Wat rouwen is – Joan Opheij (57) weet het nog steeds niet. Hij had er ook nooit over na hoeven denken, tot vijf jaar geleden.
Op maandag 9 maart 2020 werd hij gebeld door een vrijwilliger van RKVV Erp: „Jullie pap is onwel geworden.”
Zijn vader, Harrie Opheij, is die ochtend naar sportpark Den Uil gefietst, zoals elke maandag. Twintig pensionado’s poetsen dan de schade van het weekend weg. Ze boenen de bar, stampen de graspollen aan.
Harrie is een clubicoon, ouder dan de club zelf. Voetballer, scheidsrechter, elftalleider, wat heeft hij niet gedaan bij de voetbalvereniging? Als daar niets te doen is, fietst Harrie door naar zoon Joan, om een bakkie te doen of zijn kleinkinderen te zien. Op 85-jarige leeftijd wonen Harrie en zijn vrouw Dora nog zelfstandig. Natuurlijk, ze hebben hun kwaaltjes, maar voor hun leeftijd zijn ze hartstikke fit.
Op donderdag 27 februari, carnaval is net achter de rug, ziet Harrie samen met zijn vriend Toon Kerkhof (65), voorzitter van RKVV Erp, op de televisie in de kantine hoe minister Bruins van Medische Zorg een briefje in zijn hand gedrukt krijgt: de eerste coronabesmetting in Nederland is vastgesteld. Zorgen maken de mannen zich niet. Zo’n vaart zal het toch niet lopen?
Een week later rijdt het tweetal naar Uden voor de bekerwedstrijd tegen UDI’19. Dat doen ze samen met oud-voorzitter Lambèr van den Elsen en dorpspastoor Cees Rombauts. Met zijn vieren zien ze elke wedstrijd. Op de tribune in Uden zit Harrie flink te hoesten, na de 1-2 zege voor Erp gaat hij direct naar huis. Het is de laatste keer dat Toon Kerkhof zijn vriend ziet.
Een sluis in het ziekenhuis
Die maandag 9 maart wordt Harrie Opheij door een ambulance opgehaald bij de voetbalvereniging. Die avond mag hij ziekenhuis Bernhoven in Uden weer verlaten. Zijn kinderen – Joan, zijn broer en twee zussen – halen de bedden van hun ouders naar beneden, waar het toilet en de badkamer zijn. In de daaropvolgende dagen belt dochter Jannie meermaals met huisarts Maik Winkelhorst (41). Die laat op vrijdag een ambulance komen bij Opheij thuis. Ter plekke wordt besloten dat een tweede ambulance nodig is: ook Dora is ziek.
Vanaf zaterdagochtend mogen hun kinderen, één voor één, in „astronautenpak” en met mondkapje en bril op, door een sluis in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch naar hun ouders, die op twee kamers naast elkaar liggen. Met hun moeder kunnen ze nog praten, met hun vader niet meer.
Als de kinderen op zondag terugkomen, zegt de dokter: we kunnen niets meer voor hen doen. Dora Opheij overlijdt die avond. Dertig uur later overlijdt haar man Harrie.

In maart 2020, in de begindagen van de pandemie in Nederland, sterven tientallen inwoners van Erp aan de gevolgen van Covid-19. Het dorp bevindt zich, midden in brandhaard Brabant. De klok van de Sint-Servatiuskerk luidt op ongezette tijden. Er gaan kettingsloten op de poort van sportpark Den Uil, ambulance-sirenes weerklinken tegen de huizen in de verder lege straten. Vanachter hun raam zien dorpsbewoners lijkwagens voorbijkomen. Het doet hen denken aan de verhalen van hun ouders over de oorlog.
‘Errup’, zoals inwoners zeggen, is een sociaal, ondernemend en zelfstandig dorp. Er wonen ongeveer 5.300 mensen. Ouderen doen volop mee op de voetbalvereniging, bij de harmonie en de heemkundekring. Als het coronavirus rondgaat, maakt juist die gemeenschapszin het dorp kwetsbaar.
