiwana. Ook leidde hij grote drugsonderzoeken.
Desi Bouterse, vorig jaar overleden, werd in 2000 in Nederland bij verstek veroordeeld tot elf jaar cel wegens cocaïnesmokkel, en kreeg eind 2023 twintig jaar voor de Decembermoorden. Maar voor ‘Moiwana’ is nooit iemand vervolgd, noch voor de verdwijning van de vier jongeren – volgens binnenlandbewoners werden zij omgebracht met kettingzagen. Ook de moord op Herman Gooding bleef altijd onopgelost. Het onderzoek in zijn zaak stuitte op „een blinde muur”, aldus de toenmalige minister van Justitie.
Mogelijk komt daar verandering in. Een cold case-team in Suriname heeft het onderzoek naar de moord op Gooding ruim een jaar geleden heropend. Dat gebeurde nadat een van zijn dochters een open brief had gestuurd aan de Surinaamse president Chan Santokhi, voormalig politiechef en destijds naaste collega van Gooding. Met dit onderzoek staat Suriname – kort voor de verkiezingen van 25 mei – voor de vraag of het opnieuw de confrontatie met het verleden aan wil gaan.
In dit artikel reconstrueert NRC de moord op de rechercheur. Ten minste tien naar Nederland gevluchte Surinamers legden in 1990 verklaringen af over de moord – vastgelegd in een vertrouwelijke rapportage in bezit van NRC (zie kader). Verder sprak NRC de weduwe van Herman Gooding, twee van zijn dochters en drie naar Nederland uitgeweken oud-rechercheurs die nauw met hem samenwerkten. De getuigenissen wijzen in de richting van hoge militairen, die in de jaren na de moord sleutelposities bekleedden in het Surinaamse staatsappraat – in een enkel geval tot op de dag van vandaag.
Vakantie in Nederland
Herman Gooding was in 1964 als 21-jarige in dienst getreden van de politie, waar hij zich geliefd maakte door zijn onverschrokkenheid. Al waren er ook die vreesden dat hij te veel oprakelde met zijn onderzoeken.
Een jaar voor zijn dood, in augustus 1989, praat Gooding tijdens een vakantie in Nederland over de precaire situatie waarin hij zich dan al bevindt. In Suriname loopt de spanning hoog op tussen de burgerregering van president Ramsewak Shankar en de militaire top onder leiding van Bouterse, die het na een coup in 1980 acht jaar lang voor het zeggen had gehad. Aan een bevriende Nederlandse ambtenaar, die zijn verhaal optekent, vertelt Gooding dat hij door de legertop wordt bedreigd. Zijn huis wordt permanent door vier politiemensen bewaakt.
Gooding had vooruitgang geboekt in het onderzoek naar de 39 moorden in Moiwana. Bij het verhoren van enkele arrestanten, onder wie een militair, waren namen van betrokkenen naar voren gekomen. Dit leidde tot een reactie van de militaire top, die de aangehouden militair begin 1989 liet bevrijden uit zijn cel.
Het huis van Gooding wordt permanent door vier politiemensen bewaakt
Een afschrift van het proces-verbaal van de verhoren door Gooding is naar legerleider Bouterse gegaan. Sindsdien nemen de bedreigingen toe. „Gooding wordt meegedeeld dat hij moet oppassen, daar de militairen iets van plan zijn tegen zijn persoon”, staat in het relaas. Gooding besluit het Moiwana-onderzoek „op een laag pitje” te zetten.
Niet veel later krijgt hij „twee waarschuwingen dat hij nummer 1 staat bij de BVD om gedood te worden”. ‘BVD’ was de naam waarmee velen in Suriname destijds de Centrale Inlichtingendienst (CID) aanduidden. Deze dienst, vertelt Gooding aan de Nederlandse ambtenaar, zet veelal criminele burgers in om „diverse vuile zaken” op te knappen.
Gooding vertelt met naam en toenaam door welke militairen hij wordt bedreigd: Rupert Christopher (hoofd van de CID), Melvin Linscheer (functionaris bij de CID) en commandant van de militaire politie Iwan Graanoogst. Gooding vraagt de ambtenaar zijn best te doen om zijn gezin naar Nederland te laten komen als hem iets overkomt.
