N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Markten Amsterdam Dedain tegenover marktkooplui, ambtelijke wildgroei en een totaal gebrek aan overzicht: de Amsterdamse ombudsman velt een snoeihard oordeel over hoe de gemeente omgaat met de markten.
Het gaat niet goed met de markten in Amsterdam, de trotse markthoofdstad van het land. Zeker, er zijn lichtpuntjes aan te wijzen, zoals een nieuw marktje in de slagschaduw van de torens van de Zuidas, of anders de hipstermarkten in wisselende parken en een paar buurtkramen in Betondorp, maar dat zijn particuliere markten en daar staat nog geen 10 procent van de ruim vijfduizend kramen die wekelijks worden opgesteld.
Over de hele linie is een neergang zichtbaar en dat is, volgens de klagende kooplui, de schuld van de gemeente: marktmeesters verstaan hun vak niet, bezettingsgraden kloppen niet, lege plaatsen worden niet opgevuld en er is een enorme achterstand bij de periodieke herindelingen van de markten. De waaier aan klachten, verspreid over een groot aantal markten, was voor Munish Ramlal, de Ombudsman Metropool Amsterdam, mei vorig jaar aanleiding om een diepgaand onderzoek te beginnen.
Nou kankeren kooplui, en zeker Amsterdamse kooplui, graag en veel, maar dat er ook wordt geklaagd op markten die het wel goed doen, zoals Plein ’40-’45, een bruisende markt die klanten uit de wijde omgeving trekt, dat geeft te denken. De gemoederen liepen daar zo hoog op, dat de ombudsman eind januari persoonlijk een kijkje is gaan nemen.
Tot zijn verbazing zag hij dat de ene ambtenaar (een handhaver) de andere (een marktmeester) een bekeuring gaf omdat die de kooplui over het fietspad de markt af liet rijden. Dat er geen legale manier was om van het plein af te komen – er is voor de kooplui maar één uitgang om de 150 kramen in twee uur tijd op te bouwen en af te breken – vermocht hem niet te vermurwen.
Lees ook dit artikel: ‘De markten moeten op de schop’
Intimidatie
„Bijna een half jaar eerder hadden we deze gevaarlijke toestand al aangekaart, compleet met een alternatieve plattegrond met bredere paden en drie uitgangen. We kregen niet eens een reactie”, vertelt Abdeslam Belfqih, die met exclusieve hoofddoeken op de markt staat en actief is in de marktadviescommissie. „Dat de visboer niet op een waterdichte vloer staat, wat verboden is: zelfde verhaal. En zo hadden we nog elf punten, de meeste zou je morgen kunnen uitvoeren.”
De ombudsman besloot de publicatie van zijn onderzoek niet af te wachten en schreef op 31 januari een brandbrief aan de maar liefst vijf gemeentelijke directeuren die over deze markt gaan. En hij waarschuwde dat er een einde moest komen aan het „intimideren” van de kooplui met boetes. De verantwoordelijke wethouder, Sofyan Mbarki van Economische Zaken, beloofde dat de kooplui voorlopig met rust zouden worden gelaten, maar de oorzaak van de problemen is nog altijd niet aangepakt.
Marktkoopman Belfqih: „Om druk op de ketel te zetten hebben we nu de brandweer aangeschreven, in de hoop dat die ingrijpt, want het is ook nog eens hartstikke onveilig. Op een Brabantse markt is vorige week een viskraam ontploft, als dat hier was gebeurd, waren er doden gevallen.”
Donderdag verscheen dan eindelijk het langverwachte eindrapport van de ombudsman en diens conclusies liegen er niet om. Ombudsman Munish Ramlal: „De gemeente Amsterdam ondermijnt de markt en dat is slecht voor de negenhonderd ondernemers en hun personeel die er hun brood verdienen én voor de stad als geheel, want markten hebben een belangrijke sociale functie.”
Schoon schip
Amsterdam is volgens de ombudsman de grip op zijn markten verloren. Van oudsher gold op elke markt de verplichting om eens in de drie jaar een herindeling te maken. Dat was het moment waarop schoon schip werd gemaakt: kooplui die structureel te weinig kwamen opdagen, verloren hun vaste plaats, trouwe „sollicitanten” kregen juist een vaste plaats, en daarmee perspectief. Ook fysieke aanpassingen werden besproken, zoals een andere opstelling van de kramen, terrassen bij de kramen, bredere middenpaden en experimenteerzones. Ramlal leerde van de kooplui hoe belangrijk de herindelingen waren voor de sociale verhoudingen: „Rekeningen werden vereffend: tussen de kooplui onderling en tussen de kooplui en de gemeente. Zo ontstond een vaste kern van mensen die het samen rooiden.”
