Joris Bouwmeister (46) is nog geen minuut aan het woord, of er gaan al handen de lucht in. Bouwmeister, directeur van de Nijmeegse Vierdaagsefeesten, staat voor een groep van zo’n twintig mannen en vrouwen van middelbare leeftijd of ouder. Een man leunt op zijn rollator. Sommigen hebben een boekje op schoot en pen gereed. Tussen de stoelpoten staan lege koffiekopjes.
Het is eind mei. Het laatste ‘bewonersoverleg’, waar Nijmeegse binnenstadbewoners vragen en grieven over de Vierdaagsefeesten kwijt kunnen, is een feit.
„Om 00.30 uur gaat de muziek uit”, zegt een man die op het Faberplein in het centrum woont tegen Bouwmeister. „Dan begint iedereen te zingen: wat is het stil op het Faberplein. Nou prima, hoort erbij. Dan wordt de bar buiten opgeruimd. Oké. Maar dán komt om 4.00 uur de schoonmaakploeg alweer met vrachtwagens!”
Het wordt even stil. „Ja?”, zegt Bouwmeister. Dan lacht iedereen. „Ik wilde het gewoon even zeggen”, zegt de man.
Dat dit een week lang een feit is, en dat hij waarschijnlijk weinig zal slapen, weet deze bewoner ook wel. En hij accepteert het. Het hoort erbij.
„Vier dagen lopen, zeven dagen feesten”, is het gezamenlijke motto van de Vierdaagsefeesten én wandelevenement de Nijmeegse Vierdaagse. „Het zijn twee gescheiden organisaties, wat niemand verwacht”, zegt Bouwmeister. Het wandelevenement vraagt al best wat van de stad en daar komen de Vierdaagsefeesten nog bij. De feesten zijn uitgegroeid tot het grootste gratis toegankelijke evenement van Nederland. In deze week krijgt Nijmegen zo’n anderhalf miljoen bezoekers. Straten, pleinen en parken staan vol met podia, bars, foodtrucks en kermisattracties. En vier dagen lang starten 45.000 lopers midden in de stad hun tocht.
Zaterdag 13 juli barst het feest los, dinsdag 16 juli gaan de wandelaars van start. Hoe bereiden de stad, haar inwoners, de horeca zich voor? En is het de overlast waard?
28 meiBewonersbijeenkomst, De Lindenberg
Het is geen grote groep die op de avond in mei naar Bouwmeisters praatje luistert. Het zijn vaak dezelfde mensen die op deze bijeenkomsten afkomen, zegt hij.
Bouwmeister wil „de banden verbeteren tussen die mensen die hier wonen, de mensen die feesten en de mensen die organiseren”, zegt hij tegen de groep. Dat neemt hij serieus, daarom zijn er sinds 2018 vier bewonersbijeenkomsten per jaar, is er een telefoonnummer dat bewoners kunnen bellen bij overlast, en gaat er een bewonersenquête rond na de feesten.
De bewoners die er zijn, willen erbij betrokken worden, zeggen ze. De horecaondernemers zijn verantwoordelijk voor de invulling van de feesten op de pleinen. Zij communiceren slecht, wordt er gemopperd. „Ik heb een half A4’tje aan informatie van de organisator op mijn plein gekregen”, zegt een man verbolgen. „Ik krijg zo niet het idee dat ze het samen willen doen.” De regels zijn aangescherpt, zegt Bouwmeister. „Ondernemers moeten jullie echt informeren, anders mogen ze niet meedoen.”
Een man in de kring vraagt: „En die muziek aan het einde van de avond, kan dat niet wat zachter? Niet het volume, maar het is altijd harde techno. En al die jongeren dan spuiten en slikken…” Bouwmeister lacht. „Ik ga niet over wát de dj’s draaien hè.”
„Denk ook aan de bewoners die de stad gewoon ontvluchten deze week”, zegt Jaap Lamers (68) in de kring. „Die zijn er hélemaal klaar mee.” Lamers is bestuurder van het bewonersplatform van de binnenstad. „Die mensen gaan geen vragen beantwoorden in de enquête want ze zijn er niet.” Bouwmeister knikt. „Iets om rekening mee te houden.”
Het is gewoon het mooiste feest dat er is
Na de bijeenkomst zijn er bier en frituursnacks bij de bar. En de kritiek die Bouwmeister anderhalf uur lang om de oren vloog, heeft ineens plaatsgemaakt voor lokale trots. De trots maakt dat bewoners veel door de vingers zien. „Het is gewoon het mooiste feest dat er is”, zegt Lamers, die tijdens de bijeenkomst nog klaagde dat monumentale parken worden beschadigd door podia op het gras. „We hebben net even kunnen nuilen [Nijmeegs voor zeuren], maar daarna is het weer goed.”