Mariska van Vliet (50), zelfstandig uitvaartverzorger, begeleidt in de regel twee of drie uitvaarten per week in Erp en omstreken. Ze verzorgt en kleedt de overledenen, schrijft gedichten en voert de regie tijdens de ceremonie. Zelden zegt ze: ik kan je niet helpen. Tot dat voorjaar, wanneer haar telefoon maar blijft overgaan. Ze krijgt huilende mensen aan de lijn die tevergeefs hebben aangeklopt bij andere uitvaartverzorgers – ook Van Vliet moet vaak nee zeggen. Overledenen moet ze, bij gebrek aan koelruimte, steeds verder weg brengen. Ze komt bij gezinnen die zwijgen over de besmetting van hun stervende familielid, omdat ze bang zijn dat Van Vliet hen anders niet kan helpen.
De huisartsenpraktijk van Winkelhorst wordt ingericht als callcenter – mensen bellen omdat ze aan de bar hebben gestaan met een coronapatiënt op de voetbal- of tennisclub. Winkelhorst stapt in zijn auto om langs te gaan bij mensen die te zwak zijn om hun huis te verlaten. In overleg met het volstromende ziekenhuis Bernhoven bepaalt de huisarts het lot van coronapatiënten: behandelen of laten gaan.
Maximale groepsgrootte
De ouderen in verpleeghuis Simeonshof, normaal zo actief in Erp, mogen niet meer naar buiten. „Mensonterend”, zegt huisarts Winkelhorst. Een familielid van een bewoner belt hem: mag ik niet eventjes mee naar binnen? Hij moet nee zeggen. Ouderen overlijden in eenzaamheid omdat ze hun kinderen niet kunnen zien. „Heel verdrietig”, zegt uitvaartverzorger Mariska van Vliet. „Onmenselijk.”
In het eerste weekend nadat Simeonshof is afgesloten, overlijden zes bewoners aan corona. Onder hen Cor Verbruggen, 61 jaar getrouwd met Anneke. Omdat zij besmet kan zijn door hem, mag ze niet naar de uitvaart. Door haar raam in het verpleeghuis, pal achter de kerk, kijkt Anneke naar de rouwstoet. De schoenen van haar man staan nog onder hun bed.
Door het raam kijkt ze naar de rouwstoet van haar man. Zijn schoenen staan nog onder het bed
Het is, vijf jaar later, het grootste litteken op de ziel van Erp: de manier waarop afscheid moest worden genomen van dierbare dorpsgenoten. Van Vliet verzorgt uitvaarten waarbij kleinkinderen achter de heg van de begraafplaats toekijken, zodat de maximale groepsgrootte niet overschreden wordt.
Bij de uitvaart van Harrie en Dora Opheij kunnen alleen Joan, zijn vrouw, zijn zoon, zijn dochter, zijn broer, zijn zus en haar man zijn. Zijn andere zus en haar man, zijn er niet bij. Zij hebben corona. Het afscheid in een uitvaartcentrum is „heel karig”, zegt Joan. Zo had hij zich het afscheid van zijn ouders, zo geliefd in de gemeenschap, niet voorgesteld. Een volle kerk, dat was gepast geweest. Twee weken later verliest Joan ook zijn schoonvader aan corona.
Het leed in Erp voltrekt zich in stilte, en op die manier wordt ook solidariteit betoond. Op z’n Brabants, achterom. Niet door „ellende te etaleren” of „een podium te pakken”, zegt burgemeester Kees van Rooij van gemeente Meierijstad, waar het dorp deel van uitmaakt. Van Rooij belt tijdens de eerste golf het dorp af: uitvaartverzorger Van Vliet, RKVV Erp-voorzitter Kerkhof en nabestaanden krijgen hem aan de lijn. „We staan naast jullie”, laat hij hun weten.
Bewoners van Erp vormen erehagen bij rouwstoeten, bedelven de kerktrappen onder een zee van rode rozen en brengen bloemen en taart naar de huisartsenpraktijk
De bewoners van Erp vormen erehagen bij rouwstoeten. Ze bedelven de kerktrappen onder rode rozen, ze brengen bloemen en taart naar de huisartsenpraktijk en ze onderhouden de tuin van het verpleeghuis – als de oudere vrijwilligers niet meer durven te komen. Geen enkel lid van RKVV Erp vraagt contributie terug, trainers leveren hun vrijwilligersvergoeding in.