Discotheek
Het geweld tegen politie en justitie houdt aan als Gooding is teruggekeerd in Suriname. Op 8 december wordt brand gesticht in het Kantongerecht. Vanaf eind december worden politiebureaus beschoten.
In de nacht van 3 op 4 augustus 1990 is er in een discotheek in Paramaribo een incident tussen een militair en een rechercheur, Goodings collega Cyril Harkisoon. De militair zou handtastelijk zijn geworden tegen Harkisoon, waarna hij werd overgebracht naar politiebureau Nieuwe Haven. De kwestie escaleert als de militair, zo is de lezing van de politie, enkele agenten met zijn pistool bedreigt en vervolgens zelf door een agent in zijn been wordt geschoten.
Die zaterdagochtend verschijnt het hoofd van de recherche van de militaire politie op het politiebureau om het wapen van de gewonde militair op te eisen. Gooding weigert het over te dragen. De bewuste militair is intussen door militairen overgebracht van een burgerziekenhuis naar het militair hospitaal.
De ruzie loopt op als Gooding rond 12 uur een telefoontje krijgt van de ondercommandant van de militaire politie, Cliff Ganpat. Rechercheur Hendrik Jasadirana is getuige van dit gesprek, dat ook voorkomt in de vertrouwelijke rapportage over de getuigenissen van naar Nederland gevluchte Surinamers. Ganpat eist dat de politieman die op de militair heeft geschoten wordt vastgezet. Gooding zegt dat daar geen gronden voor zijn. „Vanaf vanmorgen bent u al bezig met bedreigingen”, zegt Gooding volgens de rapportage. „Ik zoek geen ruzie, maar ga er ook niet voor uit de weg. Ik ben niet bang voor u.”
Tegen 15 uur rijdt Gooding volgens afspraak naar het bureau van de militaire politie om stukken over het incident aan Ganpat te overhandigen. Cyril Harkisoon vergezelt hem. Het onderhoud verloopt zakelijk, maar eindigt abrupt als Ganpat een telefoontje krijgt van Melvin Linscheer van de CID.
„Zeg aan Baas dat ik onderweg ben”, zegt Ganpat tegen hem, zo hoort Harkisoon. Met ‘Baas’, weet iedereen in Suriname, wordt Desi Bouterse bedoeld. Melvin Linscheer mailt desgevraagd zich niet te herinneren of hij Ganpat die dag heeft gesproken.
Na het gesprek vertrekt Gooding in zijn witte Isuzu (een politie-pick-up) naar Lelydorp, vertelt Cyril Harkisoon aan NRC. Gooding is de rest van die zaterdag vrij en gaat uit met een vriendin. In de vertrouwelijke rapportage staat zijn outfit beschreven: groen overhemd met lange mouwen, grijze broek met blauwe motieven, een halssnoer met gekleurde kralen.
Harkisoon wordt thuis door Ganpat gebeld dat hij opnieuw naar de militaire politie moet komen. „Hij zei dat Gooding al onderweg was. Toen gingen bij mij alle alarmbellen af. Ik wist dat hij loog.” Harkisoon hoort ook dat „gewapende mannen” op politiebureau Nieuwe Haven naar hem op zoek zijn.
De gebeurtenissen raken in een stroomversnelling. Militairen duiken op bij het huis van de agent die op de militair heeft geschoten. Militairen omsingelen politiebureau Geyersvlijt in Paramaribo waar een lichtgekleurde politie-pickup geparkeerd staat – ze lijken te denken dat Gooding zich daar bevindt. Met AK’s gewapende leden van de militaire politie eisen rond 20.00 uur dat Gooding naar buiten komt. Ze vertrekken als een dienstdoende inspecteur het hoofdkwartier van de militaire politie inlicht dat Gooding er niet is.