Er een verschil tussen last en overlast, zegt Lamers sussend. „Last hoort er een beetje bij.” Hij feest zelf ook, al vanaf de jaren zeventig toen het feest één plein besloeg. „Het wordt steeds groter en als bewoner groei je mee”, zegt hij. „Het helpt dat wij steeds serieuzer worden genomen door de organisatie”, zegt hij. „Een paar jaar geleden wisten wij niet waar we moesten zijn met klachten, dat is nu anders.”
Jan-Pierre (55) woont sinds 2013 in het centrum. „Ik werk vanuit huis, en plan het meestal zo dat ik deze week vrij ben. Het is anders niet te doen. Maaike (47), die sinds 2011 in de binnenstad woont en net als Jan-Pierre uit privacyoverwegingen haar achternaam niet wil noemen, knikt. „Ik zorg gewoon dat ik alles in huis heb, en niet meer weg hoef. In de avond hoor ik het feest en denk ik altijd: ik ga toch maar even kijken.”
10 juniOrganisatorenoverleg, De Lindenberg
Het ritueel van de bewonersbijeenkomst herhaalt zich in De Lindenberg. Weer is er koffie, een presentatie, bier en bitterballen na afloop. Nu zitten er geen bewoners in het zaaltje, maar horecaondernemers. Zij organiseren alle programmering in de binnenstad, en zijn dus eigenlijk de Vierdaagsefeesten.
„Ik hoop dat iedereen zijn voorbereidingen getroffen heeft”, zegt Bouwmeister. Hij herhaalt dat de ondernemers zich aan de opbouw- en afbouwtijden moeten houden. „Hier horen wij veel klachten over van bewoners.” Er wordt gediscussieerd over het bekersysteem. Er moeten méér lege bekers worden ingeleverd en opgeraapt, want die worden hergebruikt. „Ik ga mijn personeel niet over de grond laten kruipen”, zegt een ondernemer hoofdschuddend.
Vraag het de binnenstadbewoners, en de horecaondernemer is de ‘winnaar’ van de Vierdaagsefeesten. De ondernemers zien dat zelf niet zo. Ze hebben zich na de bijeenkomst met fris, bier en snacks bij de bar verzameld. „De vergunning om het plein voor mijn zaak af te huren, kost zo’n 15.000 euro”, zegt restauranteigenaar Joost Eickmans bij de borrel. Een ondernemer moet tijdens de feesten voor een terrasvergunning bij de Stichting Vierdaagsefeesten zijn, en niet bij de gemeente. Mathijn Sommerdijk, van hotel Credible, is ook zo’n 15.000 tot 20.000 euro voor vergunningen en tenten kwijt, zegt hij. „Dan moet je nog personeel en een week aan programmering betalen.”
Daar betaalt de bezoeker ook wel voor. Een klein biertje kostte vorig jaar rond de 4 euro, en de prijzen stijgen tot ongenoegen van de bezoekers elk jaar door. Joris Bouwmeister snapt de onvrede wel. „Maar de charme van het evenement is dat het gratis is, met je biertje betaal je dus ook voor alle artiesten.” De grootste bedreiging voor de feesten vindt hij meegenomen bier van thuis of van de supermarkt. De gemeente onderzoekt zelfs of er volgend jaar een verkoopverbod voor supermarkten mogelijk is.
Ondernemer Tinus Weijkamp denkt dat 90 procent van de ondernemers pas op de laatste dag van de feesten geld gaat verdienen. Hij grijnst. „Vroeger zette je een tent neer met een volkszanger erin. Inmiddels is het veel professioneler geworden. Dat doen we onszelf ook wel aan. Als de één een mooie lichtshow heeft, wil de ander dat ook. Je wil zoveel mogelijk mensen naar jóúw plein lokken.” Het is een balanceer-act, zegt Weijkamp. Een té grote artiest kan en mag niet, dan wordt het te druk en kan niemand meer bij de bar. Dan verdien je ook niks.”
Waarom zou je als ondernemer al die moeite doen? „Als je eenmaal een paar jaar meedraait, kan je goed verdienen”, zegt Weijkamp. „En je wordt ergens ook gedwongen mee te doen”, zegt Eickmans. „Anders huurt een ander de straat of het plein voor jouw zaak af, dat wil je ook niet.”
Foto’s: Merlin Daleman
5 juliPersconferentie, het gemeentehuis
Voor de gelegenheid draagt burgemeester Hubert Bruls een stropdas in Vierdaagse-kleuren. De lokale trots is ook hier zichtbaar. „Het kan dus wel, heren”, zegt Bruls, liefdevol over zijn das strijkend, „stijlvol en gekleurd deze prachtige week in te gaan.”