Frietloket rechtdoor
Na de eerste golf gaat Joan Opheij fietsen in Friesland, met vier vrienden uit Erp. Op de terugweg van Dokkum naar Leeuwarden – waar Joans schoonvader wegens beddentekort in Brabant op de intensive care heeft gelegen – stoppen ze bij een boer om te vragen waar ze het wereldberoemde bruggetje bij Bartlehiem uit de Elfstedentocht precies kunnen vinden. De boer vraagt waar ze vandaan komen. „O, Brabant, waar de corona is.” Zelf kent de boer niemand die corona heeft gehad. Joan: „En ik had drie ouders verloren. Een vriend van mij zijn vader en tante. Daar kon die man zich niks bij voorstellen. Die dacht: hier is niks aan de hand.”

Rouwkaarten van ’talentspotter’ Ad de Groot (boven), vrijwilliger Harrie Opheij en Dora Opheij-van der Heijden (onder).
Zes maanden na het overlijden van zijn ouders organiseert RKVV Erp een herdenking voor de vrijwilligers die door corona gestorven zijn: Harrie en Dora Opheij, talentspotter Ad ‘Bobby’ de Groot en Cees Beekmans, die kort voor zijn overlijden nog het dameselftal had getraind. Tegenover 250 voetballers en leden in ruste, die op anderhalve meter afstand van elkaar in tuinstoelen zitten, zitten Joan en andere nabestaanden op de tribune. Die wordt, tot zijn verrassing, naar zijn vader vernoemd.
Wie dat bedacht had? Voorzitter Kerkhof zwijgt en wijst naar zichzelf, als er vijf jaar later naar gevraagd wordt. Hij schiet vol en loopt even weg uit de bestuurskamer van de voetbalvereniging.
Op tafel liggen bidprentjes van de overleden vrijwilligers
Op tafel liggen de spelregels voor rikken, een in Brabant populair kaartspel dat bij RKVV Erp al decennia wordt gespeeld. Kerkhof gebruikt nog altijd trucjes die hij van Harrie heeft geleerd. Naast de spelregels liggen bidprentjes van de overleden vrijwilligers. Verder herinneren alleen cirkels op de vloer in de kantine aan de coronatijd. De voetstappen in de cirkels vormen een looproute: rechtdoor naar het frietloket, linksaf naar de bar.
Nooit meer die pakken
Voor Joan Opheij is het einde van de coronamaatregelen een opluchting – die confronteerden hem constant met met de manier waarop zijn ouders overleden. „Ik heb me best geërgerd aan de coronawappies. Ik dacht: kom maar eens kijken wat hier gebeurd is.”
Het werkt nog steeds door, in Erp. Wanneer burgemeester Van Rooij een briljanten huwelijk bezoekt, gaat het over in coronatijd overleden familieleden. Als een griepvirus door Simeonshof trekt, zeggen verpleegkundigen: alsjeblieft, nooit meer die pakken aan. In de huisartsenpraktijk beginnen jongeren met psychische problemen uit zichzelf over hun worstelingen in coronatijd. Patiënten met long covid „grijpen alles aan om beter te worden”, ziet Winkelhorst. Er is veel aandacht voor in deze regio, waar bewoners ook nog altijd kampen met chronische Q-koorts. In het dorp herinnert een ‘mijmerbankje’, in een door inwoners zelf gecreëerd parkje, aan de coronatijd. Het heeft een S-vorm, voor ‘samen, sterk en saamhorigheid’.
„Je mist ze iedere dag”, zegt Joan Opheij, knikkend naar de portretten van zijn ouders op de schouw. „Maar het is niet meer zoals die eerste twee jaar.” Op de begraafplaats komt hij niet vaak. „Daar sta ik naar een steen te kijken.” Hij wijst naar zijn hoofd, „het zit hier”, en naar zijn hart, „en hier”.
Het schiet hem te binnen dat hij in de zomer van 2020 „best weleens een potje heeft staan janken” bij het graf van zijn ouders. Was dat dan ‘rouwen’? Hij weet het niet. „We gaan door en dan… ja…”, zegt hij met iets tussen een grimas en een glimlach. „Wij zaten als gezin in de frontlinie. Maar moeten we dat elk jaar gaan herdenken? Ik kan hoog springen, ik kan laag springen. Ik kan op de ramen gaan bonken. Dat het niet had hoeven gebeuren. Maar zo is het leven. Wij nemen het zoals het komt, zo zijn we opgevoed. Het is ons overkomen, met z’n allen.”

Voorzitter Toon Kerkhof van RKVV Erp op de tribune vernoemd naar vrijwilliger Harrie Opheij, die zijn besmetting niet overleefde.