Omstreeks 22.00 uur wordt een witte politieauto door militairen klemgereden op de weg tussen Lelydorp en Paramaribo. De inzittenden, een brigadier en een agent, worden vastgezet. Hun wordt gezegd dat die avond vanuit een witte auto op een militair voertuig is geschoten.
Tegen middernacht rijdt Herman Gooding nietsvermoedend met zijn vriendin van Lelydorp terug naar Paramaribo. Onderweg hoort hij wat er allemaal aan de hand is, en dat militairen twee politiemensen hebben vastgezet. Op politiebureau Keizerstraat, in het centrum van Paramaribo, belt hij Ganpat. Aanwezigen horen hem zeggen: „Dit kan toch niet, wat gebeurt er in dit land?”
Kort na dit gesprek wordt Gooding opnieuw aan de telefoon geroepen. Aan het eind van dit gesprek zegt hij: „Oké, dan kom ik gelijk naar u toe.” Vermoedelijk, zo denken zijn oud-collega’s, wilde hij overleggen over de aanhouding van de agenten. Ze zijn ervan overtuigd dat die bedoeld was om Gooding naar het hoofdkwartier van de militaire politie te lokken.
Gooding vraagt een brigadier met hem mee te gaan. Ze vertrekken direct, met in de auto ook nog steeds de vriendin.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Oud-politieman Roy Kogeldans.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Oud-politieman Roy Kogeldans.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/18100923/data130677563-746d57.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/sUrLkTGEk0j4V0MGBZzxfab2bwA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/18100923/data130677563-746d57.jpg 1920w”>Oud-politieman Roy Kogeldans.
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Oud-politieman Hendrik Jasadirana.” data-figure-id=”2″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Oud-politieman Hendrik Jasadirana.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/18100933/data130677632-f2d677.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/surinaamse-cold-case-over-moord-op-politieman-maakt-wandaden-uit-het-militaire-verleden-weer-actueel-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/PxwBD9shXxwxQH47tBN9O2QbB3I=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/18100933/data130677632-f2d677.jpg 1920w”>Oud-politieman Hendrik Jasadirana.
Foto’s Mona van den Berg
‘Jullie zijn gek geworden’
De militaire politie is gehuisvest in een oud koloniaal gebouw in Paramaribo, pal naast het militaire hoofdkwartier Fort Zeelandia. Na aankomst moet Gooding zijn wapen afgeven. Protest helpt niet. De meegereden brigadier („geef hier dat strontwapen”, krijgt hij toegebeten) moet ook z’n portofoon afgeven. De sfeer is vijandig.
Terwijl Gooding in het kantoor van ondercommandant Ganpat is, zitten de brigadier en de vriendin van Gooding in een wachtruimte. Ze krijgen te horen dat „het langer gaat duren” en de deur gaat op slot. De vriendin hoort, door de muur heen, dat Gooding op zeker moment roept: „Jullie zijn gek geworden.” Na een half uur worden Gooding, de vriendin en de brigadier gemaand te vertrekken. De vriendin ziet Ganpat op de gang met een glas whisky in de hand en hoort hem zeggen dat hij later „niet meer bereikbaar is”. De wapens worden teruggegeven. De portofoon niet, die zou zijn zoekgeraakt.
Het moet inmiddels na 01.00 uur zijn geweest. Vanaf de uitrit van het gebouw van de militaire politie slaat Gooding met de witte Isuzu-pick-up linksaf de Kleine Combéweg op. De brigadier zit op de achterbank, de vriendin voorin. Wat Gooding en zijn metgezellen verbaast, is dat er geen verkeer meer is op de weg. Toen ze een half uur eerder aankwamen was het nog tamelijk druk geweest met auto’s.
Daarna wil Gooding rechtsaf slaan, via het Onafhankelijkheidsplein richting de Lim A Po-straat, langs de Nederlandse ambassade. Maar er staat een militaire VW-combi dwars over de weg geplaatst. Op circa zestig meter van Fort Zeelandia, voor het gebouw van het kabinet van toenmalig legerleider Bouterse – waar nu het Surinaamse parlement is gehuisvest – staat een groep van vier à zes personen. Ze zijn gewapend en dragen burgerkleding.