Dit jaar worden er maatregelen genomen om het ‘gewone leven’ in de feestweek zo veel mogelijk door te laten gaan. Het centrum wordt beter en eerder bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer. „Want de bewoner moet de stad in en uit kunnen”, vindt de burgemeester. Onvermijdelijk komen er vragen over veiligheid. „Wat moeten lopers doen als het onweert?”, vraagt een journalist. „Hoe staat het met de veiligheid in verband met de polarisatie rond Israël?”, vraagt een ander. „En de verhoging van het dreigingsniveau van 3 naar 4, maakt dat uit?”
Bruls is kortaf. „Ik laat me niet gek maken. Er zijn geen concrete dreigingen. Toen Europa te maken had met veel aanslagen van de Islamitische Staat, was de Vierdaagse ook niet doorgegaan als ik naar alle verhalen had geluisterd. Ik heb ook nooit straten afgezet met betonblokken.” En een loper heeft een eigen verantwoordelijkheid, vindt Bruls. „Als de zon schijnt doe je een hoedje op, en anders loop je maar niet.”
De lokale overheid, de politie, de brandweer zijn te risicomijdend geworden, zegt de burgervader na de persconferentie. „Toen ik in 2012 burgemeester werd, kon je tijdens de Vierdaagseweek nog in de middag met je auto het centrum in. Dat is steeds verder beperkt. Nu zetten we een stapje in de andere richting. Ik ben benieuwd.”
Een groot evenement als de Vierdaagse uit het niets opzetten, zou in deze tijd onmogelijk zijn, zegt zowel Hubert Bruls als Joris Bouwmeister. De burgemeester knijpt bij veel regels een oogje toe. Zo staan verkoopstandjes volgens brandveiligheidseisen te dicht op gevels van panden. „Door de ervaring, de omvang en de betekenis van de Vierdaagse kan ik het toestaan”, zegt Bruls. „Bij een nieuw evenement zou ik dat niet doen, omdat ik de organisator niet ken.”
Incidenten komen voor, zegt Bouwmeister. „Maar nooit zijn het enorme vechtpartijen, zoals je soms wel eens in het westen van het land ziet. Misschien is de sfeer bij de Vierdaagse anders, omdat de hele stad ermee bezig is”, denkt Bouwmeister. „Zo’n 60 procent van de bezoekers van de feesten komt uit de regio Nijmegen. Minder mensen van buiten komen problemen opzoeken. Iedereen voelt die trots.”
8 juliKantoor Stichting DE 4DAAGSE
Lotte Janssen (42) kijkt op haar kantoor van de Vierdaagse, in een statig pand op een heuvel in Nijmegen, verheugd om zich heen. In de gangen staan stapels dozen met daarin de Vierdaagsekruisjes: medailles voor de deelnemers. Janssen is hoofd van het organisatiebureau. „Als de dozen komen, is het een teken dat het bijna zover is.” Een kamertje verderop is iemand bezig met het natellen van de kruisjes. Dat alleen al duurt weken.
In de ochtendvergadering nemen de twaalf medewerkers van de stichting de stand van zaken door. Waar de Stichting Vierdaagsefeesten (onderdeel van ACBN Evenementenbureau Nijmegen) bezig is met het vertier, houdt deze organisatie zich bezig met alles rond het lopen zelf. Er zijn geen post-its geplakt op een groot papier met daarop ‘Paniek’. Wel hangen er briefjes op het papier met ‘Zorgen’. „De Amerikaanse militaire delegatie schreef zich te laat in”, zegt Janssen, „maar dat kwam goed.”
Het opbouwen van het start/finish-terrein is al volop bezig. Vanwege de impact op de buurt is er sinds vier jaar een buurtoverleg. „Ze hebben toch zo’n vier weken last van ons”, zegt Janssen. En de organisatie zet om de vijf kilometer naast het parcours een toiletgroep, om wildplassen en -poepen te voorkomen „Nog steeds gaan mensen achter bosjes, in tuinen”, zucht Janssen. „Dat vinden we echt vreselijk.”
In de middag fietst operationeel coördinator Luc Dirks (33) naar het start/finish-terrein. Zijn telefoon gaat constant over terwijl hij door een enorme tent loopt en dingen aanwijst. „Hier staan straks allemaal veldbedjes, en worden er blaren geprikt.”
Tentenbouwer Ferry Mosch (46) komt op Dirks af en schudt hem de hand. Hij is aan het werk, maar Mosch kan zijn enthousiasme voor de Vierdaagse moeilijk verbergen. Hij komt uit de Randstad en zo’n twaalf weken in het jaar slaapt hij in een hotel in Nijmegen, waar hij het startterrein en het tentenkamp voor de militaire deelnemers bouwt. Daarna loopt Mosch zélf de Vierdaagse. En dan breekt hij de boel weer af. „Het begon toen er tijdens het opbouwen voor de grap een paar wandelschoenen en een startbewijs voor mij werd gekocht”, zegt hij. Komende dinsdag trekt hij de wandelschoenen opnieuw aan. Mosch grijnst: „Het wordt mijn zevende keer.”