In 2016 werd de verplichting ondanks scherpe protesten van kooplui geschrapt uit de nieuwe Marktverordening. Maatwerk was volgens de gemeente geboden, en dus zou elke drie jaar worden beoordeeld of een herindeling nodig was. Dat was flexibel, schreef de gemeente toentertijd in een toelichting aan de raad, zo kon je „actiever gebruikmaken van de mogelijkheid tot herindeling”.
De ambtelijke kluwen is adembenemend: boven de marktmeester een marktbeheerder, daarnaast een marktmakelaar, daarboven weer een directeur
Lang verhaal kort: de afgelopen zes jaar blijken slechts 10 van 26 markten opnieuw te zijn ingedeeld, waarbij de opheffing van een markt voor het gemak ook als herindeling is aangemerkt. Dat verklaart de paradox van markten die kampen met veel lege plekken, en sollicitanten die vergeefs azen op een vaste plaats. Precies waar kooplui al jaren over klagen.
Meer nog dan aan de verwaarlozing van de herindelingen, stoort Ramlal zich aan de hautaine en technocratische houding van ambtenaren. Hij vertelt: „Ik heb geobserveerd dat kooplui met dedain tegemoet worden getreden en dat er noch naar hun klachten, noch naar hun ideeën wordt geluisterd. Dat speelt met name bij de afdeling Economische Zaken, die zich sinds 2016 steeds intensiever met de markt is gaan bemoeien.”
Topje van de ijsberg
De Amsterdamse markten worden op twee manieren door de gemeente aangestuurd: de afdeling Markten zorgt voor de praktische organisatie, EZ voor de beleidsmatige ontwikkeling. En dan hebben ook de stadsdelen nog een flinke vinger in de pap, want die gaan over de pleinen en straten waar de markten staan. Deze driedubbele structuur is er mede debet aan dat de organisatorische problemen in Amsterdam veel groter zijn dan in andere steden.
De afgelopen zes jaar verzesvoudigde de ambtelijke inzet op de markten van EZ van 0,7 fte naar 4,2. De ambtenaren schreven een Marktvisie, lieten onderzoek doen, verdeelden de stad in vier windrichtingen en bepaalden welke markten moeten krimpen en waar nieuwe markten moeten komen. Er wordt nog volop gewerkt, maar Ramlal is onverbiddelijk in zijn oordeel: „De Marktvisie bevat een aantal ernstige en fundamentele tekortkomingen.” Niet alleen heeft EZ er volgens hem geen oog voor dat de markt een van de weinige plekken is waar allerlei soorten mensen elkaar ontmoeten, maar ook kloppen de cijfers en aannames niet, mede omdat het ingeschakelde onderzoeksbureau niet capabel was. Zo werden marktbezoekers die geen Nederlands spreken niet geïnterviewd. „Maar de grootste misvatting”, zegt hij, „is dat kooplui niet zouden vernieuwen en dat innovatie van het stadhuis zou moeten komen. Zolang de gemeente de praktische organisatie niet op orde heeft, moet EZ zich niet meer met de markt bemoeien.”
Herindelingen zijn slechts het topje van de ijsberg aan praktische problemen. Uit het rapport: „De administratieve organisatie inzake de Amsterdamse markten is ondanks een extra financiële impuls in 2017 van 3,3 miljoen euro (verspreid over drie jaren) ver onder de maat.”
Meer geld is niet de oplossing
De ambtelijke kluwen rond de markten is inderdaad adembenemend: van oudsher is de marktmeester de baas, maar inmiddels staat boven hem een marktbeheerder, die naast zich weer een marktmakelaar weet, en daarboven een directeur. En dan zijn er de gebiedsteams en de straatmanagers die zich vanuit het stadsdeel met de markt bemoeien.
Meer geld is dan ook niet de oplossing, stelt ombudsman Ramlal: „Zonder samenwerking leiden meer ambtenaren alleen tot meer afstemmingsproblemen.” Hij pleit voor eerherstel voor de klassieke marktmeester: „De marktmeester was vroeger een meester die iedereen bij de les hield, zowel de kooplui als de bezoekers. Daar heb je gezag voor nodig. De gemeente moet dan ook stoppen met het inhuren van uitzendkrachten: zet ambtenaren met levenservaring in, die niet alleen de regels kennen, maar ook de geest.”
Hoofddoekjesverkoper Belfqih van Plein ’40-’45 reageert kritisch: „Vakbekwame marktmeesters zouden een hele verademing zijn, dus ja: graag, maar de hele organisatie moet op de schop. Iedereen praat nu zó langs elkaar heen, dat we tegenwoordig onze eigen notulist meenemen naar vergaderingen, dat doet de jongen van de kruiden.” Belfqih vraagt zich af waarom de gemeente „de wildgroei van functies” niet in elkaar schuift. „Wat elke markt nodig heeft, is een marktmarinier: één persoon met genoeg macht om ter plekke knopen door te hakken.”