Gooding stopt de pick-up en draait het raampje omlaag. „Wat voor stront is dit?”, vraagt hij een van de mannen, die zijn gezicht verborgen heeft achter een sjaal. In de vertrouwelijke rapportage wordt hij aangeduid als een „bekende van de BVD”, waarmee in de volksmond de inlichtingendienst wordt aangeduid. De brigadier en de vriendin geven later in een verhoor een signalement van de man.
Volgens de rapportage heeft een niet nader genoemde militair kort voor de aankomst van Gooding bij de militaire politie „medewerkers van de BVD voor een spoedopdracht thuis opgehaald”. De verantwoordelijke persoon van de inlichtingendienst die doorgaans met zulke groepen werkt, is Melvin Linscheer. Hiernaar gevraagd laat deze weten: „Ik denk niet dat er enige reden was om personeel van de BVD op te roepen voor een spoedopdracht. BVD was een civiele inlichtingendienst.”
Toenmalig officier van justitie Armand van der San, stelt op basis van verhoren destijds dat „de organisatie in handen was van Linscheer, de hele voorbereiding”. Volgens hem is er een verband met het eerdergenoemde overleg van Bouterse, Linscheer en Ganpat. „Dan komen er nieuwe opdrachten. Die kwamen van Bouterse”, aldus Van der San telefonisch vanuit Paramaribo.
„Laten we hopen dat hij deze zaken ook bij proces-verbaal heeft vastgelegd of onder ede verklaard bij de Surinaamse justitiële autoriteiten”, aldus Melvin Linscheer in een reactie aan NRC. „Dat is waar deze verklaringen thuis horen.”
Wapen op het dashboard
„Meneer Gooding, u moet uitstappen, we hebben u nodig”, zegt de BVD’er nadat Gooding met zijn pickup bij het Onafhankelijkheidsplein is gestopt. Gooding: „Wat is dit voor een onzin, ik ben net bij de leiding geweest.” De BVD’er richt zijn wapen op Gooding: „Daar hebben we niks mee te maken, direct uitstappen.” Het portier gaat open en Gooding wordt beetgepakt. Zijn wapen ligt op het dashboard, de vriendin schuift het in zijn richting. Terwijl Gooding uit de auto wordt getrokken gooit hij het wapen op de achterbank. De brigadier krijgt, onder dreiging van een wapen, opdracht uit te stappen, het stuur over te nemen en weg te rijden.
Dan gebeurt het. In de vertrouwelijke rapportage staat: „Terwijl Gooding liggend op straat wordt vastgehouden, schiet de burger-BVD’er hem dood. Als de brigadier en de vrouw vertrekken, horen ze twee schoten.”
De brigadier rijdt naar politiebureau Keizerstraat en slaat alarm. Daar is men zo bang, dat niemand durft te gaan kijken. De lampen in het bureau worden gedoofd.
Agenten treffen Goodings lichaam aan vlak voor het monument van de gevallenen
Om zes uur die ochtend komt een eerste telefonische melding binnen bij politiebureau Keizerstraat dat er een lijk ligt aan de Waterkant, niet ver van het kabinet van legerleider Bouterse. Enkele politieagenten die dan gaan kijken, treffen Goodings lichaam aan vlak voor het monument van de gevallenen, ongeveer tien meter van de plek waar hij uit de auto is getrokken. Een deel van zijn achterhoofd is weggeschoten, aan de andere zijde van de weg liggen stukjes van zijn kaakbot.
Gooding moet, zo staat in de rapportage, door één schot zijn gedood. Het wapen moet op minder dan tien centimeter van z’n hoofd zijn afgevuurd. Bij technisch onderzoek worden delen van hagelkorrels gevonden, waaruit wordt geconcludeerd dat een jachtgeweer is gebruikt.
