Vier versnellingen. Geen klokje. Drie schakelaars. En toch bleef deze auto lichtend voorbeeld

Reportage

Jubileum Aan de Peugeot 205, veertig jaar oud, kan geen moderne stadsauto tippen, schrijft Bas van Putten. Hij is betaalbaar, comfortabel „en wat staat hij daar in al zijn eenvoud chic te zijn”.

Foto Patrick Aventurier

De Peugeot 205 was, samen met de Renault 5, voor de autogeschiedenis zo belangrijk als de komst van Tesla voor de energietransitie. Hij promoveerde de stadsauto tot volwaardig vervoer. Zowel voor de bedrijfsresultaten van zijn fabrikant als voor de evolutie van de kleine auto was Le sacré numéro, zoals Peugeot hem betitelde, van 1983 tot 1998 zijn weltergewicht in goud waard. Het Britse autotijdschrift Car riep hem in 1990 uit tot Car of the Decade, en Peugeot bouwde er bijna 5,3 miljoen exemplaren van. De 205 werd een van de populairste compacts aller tijden.

Hij was dan ook geniaal. Hij was zo ruim dat je voor en achter heerlijk zat. En zuinig; 1 op 18 was met de kleinste benzinemotoren haalbaar, met de diesels helemaal. Hij pakte je in met zijn vriendelijke presentatie. Je kon de 3 meter 70 lange en 1 meter 56 brede auto overal kwijt. De prijs was schappelijk voor wat je kreeg. Hij was niet de goedkoopste in zijn klasse, maar voor nog geen 16.000 gulden had je in 1985 een Accent met dakspoiler, rode bies rondom, zwarte antenne en ‘full-cover-wielplaten’, lees: wieldoppen. Nu koop je zelfs voor 16.000 euro nauwelijks nieuwe auto’s meer, en de goedkoopste elektrische auto kost in Nederland ruim 20 mille. Het veertigjarig jubileum van de 205 biedt in meer dan één opzicht stof tot nadenken.

Peugeot 205 GL

Hoe bespaarde de koper destijds kosten? Door zijn 205 zo simpel mogelijk te houden. Dat kon. De 34 jaar oude rode 205 1.1 Accent van Deez Epskamp, 205-liefhebber te Groningen, is Hollandse zuinigheid uit het boekje. Zo reed half Nederland ooit 205. Vier versnellingen, niet vijf of zes. Geen klokje. Drie tuimelschakelaars voor bijna niks; alarmlicht, achterruitverwarming, mistlamp. Luxe versies met elektrisch bedienbare ramen waren leverbaar, maar Nederland stond er niet om te springen. Zelfs stuurbekrachtiging ontbreekt. Voor zo’n licht autootje geen drama.

Epskamp werd fan toen hij na het behalen van zijn rijbewijs voor 100 euro zijn eerste 205 kocht, inclusief apk. „Het was leuk en betaalbaar, het was een Peugeot.” Zijn ouders reden Peugeot of Citroën en in francofiele milieus vallen de appels zelden ver van de boom. Dit is zijn achtste 205, vrij opmerkelijk voor een 23-jarige, en niet zijn laatste. „205’s blijf je verzamelen. Er zijn er zoveel, en er zijn zoveel uitvoeringen.” De driedeurs- en de vijfdeursvarianten, de cabriolet. De simpele XE of Accent, de luxueuze Roland Garros met groenmetallic lak en wit leer, de snelle XS. De handbakken en automaten, de ruig tokkelende diesels, later zelfs een turbodiesel. En uiteraard de grensverleggende Rallye en GTI die amateurcoureurs het hoofd op hol brachten met voor minder onderlegde rijders soms fataal uitbundige prestaties.

Epskamp zou best nog eens zo’n snelle 205 willen hebben. De prijzen zijn helaas schrikbarend, oplopend tot ruim boven de 20.000 euro voor een GTI in topstaat. Met 54 pk kan hij gelukkig ook in zijn Accent al prima uit de voeten. „Het is mijn favoriete 205-model. Lekker kaal, niet eens een intervalstand voor de ruitenwissers. Het leuke van ouwe auto’s is: alles wijst zichzelf.” Los van de onbetaalbaarheid heeft hij nul behoefte aan iets nieuws met grote computerschermen en dikke wielen. „Het is de kwaal van deze tijd. Alles moet meer en groter.” Toen hij zelf iets groters kocht, een Citroën BX, begon hij al vrij snel zijn 205 te missen.