Eerder die nacht hebben agenten op het portofoonnet van de politie enkele opvallende uitlatingen gehoord – die overduidelijk niet afkomstig waren van politieagenten. Ook rechercheur Roy Kogeldans, die geen dienst heeft en op een feestje is, vangt het bericht op. Een onbekende stem zegt: „POG, POG, hier president Shankar”. POG is de afkorting voor Politie Ondersteuningsgroep, ofwel het arrestatieteam van de politie. Het lijkt een pesterij. En vervolgens klinkt het in het Surinaams: „Wan foe den e trim k’ba”, wat betekent: „Een van hen is al aan het trimmen.” Kogeldans: „Daarmee werd bedoeld dat Gooding de pijp uit was.”
Het kan volgens Kogeldans niet anders dan dat voor die mededeling de ‘zoekgeraakte’ politieportofoon van de brigadier is gebruikt, die hij bij de militaire politie moest inleveren. Kogeldans zelf kreeg die nacht van een collega de waarschuwing niet naar huis te komen, omdat daar militairen waren. „Er moesten drie politieofficieren worden vermoord.” Uit kringen van leger en inlichtingendienst kregen hij en Harkisoon informatie dat hiervoor plannen bestonden, zo zeggen ze.
‘Vertel dit aan niemand’
Die nacht wordt ook politiebureau Nieuwe Haven zwaar onder vuur genomen. De schoten zijn zo luid, dat Goodings echtgenote Marie Gooding-Wolfjager wakker schrikt. Ze was er al niet gerust op na de drie keer dat ondercommandant Ganpat van de militaire politie haar die avond had gebeld om naar haar man te vragen. „Ik heb mijn zoon Roy wakker gemaakt en gezegd dat we tot vijf uur zouden wachten”, vertelt ze. „Toen belde iemand me die zei dat iemand aan de Waterkant lag. Hij zei te vermoeden dat het Herman was.” Met haar zoon neemt ze een taxi naar bureau Keizerstraat en rent met hem naar de Waterkant. „We stopten toen ik een wit laken zag. Ik tilde het op en zag dat het Herman was. Hij lag op zijn gezicht. Ik zag z’n hersens op het asfalt. Ik zei tegen hem: ‘Dit heb je me verteld’.”
De brigadier en de agent die de avond tevoren zijn opgepakt door de militaire politie, komen die dag weer vrij. Ondercommandant Ganpat laat weten dat in het militaire voertuig geen kogelgaten zijn aangetroffen, zo staat in de vertrouwelijke rapportage.
Enkele weken na de uitvaart van Herman Gooding spreekt zijn dochter Sharon in Paramaribo twee BVD-burgers. Ze kennen elkaar. Sharon Gooding: „Een van hen zegt: ‘Vertel dit aan niemand door. Linscheer heeft de opdracht gehad om Herman te liquideren’.”
Foto van Herman Gooding in de handen van zijn dochter Sharon.Foto Mona van den Berg
In reactie laat Linscheer aan NRC weten dat „er voorzover mij bekend geen enkel probleem was met wijlen de heer Gooding met ondergetekende en of de legerleiding welke aanleiding zou kunnen zijn tot het geven van een opdracht hem te liquideren”. Hij spreekt ook tegen dat hij Gooding zou hebben bedreigd, zoals die in 1989 liet optekenen door een Nederlandse ambtenaar. Linscheer: „Ik denk niet dat er enige aanleiding of een belang was om de heer Gooding te bedreigen.”
De conclusie van de vertrouwelijke rapportage luidt dat het „nagenoeg zeker” is dat de Surinaamse inlichtingendienst „van Christopher en Linscheer daadwerkelijk betrokken is geweest bij de dood van Gooding”.
Rupert Christopher maakte in 2007 op 51-jarige leeftijd een eind aan zijn leven. Melvin Linscheer was van 2010 tot 2016 de hoogste man van de Nationale Veiligheid onder Desi Bouterse. In 2020 is hij benoemd tot veiligheidsadviseur van de huidige president Chan Santokhi – tot verbazing van velen, gezien zijn reputatie van ‘beul van het binnenland’. „Ik heb een rein geweten”, zei Linscheer in 1997 tegen NRC, tijdens een receptie in het presidentieel paleis in Paramaribo voor de viering van de onafhankelijkheid, „en de man hierboven kan ik recht in de ogen zien”.