Gerbert van der Aa klust aan zijn Peugeot 504.
Foto’s Bram Petraeus

Kinderspel

Die past ook veel beter bij een stadsmens. We slingeren van steeg naar steeg door het centrum van Groningen, waar je je met moderne middenklassers olifant in de porseleinkast voelt. Een 205 is klein en smal, het uitzicht rondom is fantastisch. Harder dan vijftig rijden we nergens. Hier is de rode van Deez Epskamp voor gemaakt. „Dit zijn echte stadsautootjes. Deze route is een beetje vaste prik geworden voor onze vriendengroep.” Vriendengroep, ja – want er zijn meer jonge Groningers met zijn passie en Epskamp kent elke 205 in de stad. Hartje Groningen parkeren we hem aan de gracht voor een kop koffie. Inparkeren is kinderspel, en wat staat hij daar in al zijn eenvoud chic te zijn met dat beleefd glimlachende Peugeot-neusje.

„Dit is de duurste 205 die ik ooit heb gekocht”, zegt Deez. Voor zijn gave rode telde hij 1.500 euro neer. „Ik heb nog weleens een 205 opgehaald voor een krat bier.” Die tijden zijn helaas voorbij. „Inmiddels betaal je ook voor gewone modellen in redelijke staat snel 1.250 euro. Zijn status slaat nu over van studentenbak of bijstandsgebakje naar liefhebbersauto, dat merk je wel. Maar hij blijft bereikbaar voor iedereen.”

Kon je dat maar van nieuwe auto’s zeggen. Ook van kleinere modellen rezen de prijzen de laatste jaren de pan uit. Een Volkswagen Up! kostte op een kwade dag zomaar 19.000 euro. Echte stadsmini’s in wat vroeger het A- en B-segment heette, zijn er nauwelijks meer. Aangescherpte emissie- en veiligheidseisen dwongen fabrikanten tot kostbare technische maatregelen die de auto’s gaandeweg onbereikbaar maakten voor hun doelgroepen. Elektrische auto’s dreigen voor de gewone mens die vroeger nieuwe 205’jes of een Panda kocht helemaal onbetaalbaar te worden. Voor die kostenexplosie hebben autofabrikanten de afgelopen jaren nadrukkelijk gewaarschuwd. Je vraagt je af of ze voldoende serieus zijn genomen. En nu zitten we met het onplezierige gevolg dat de grote groep laagbetaalden zich zelfs met een vermogen aan subsidie ook op langere termijn geen volwaardige stekkerauto van gezinsformaat kan veroorloven. Die kost 30 mille en meer.

Gerbert van der Aa klust aan zijn Peugeot 504.Foto Bram Petraeus

Enorme beeldschermen

Daarom kopen jongeren stokoude benzine-auto’s, als ze zich die al kunnen permitteren; met 8,1 procent vormen ze nog maar een klein deel van de kopersmarkt, en dan voornamelijk die voor gebruikte auto’s. In 2017 constateerde het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in een studie dat minder dan drie van de tien jongvolwassenen in de leeftijdsgroep van 18 tot 35 een auto heeft, tegen meer dan zes op de tien 65-plussers. Ze hebben hem niet nodig omdat ze in de stad wonen, of kunnen hem simpelweg niet betalen. Dat dat verandert als ze ouder worden en met een gezin naar een ov-arm platteland vertrekken, is van latere zorg.

Daarom rijden ze nog steeds 205. En is Le Sacré Numéro inmiddels ook symbool voor de ontoegankelijkheid van de huidige automarkt. Keer op keer schrik je als autotestmens van de prijzen. Ga me niet vertellen dat elektrische auto’s zo goedkoop zijn in onderhoud. Bottleneck blijft de aanschafprijs. Meer dan 51 mille kost in Nederland de gemiddelde nieuwe EV.

Er komen echt goedkopere stekkerauto’s aan. Alleen heb je voor 25 mille nog steeds geen volksauto. Die kost wat tien jaar geleden een Volkswagen Up! of Fiat Panda, kleine Koreaan of Japanner kostte; de helft, maximaal 12.000 euro. Daar heb je nu alleen occasions voor.

Het zou al enorm helpen als de fabrikanten nog eens goed naar Epskamps Peugeootje zouden kijken. Zijn die enorme velgen en beeldschermen echt nodig? Misschien kunnen auto’s voor veel minder geld met minder toe. Anders zullen straks ook oudere jongeren stokoude tweedehandsjes blijven rijden.

Daarom blijft de 205 als ongeëvenaard goed voorbeeld nog wel even actueel. Op moderne kleine Peugeots heeft hij één ding voor: je kunt ook achterin zitten. Probeer dat maar eens in een nieuwe Peugeot 208. Die legt de chauffeur in de watten met indrukwekkende beeldschermen en een riante zitpositie, maar achterin kunnen volwassenen nauwelijks zitten. „Dat valt me zo op aan auto’s van tegenwoordig”, zegt Epskamp. „Alles is gefocust op de bestuurder en niet meer op de rest van de wereld. Altijd als mijn vrienden achter in mijn auto stappen zeggen ze: wat zit dat lekker.”

En nog charme ook.

Gerbert van der Aa klust aan zijn Peugeot 504.
Foto’s Bram Petraeus